Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Historische context 1 - Het Britse Rijk (1585 - 1900) oefentoetsen & antwoorden

a) Abolitionisme: beweging die strijdt voor de afschaffing van slavernij. b) Driehoekshandel: handelsnetwerk tussen Europa, Afrika en Amerika. c) Dynastie: familie die meerdere generaties lang macht uitoefent over een land. d) Federale statenbond: onafhankelijke staten met eigen regelgeving, die op sommige gebieden met elkaar samenwerken. e) Liberale markteconomie: een economie gebaseerd op vrijhandel, met zo min mogelijk inmenging van de overheid. f) Moederland: een staat die macht uitoefent over een ander land door koloniale overheersing. g) Natuurlijke rechten: rechten die voor iedereen altijd zouden moeten gelden. h) Sociale kwestie: de vraag hoe de slechte omstandigheden van de arbeiders moeten worden verbeterd. i) Socialisme: politieke stroming(en) die tot doel hebben om de ongelijkheid tussen mensen te verkleinen. j) Vrijhandel: vrij verkeer tussen handel en goederen tussen verschillende gebieden.   2-1-6-3-5-4   Het is bij dit soort vragen belangrijk dat je een concreet feit noemt ter onderbouwing. Bijvoorbeeld: De inheemse bevolking hielp de kolonisten om tabak te verbouwen. De Engelsen verdreven de inheemse bevolking uit hun oorspronkelijke leefgebied.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de situatie in het Noorden van de VS. Bijvoorbeeld: In het Noorden was relatief veel industrie en werkten relatief weinig mensen in slavernij. 2. Een uitleg van hoe dat verzet tegen slavernij mogelijk maakt. Bijvoorbeeld: De economische schade van het afschaffen van slavernij zou beperkt zijn.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van het economische belang van de zee van Groot-Brittannië op dat moment. Bijvoorbeeld: Groot-Brittannië handelde veel over de zeeën met haar koloniën. 2. Een uitleg van hoe dat leidt tot een sterke vloot. Bijvoorbeeld: Daarom was het belangrijk om een sterke vloot te hebben zodat de economische belangen konden worden verdedigd.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het noemen van een gevolg van de Industriële Revolutie waardoor spoorwegen konden ontstaan. Bijvoorbeeld: Door de uitvinding van de stoommachines konden treinen rijden en was een spoorwegnetwerk noodzakelijk. 2. Een gevolg van het spoorwegnetwerk waardoor de industrialisatie sneller ging. Bijvoorbeeld: Door het vervoer per trein konden grondstoffen sneller worden vervoerd. Dit leidde tot meer industriële bedrijvigheid.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een korte uitleg van dit kenmerkende aspect. Bijvoorbeeld: Democratisering houdt in dat meer mensen mogen stemmen en actief meedoen met de democratie. 2. Een uitleg van hoe de factory acts leiden tot democratisering. Bijvoorbeeld: Door de factory acts kregen meer mensen het recht om actief mee te doen met de democratie.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het noemen van een motief. Bijvoorbeeld: De Pelgrim Fathers zochten vrijheid om hun geloof in vrijheid te uiten. De voorstanders van onafhankelijkheid wilden af van de knellende regels van de Britse koning. 2. Een uitleg van hoe dat leidt tot grote vrijheid. Bijvoorbeeld: Beide nakomelingen van beide groepen vonden vrijheid belangrijk en wilden dus zo min mogelijk regels.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het noemen van de beweging. In dit geval: abolitionisme. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Abolitionisten streven naar het afschaffen van slavernij. Clarkson levert een bijdrage aan deze beweging door mensen te interviewen die de ellende van de slaven beschrijven.   a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een beschrijving van de foto. Bijvoorbeeld: Op de foto zijn mensen uit India te zien die in dienst zijn van het Britse leger. 2. Welke strategie daaruit blijkt. Bijvoorbeeld: Door het opnemen van Indiërs in het Britse leger, was er voldoende mankracht om India te controleren. b) De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.   a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een beschrijving van hoe veel ondernemers zich opstellen tegenover hun arbeiders. Bijvoorbeeld: De meeste ondernemers zagen arbeiders als een kostenpost. Lonen moesten zo laag mogelijk zijn. Kinderen waren populaire arbeidskrachten omdat zij goedkoop waren. 2. Met een verwijzing naar de bron laten zien dat Owen anders handelt. Bijvoorbeeld: Owen maakt een einde aan kinderarbeid in zijn fabriek en handelt dus anders dan andere ondernemers.  b) Belangrijk: Ga bij vragen over betrouwbaarheid in op de achtergrond van de auteur. Stel vragen als: Waarom is de auteur op hoogte van wat er speelt en waarom zou auteur eerlijk zijn? In dit geval: De bron is betrouwbaar omdat Owen schrijft over zijn eigen handelswijze en op de hoogte is van wat hij zelf heeft gedaan. De bron is niet betrouwbaar omdat Owen er belang bij heeft om zichzelf mooier voor te doen dan hij is.   a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een keuze. In dit geval: Een voorstander. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: De Reform Bill gaat over sociale wetgeving. Dodd laat met zijn boek de noodzaak van deze wetgeving zien door de ellende te laten zien. b) Discussies over de ‘sociale kwestie’.