Geschiedenis Werkplaats 3e ed - Hoofdstuk 2 - Ontdekking en verovering oefentoetsen & antwoorden

a) grootmacht: machtig land. b) symbool: iets met een bepaalde betekenis. c) concurrent: iemand die hetzelfde wil. d) hindoeïsme: oosterse godsdienst van de hindoe. e) inheems: afkomstig uit het gebied zelf. f) ontdekkingsreis: zoektocht naar onbekend gebied. g) driehoekshandel: handel tussen Europa, Afrika en Amerika. h) europeanisering: verspreiding van de Europese cultuur buiten Europa. i) plantage: groot landbouwbedrijf waar een product wordt verbouwd. j) trans-atlantische slavenhandel: vervoer van slaven over de Atlantische oceaan. a) Fout: verdreven uit. Het moet zijn: kwamen naar b) Fout: onbekend. Het moet zijn: een bekend c) Fout: Nederlanders. Het moet zijn: Portugezen d) Fout: Afrika. Het moet zijn: Azië e) Fout: niet. Het moet zijn: wel f) Fout: Oude Wereld. Het moet zijn: Nieuwe Wereld De juiste combinaties zijn: 1VI, 2IV, 3V, 4III, 5II, 6I 2,1,3,5,4,6 Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van hoe de Spanjaarden omgingen met godsdienstige minderheden. Bijvoorbeeld: Spanjaarden dwongen minderheden om christelijk te worden. 2. Een uitleg van hoe de Ottomanen omgingen met godsdienstige minderheden. Bijvoorbeeld: Ottomanen stelden minderheden achter, maar minderheden mochten hun geloof houden. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een beschrijving van hoe er werd gehandeld met Azië in die tijd. Bijvoorbeeld: De handel kwam stil te liggen door conflicten. 2. Een uitleg waarom Portugezen dus zelf op zoek gingen naar Azië. Bijvoorbeeld: Als Portugezen toch de beschikking wilden hebben over specerijen, moesten zij zelf op zoek gaan naar de weg naar Indië. Juiste antwoorden gaan in op producten uit Amerika die tegenwoordig nog in Nederland worden gegeten, zoals tomaten. Juiste antwoorden gaan in op de voordelen van deze afspraak voor beide partijen. Bijvoorbeeld: Dan konden er geen conflicten ontstaan tussen beide landen en konden beide landen zich concentreren op het veroveren van nieuwe gebieden. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Het benoemen een relevant kenmerk van dit tapijt. Enkele voorbeelden: - Het tapijt is ongeveer 400 jaar later gemaakt. - Het tapijt is een kunstwerk. 2. Een uitleg van waarom dit tapijt daarom niets zo veel zegt over het verloop van de slag. Enkele voorbeelden: - In de loop van de tijd kan het verhaal zijn aangepast. - Kunstenaars hebben niet de bedoeling om precies te vertellen hoe iets gegaan is. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze: In dit geval: negatief. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Door de Spanjaarden zijn veel leden van de oorspronkelijke bevolking om het leven gekomen. Juiste antwoorden gaan in op het feit dat Europeanen deze namen hebben bedacht. a) Juiste antwoorden gaan in op het feit dat deze leider niet wist hoe een boek open moest. b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg waarom deze leider geen christen wilde worden. Bijvoorbeeld: De leider wil niks met de bijbel te maken hebben. 2. Een verwijzing naar de bron waar dit uit blijkt. Enkele voorbeelden: - Hij wordt boos als hij wordt geholpen. - Hij gooit de bijbel weg.