Nieuw Nederlands 6e ed
- Hoofdstuk 2 - Buiten
oefentoetsen & antwoorden
6e ed
Klas 2|Vmbo-t/havo
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 6e ed
Online maken
Toets afdrukken
a) Een beslissing nemen
b) Een grote man
c) Met een probleem blijven zitten
d) Kort slapen, een dutje doen
e) Fijn voelen, bekend voelen
De betekenissen van deze uitdrukkingen moet je kennen uit de opgaven in de paragraaf.
Tip: gebruik ook de tekst om achter de betekenis te komen, als je een uitdrukking niet kent.
a) De gevolgen ondergaan: op de blaren zitten
b) Een veilige keuze maken: kiest voor de veilige weg (ze kiest niet letterlijk een veilige weg, maar is verstandig)
c) Te ver zijn gegaan: te bruin gebakken, te bont gemaakt
d) Erg boos zijn: kookt van woede (dit is figuurlijk gebruikt, want ze kookt natuurlijk niet echt)
Dat is een bijvoeglijk naamwoord dat zegt waarvan iets gemaakt is (dus bijvoorbeeld metalen bestek, houten trap).
a) Ik heb mijn rode pen graag in mijn zak.
Zelfstandig(e) naamwoord(en): pen, zak
Lidwoord(en): -
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en): rode
Voorzetsel(s): in
Werkwoord(en): heb (werkwoorden zeggen iets over wat iemand doet of wat er gebeurt)
b) Wij schudden elkaar de hand.
Zelfstandig(e) naamwoord(en): hand
Lidwoord(en): de
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en): -
Voorzetsel(s): -
Werkwoord(en): schudden
c) Zij heeft zich erg vergist in hem.
Zelfstandig(e) naamwoord(en): -
Lidwoord(en): -
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en): -
Voorzetsel(s): in
Werkwoord(en): heeft, vergist
d) Frank heeft paarse gympen en een rood shirt gekocht.
Zelfstandig(e) naamwoord(en): Frank, gympen, shirt
Lidwoord(en): een
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en): paarse, rood
Voorzetsel(s): -
Werkwoord(en): heeft, gekocht
e) We rijden zo over de brug.
Zelfstandig(e) naamwoord(en): We, brug
Lidwoord(en): de
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en): -
Voorzetsel(s): zo, over
Werkwoord(en): gaan
Door twee zinnen aan elkaar te plakken met een voegwoord.
a) Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
b) Ik heb online gezocht naar een nieuwe broek, maar ik heb geen jeans gevonden.
c) Piet heeft een nieuwe fiets nodig, omdat zijn oude kapot is gegaan.
d) Jan zit in de kamer terwijl Lisa buiten speelt.
a) Ik ben boos, want hij heeft mijn geodriehoek kapotgemaakt. (Het voegwoord want past hier: je bent immers boos omdat hij de geodriehoek kapot heeft gemaakt. Het zijn oorzaak en gevolg).
b) Nadat we het kaartje voor het museum kochten, gingen we het museum in. (Deze twee zinnen volgen op elkaar. Daarom gebruiken we het voegwoord nadat. Hierbij moeten we woordvolgorde veranderen).
c) Ik ga naar buiten, maar het is koud, dus ik doe mijn muts op. (Hier horen twee voegwoorden, omdat we drie zinnen aan elkaar plakken).
d) Hij kijkt op zijn telefoon terwijl hij op de bus wacht. (Het gebeurt tegelijkertijd, vandaar het voegwoord terwijl; let ook bij deze zin weer op de woordvolgorde).
a) Een citaat is als je opschrijft wat iemand letterlijk heeft gezegd.
b) Aanhalingstekens. Je moet altijd aanhalingstekens om een citaat heen zetten. Als het citaat midden in een zin staat, heb je verder ook een dubbele punt nodig. Verder moet je het citaat eindigen met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Hoofdletters moeten bij: Aardrijkskundige namen - straatnamen - namen van merken - jongensnamen.
a) De VVD-fractie in de Tweede Kamer stemt voor het wetsvoorstel, omdat iedereen het een goed plan vond.
Toelichting: VVD en Tweede Kamer zijn beide eigennamen en deze schrijf je dus met een hoofdletter.
b) In de showroom staat ook een tweedehands Mercedes.
