Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Historische context 3 - Nederland (1948 - 2008) oefentoetsen & antwoorden

a) Consumptiemaatschappij: samenleving waarin veel mensen een behoorlijk deel van hun inkomen uitgeeft naar luxeproducten. b) Digitale revolutie: de veranderingen die het gevolg zijn van toenemend en verbeterde inzet van computers. c) Geleide loonpolitiek: economisch beleid waarbij de overheid veel invloed heeft op het economische leven. d) Ontzuiling: ontwikkeling waarbij de organisatie van de samenleving naar levensbeschouwelijke achtergrond, wegvalt. e) Polarisatie: situatie waarbij het onderlinge wantrouwen groot is zodat het moeilijk is om nog samen te werken. f) Sociale grondrechten: verplichting van de overheid om te zorgen voor bepaalde zaken (bijv. onderwijs). g) Verstedelijking: ontwikkeling waarbij een steeds groter deel van de bevolking in steden gaat wonen. h) Verzorgingsstaat: staat waarin de overheid alle burgers een bestaansminimum garandeert.  i) Verzuiling: samenleving die georganiseerd wordt door de levensbeschouwing van mensen. 5-1-4-3-2-6Toelichting:5) Opheffing handelingsonbekwaamheid Nederlandse vrouwen.1) De Eerste Oliecrisis vindt plaats.4) Het Verdrag van Schengen wordt gesloten.3) Het Verdrag van Maastricht wordt gesloten. 2) De val van Srebrenica vindt plaats.6) Pim Fortuyn wordt vermoord. Juiste antwoorden gaan in op het belang dat Nederland had om de VS te steunen. Bijvoorbeeld: Militair: Nederland beschikte over te weinig militaire middelen om zichzelf te verdedigen. Economisch: De VS gaven Marshallhulp. Dit geld had Nederland nodig voor de wederopbouw. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van wat de jongere generatie meemaakte. Bijvoorbeeld: Jongeren zagen hoe de economie groeide en hadden geen ervaring met economische tegenslag. 2. Een uitleg van hoe deze ervaring leidt tot een bepaalde levenshouding. Bijvoorbeeld: Daardoor waren jongeren meer bereid om geld uit te geven en te genieten van het leven.  Juist antwoorden gaan in op de veranderde economische situatie van Nederland. Bijvoorbeeld: Door de economische groei was er geen reden meer om te emigreren naar Australië of Amerika. a) Juist antwoorden gaan in op de zorgen die er waren over de Nederlandse economie. Bijvoorbeeld: Er was weinig economische groei en de staatsschuld / werkeloosheid groeiden. b) Juiste antwoorden gaan in op de maatregelen van Lubbers. Bijvoorbeeld: Door Nederland ziek te noemen, zouden mensen eerder bereid zijn om de bezuinigingen te accepteren. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de veranderende historische context. Bijvoorbeeld: Door het einde van de Koude Oorlog was de kans op een grootschalig conflict afgenomen en de kans op kleinere conflicten toegenomen. 2. Hoe deze andere context leidt tot een ander leger. Bijvoorbeeld: Daardoor was er meer behoefte aan een leger dat snel en in verschillende omstandigheden inzetbaar was. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de veranderde situatie. Bijvoorbeeld: In 2008 was de verzuiling, kenmerkend voor de situatie tussen de wereldoorlogen, verdwenen. 2. Hoe dit leidt tot grotere politieke verschuivingen bij de verkiezingen. Bijvoorbeeld: Daardoor stemden mensen niet langer op de partij van hun levensbeschouwing maar op basis van welke politicus zij het beste vonden. Deze voorkeuren veranderen sneller dan levensbeschouwelijke achtergrond. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een keuze. In dit geval: A 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Dat bisschoppen zich bemoeien met het stemgedrag van katholieke gelovigen past bij de verzuiling. Het enige jaar dat hoort bij de periode van de verzuiling is 1954. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de internationale (economische) ontwikkelingen. Bijvoorbeeld: Door de oliecrisis stegen de prijzen van olie, waardoor veel zaken veel duurder werden. 2. Een uitleg van waarom dit het plan van het kabinet laat mislukken. Bijvoorbeeld: Door de stijgende kosten / dalende belastinginkomsten als gevolg van de oliecrisis was er geen geld meer om te investeren in gelijkheid. Juiste antwoorden gaan in op de ontkerkelijking. Enkele voorbeelden:  Door de ontkerkelijking verdwenen veel christelijke organisaties en moesten strenge gelovigen ‘eigen’ organisaties oprichten.  Veel strenge gelovigen vonden dat de bestaande christelijke organisaties niet christelijk genoeg waren en besloten om eigen organisaties op te richten. Bij 1:  De Duitse bezetting van Nederland of; Het voeren van twee wereldoorlogen. Bij 2: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog of; De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren '60 van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen. Bij 3: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren '60 van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen of; De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.