Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Historische context 2 - Duitsland in Europa (1918 - 1991) oefentoetsen & antwoorden

a)  Fout: ultimatumpolitiek. Het moet zijn: appeasementpolitiek. b)  Fout: in.  Het moet zijn: buiten (achter het front). c) Fout: Potsdam. Het moet zijn: Jalta. d)  Fout: verwelkomd. Het moet zijn: gehaat. e)  Fout: agressief. Het moet zijn: verzoeningsgerichte. f) Fout: West-Duitsland. Het moet zijn: Tsjecho-Slowakije / Hongarije.   6-4-3-1-2-5   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de Duitsers werd verteld in de oorlog. Bijvoorbeeld: De Duitsers wisten niet hoe slecht de Duitse militaire situatie was. 2. Een uitleg waarom het nieuws van de overgave leidt tot verrassing. Bijvoorbeeld: Toen de slechte situatie van Duitsland openbaar kwam, was dat dus een totale verrassing.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de Vrede van Versailles inhoudt. Bijvoorbeeld: In de Vrede van Versailles werden afgesproken welke straf Duitsland zou krijgen. 2. Een uitleg waarom de Fransen teleurgesteld zijn. Bijvoorbeeld: De Fransen vonden de straf niet zwaar genoeg. Ze waren bang dat Duitsland snel hersteld zou zijn en dat er een nieuw conflict zou ontstaan.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg door wie Duitsland wordt veroverd. Bijvoorbeeld: De Amerikanen veroverden het westen van Duitsland; de Sovjets het oosten van Duitsland. 2. Een uitleg hoe dit het verschil in behandeling verklaart. Bijvoorbeeld: De Sovjets zagen de Duitsers als hun grootste vijand omdat de Duitsers een aanzienlijk deel van de Sovjetunie kapot hadden gemaakt. De Amerikanen waren zelf niet bezet geweest door de Duitsers waardoor zij minder wraakgevoelens hadden.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de Blokkade van Berlijn inhield. Bijvoorbeeld: De Sovjets blokkeerden een langere periode alle toegangswegen tot West-Berlijn. 2. Een uitleg waarom de Amerikanen dit conflict wonnen. Bijvoorbeeld: Omdat de Amerikanen West-Berlijn bevoorraadden door een luchtbrug, maakten zij duidelijk dat Amerika uit was op welvaart. Veel mensen kregen het idee dat de Sovjetunie uit was op het verstoren van de vrede.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er veranderde in Oost-Duitsland na de eenwording. Bijvoorbeeld: Veel bedrijven gingen failliet. 2. Een uitleg waarom sommige mensen terugverlangen naar de DDR. Bijvoorbeeld: In de DDR was er geen openbare werkloosheid. Daar verlangden mensen naar terug.   a) De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.  Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme.  b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het benoemen van een gebeurtenis. In dit geval: De stemming over de eenwording tussen Duitsland en Oostenrijk.  2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Dit blijkt dat de opmerking over dat Hitler kan terugkeren naar zijn geboortegrond en het vreedzame karakter van wat er moet gaan gebeuren.   a) Twee van onderstaande: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.  Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme.  Het voeren van twee wereldoorlogen.  Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.  b) Juiste antwoorden gaan in op het begrip propaganda. Bijvoorbeeld: Veel Nederlanders dachten dat deze woorden propaganda waren en (wellicht) niet zouden worden uitgevoerd.   a) Juiste antwoorden gaan in op de Koude Oorlog. Bijvoorbeeld: Door de Koude Oorlog blokkeerden de VS of de Sovjet Unie veel voorstellen. b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het benoemen van een land. In dit geval: Rusland. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Omdat Rusland in verval was geraakt, was het land kort na de Koude Oorlog eigenlijk geen grootmacht meer.   Juiste antwoorden gaan in op het feit dat de spanningen tussen beide landen afnemen. Bijvoorbeeld: Volgens Kennedy willen de Sovjets geen oorlog. Dat betekende dat de spanningen tussen beide landen kleiner werden.    a) Juiste antwoorden gaan in op de oorlogen die in het verleden zijn gevoerd door Frankrijk en Duitsland. Bijvoorbeeld: Tussen 1870 en 1945 voerden de Fransen en de Duitsers drie keer oorlog. Tijdens de Koude Oorlog was er geen oorlogsdreiging. Een herenigd Duitsland zou wellicht weer voor spanningen tussen beide landen kunnen zorgen. b) Juiste antwoorden gaan in op de financiële steun van Duitsland aan Rusland. Bijvoorbeeld: De Duitse regering zegde financiële steun toe aan Rusland zodat het land de economie kon herstructureren.