Toelichting: hoofdletters moeten altijd aan begin van de zin, en Mercedes is de naam van een merk.
c) ‘s Nachts varen er geen boten over de Rijn.
Toelichting: begin van de zin eerste letter van een woord, ‘s is de laatste letter, aardrijkskundige naam.
d) In de herfst komt de wind vaker vanuit het oosten, zegt Piet Paulusma.
Toelichting: begin van de zin, voornaam en achternaam. Seizoen en windrichting geen hoofdletter.
a) “Ik ga vandaag vroeg naar bed, want ik ben ziekjes”, zei Meike.
Toelichting: Voor het voegwoord want moet een komma; verder is de eerste deel van de zin een citaat, dus moet die tussen aanhalingstekens, en er moet een komma achter omdat het één zin vormt. Meike is een naam en moet dus met een hoofdletter.
b) Morgen ga ik fietsen, maar ik weet nog niet waar naartoe.
Toelichtin: Voor voegwoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want, plaats je een komma.Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
c) Henk zei tegen Freddie: “Als jij doorloopt, kunnen we de trein nog halen!”
Toelichting: Het tweede deel is een citaat. Er moet een dubbele punt voor en het moet tussen aanhalingstekens. In het citaat geldt: tussen twee persoonsvormen plaats je een komma, en na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt: hier moet dus een komma. Eindig het citaat met een uitroepteken (of eventueel mag je ook een punt kiezen). Begin de zin verder met een hoofdletter.
d) Kim gaat morgen uit eten. Ze gaat samen met haar beste vriendin.
Toelichting: Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt. Elke zin start met een hoofdletter.
e) Op Prinsjesdag spreekt prinses Maxima iedereen toe, rijdt met de gouden koets rond en zwaait naar de mensen in Zeist.
Toelichting: De eerste letter van de zin schrijf je met een hoofdletter. Het groene boekje met de officiële spelling schrijft Prinsjesdag met hoofdletter. Alle koninklijke voorvoegsels (koning, koningin, prinses, enz. Worden met kleine letters geschreven. Zeist is een stad en dus schrijf je dit met een hoofdletter. Verder moet er een komma tussen toe en rijdt, want dat zijn verschillende zinsdelen. Ook moet de zin eindigen met een punt/
Hoofdzaken zijn de delen van de tekst die echt nodig om het verhaal te kunnen begrijpen. Bijzaken zijn minder belangrijke onderdelen, zoals voorbeelden of extra toelichting.
a) 7 technologische ontwikkelingen in de zorg.
b) Het onderwerp introduceren.
c) Deze verwijst naar een Cyborg.
d)
i) bijzaak (hier wordt een voorbeeld gegeven bij de belangrijkste zin)
ii) bijzaak (dit is een voorbeeld van de zin “In de zorg worden steeds meer vormen van AI toegepast.“)
iii) hoofdzaak (dit is de belangrijkste zin van de alinea)
e) Twee mogelijke antwoorden zijn juist, mits goed onderbouwd:
Toekomstverwachting scheppen: Hoe ziet de technologie in de zorg er over 20 jaar uit?
Aanbeveling doen: Mensen aansporen zelf te ontdekken welke ontwikkelingen en technologie of eHealth-toepassingen bij hun organisatie en zorgvragen passen.
f) 7 technologische ontwikkelingen die nu al zichtbaar zijn en over 20 jaar waarschijnlijk helemaal ingeburgerd zijn in de zorg. (Je vindt deze zin in de inleiding van de tekst. Tip: de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin, is de hoofdgedachte van de tekst.)
De zin en onzin van afval scheiden
(1) Afval scheiden zorgt vaak voor verwarring, maar het blijkt wel heel belangrijk dat we het blijven proberen.
(2) Als we het afval blijkbaar ook achteraf kunnen scheiden, heeft het dan eigenlijk wel zin dat wij ons afval netjes in aparte bakken gooien?
(3) Eigenlijk kunnen we daar heel kort over zijn: ja, het is ontzettend belangrijk om zelf thuis al zo veel mogelijk te scheiden.
(4) Een aantal stromen wordt overal apart opgehaald.
(5) Ook zou het volgens Bakker goed zijn als we ons groente, fruit en tuinafval (GFT) apart inzamelen.
(6) Dit maakt afval scheiden bij de bron niet altijd handig en realistisch.
(7) Eén ding is zeker: afval scheiden is goed, maar de manier waarop moet nog beter onderzocht worden.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.