Economisch Bekeken MAX deel A+B - Hoofdstuk 3 - Geld over en te kort oefentoetsen & antwoorden

a) Beloning anders dan in geld Bijvoorbeeld een lease auto of een treinkaartje of een telefoon van de zaak b) Koopkracht geeft aan hoeveel een huishouden gemiddeld kan kopen. Het is afhankelijk van het inkomen. Dit begrip staat niet in de begrippenlijst maar moet je wel kennen. c) Alle inkomens uit arbeid en bezit in een land bij elkaar opgeteld.  d) De verdeling van inkomen over een groep mensen. e) Het meest voorkomende inkomen. f) Een inkomen waarvoor geen tegenprestatie wordt geleverd. g) Het inkomen dat volgens de overheid ten minste nodig is om van te leven. h) Een bedrag waarvan je bepaalde uitgaven moet doen. i) De manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop. j) Belasting op het bezit van een voorwerp.   a) Loon is de beloning van arbeidb) Winst is de beloning van bezitc) Huur (pacht) is de beloning van bezitd) Rente is de beloning van bezite) Vakantietoeslag is de beloning van arbeidf) Eindejaarsuitkering is de beloning van arbeid   Vaste lasten Dagelijkse lasten Incidentele uitgaven   Aankoop uitstellen, zodat je extra tijd hebt om geld te reserveren en er geen probleem meer is. Aankoop betalen van overschotten uit andere budgetten → verschuift het probleem naar te toekomst.   Rente + aflossing   Banken Nibud Cosumentenbond   a)  Motorrijtuigenbelasting Verzekering b) Brandstof (benzine, gas, diesel, elektriciteit) Onderhoud c) Een extra heffing die de overheid heft op producten die ze willen beperken. Zoals op benzine, sigaretten, alcohol etc.   Mogelijke goede antwoorden: Zoë is mogelijk aangenomen in een tijd waarop er niet veel werknemers waren voor haar functie waardoor ze een hoger loon kreeg bij aanvang. Als er minder mensen beschikbaar zijn, betalen bedrijven hogere salarissen dan wanneer ze makkelijk kunnen kiezen uit veel mensen.  Jeffrey heeft minder ervaring en Zoë meer ervaring. Zij zit relatief dus al hoger op de loonschaal. Zoë heeft meer diploma’s dan Jeffrey.   a) Bij A, een hoog percentage van de bevolking hoort bij een laag percentage van het inkomen. Tip: onthoud, hoe krommer de Lorenzcurve, hoe schever de inkomensverdeling. b) Links. De inkomens liggen verder uit elkaar en dit komt vaker voor in arme landen. In arme landen is er vaak een groter verschil tussen arm en rijk. Dit komt omdat arme landen minder subsidies en uitkeringen hebben dan rijkere landen. c) 85%  d) Lorenzcurve   Kinderbijslag Basisbeurs studiefinanciering Deze toeslagen krijgt iedereen ongeacht de hoogte van het inkomen.   Je mag niet teveel vermogen hebben om in aanmerking te komen voor een sociale uitkering. Zij hebben veel spaargeld en bezitten veel grond wat gerekend wordt onder vermogen.   Voor loon in natura moet je een tegenprestatie leveren. Voor kinderbijslag niet.    Motorrijtuigenbelasting houdt geen rekening met hoeveel km. je rijdt. Een oud omaatje die 1x per week naar de markt rijdt met haar auto betaalt bijna evenveel als een zakenman die dagelijk 45 minuten heen en terug van huis naar werk rijdt.   a)  465 / 565 x 100 = 82,3 % = arbeid Beide miljard dus je kunt de nullen weghalen om verwarring te voorkomen Hier mag je nog niet afronden op gehele procenten want dit is de tussenstap. Nationaal inkomen = alle inkomsten uit bezit en arbeid Bezit = 100 (%) - 82,3 (%) = 17,7 %  Afronden op hele percentages = 18% b)  565-465 = 100 miljard 100.000.000.000 / 17.000.000 = 5.882,35 euro    De zelfstandigen kregen het door de economische crisis financieel zwaarder en kregen dus minder inkomen. Hierdoor werden de verschillen in de inkomensgelijkheid kleiner, en had dat dus een nivellerende uitwerking.  Inkomen door werkInkomen door bezitOverdrachtsinkomenSalarisRenteHuurtoeslag13e maandKinderbijslagVakantietoeslagZorgtoeslag a) Zakgeld: € 5 x  52 : 12 = € 21,67 Bijbaantje: € 150 per maand Oppassen: € 520 : 12 = € 43,33 Totale inkomsten € 21,67 + € 150 + € 43,33 = € 215 b) Eten en drinken: € 20 Abonnement mobiel: € 125 : 12 = € 10,42 Uitgaan: € 225 : 3 = € 75 Totale uitgaven: € 20 + € 10,42 + € 75 = € 105,42  c) Het overdrachtsinkomen van Sofie bestaat uit het zakgeld Tip: het overdrachtsinkomen is een inkomen dat je krijgt zonder daarvoor een tegenprestatie te hoeven leveren.  d) De vaste lasten van Sofie bestaan uit de kosten voor het abonnement van de mobiele telefoon. Tip: de vaste lasten zijn kosten die telkens terugkomen voor hetzelfde bedrag. Nee.  Berekening: Uitgaven: €45 + €12,50 + €21,60 (5 x 52 : 12) + €7,50 + €30 + €25 = €141,60 per maand Inkomsten: €30 x 52 : 12  = €130 Ze komt dus €11,60 tekort.   1.000,- euro - 952,- euro = 48,- euro (het geld dat nog op je rekening staat). Over 4 jaar kost de laptop:  952/100 x 10 = 95,20 euro (= 10%) 952,- euro + 95,20 euro = 1.047,20 euro Over 4 jaar heb je nodig: 1.047,20 euro - 48,- euro (al op je rekening) = 999,20 euro Per jaar moet je reserveren: 249,80 euro Per maand moet je vanaf nu reserveren: 20,82 euro.   750,- euro x 0,05 = 37,50 euro rente 750 + 37,50 = 787,50 euro moet Jennifer terugbetalen 787,50 / 18 = 43,75 euro per maand   De totale kosten zijn de motorrijtuigenbelasting + benzine/diesel Motorrijtuigenbelasting: Benzine: 158,- euro per kwartaal (= 3 maanden) 158 x 4 = 632,- euro per jaar (motorrijtuigenbelasting) Diesel: 324,- euro per kwartaal (= 3 maanden) 324 x 4 = 1.296,- euro per jaar (motorrijtuigenbelasting) Brandstof: 42 x 2 (heen en terug) = 84 kilometer per dag 84 x 5 x 40 = 16.800 km per jaar Benzine = 16.800 x 1,64 euro = 27.552,- euro Diesel = 16.800 x 1,20 euro = 20.160,- euro Benzine totaal = 632 + 27.552  = 28.184,- euro per jaar Diesel totaal = 1.296 + 20.160,- euro = 21.456,- euro per jaar Het is voor James goedkoper om een Diesel auto te kopen. Het scheelt hem 6.728,- euro (28.184,- euro - 21.456,- euro)