Nova Nask MAX 2021 deel A
- Hoofdstuk 2 - Stoffen
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 1-2|Vwo/gymnasium
Deze toets behandelt de volgende onderwerpen: Stoffen, stofeigenschappen, massa, volume, dichtheid, veiligheid, mengsel en zuivere stof.
Toets Nask/Science
Nova Nask MAX 2021 deel A
Online maken
Toets afdrukken
Een stofeigenschap is een eigenschap waarmee je een stof kunt herkennen; hiermee kun je stoffen van elkaar onderscheiden. Deze eigenschappen zijn uniek voor elke stof. Voorbeeldenantwoorden zijn: Kleur, geur, kook- /smeltpunt, brandbaarheid en dichtheid.Dit zijn eigenschappen waarmee je verschillende stoffen van elkaar kunt onderscheiden. Stofeigenschappen zijn uniek voor elke soort stof. In de antwoorden hierboven staan vijf voorbeelden van stofeigenschappen. Misschien weet jij nog wel een paar andere, maar de antwoorden die hier staan, zijn goede voorbeelden van stofeigenschappen.
Keukenzout zonder toegevoegd jodium en kristalsuiker.Dit zijn twee voorbeelden van zuivere stoffen in huis. Deze voorbeelden worden ook in het boek genoemd. In de keuken zal je eigenlijk geen andere zuivere stoffen tegen komen. Zuivere stoffen zijn zeer zeldzaam.
Een mengsel is een stof die uit meerdere stoffen bestaat. Zo’n stof noemen we ook wel een atoomsoort of, als deze uit meerdere atomen is gemaakt, een molecuul. Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Uit je antwoord moet duidelijk naar voren komen dat er meerdere stoffen in een mengsel zitten.
Een zuivere stof is een stof die uit maar één soort stof bestaat. Je kunt in een zuivere stof maar één molecuulsoort of atoomsoort vinden. In je antwoord moet duidelijk naar voren komen dat er maar één soort stof zit in een zuivere stof. 1) De oplossing smaakt zoet als je deze proeft, maar je hebt hier geen thee. Een oplossing is een mengsel die bestaat uit twee of meerdere stoffen. De opgeloste stof is volledig vermengd met het vloeibare oplosmiddel. Een opgeloste stof is een stof die opgelost is in een oplossing. Een oplossing is een gas of vloeistof waardoorheen een andere stof zit gemengd. De opgeloste stof is volledig omgeven door het oplosmiddel. Een ander woord voor stof is molecuul. Kenmerkend voor een oplossing is dat deze altijd helder is.TOELICHTING: De opgeloste stof is namelijk volledig omgeven door het oplosmiddel; je kunt deze stof dus niet meer zien. Een suspensie is een vaste stof in een vloeistof. De vaste stof zit verdeeld als fijn poeder in een vloeistof. Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog de stofeigenschappen bezit die bij die stof horen. Een molecuul wordt gemeten in nanometers; een nanometer is één miljardste deel van een meter. Een watermolecuul is ongeveer 0,15 nm. Met extraheren laat je bepaalde stoffen in een oplosmiddel oplossen. Je kunt geur-, kleur- en smaakstoffen laten oplossen vanuit een vaste stof in een vloeistof.TOELICHTING: Bij koffiezetten maak je gebruik van gemalen koffie als vaste stof en heet water als oplosmiddel. Bij het zetten van thee gebruik je theeblaadjes als vaste stof en heet water als oplosmiddel. Met filtreren houd je met een filter vaste stof tegen. Het filter is zo gemaakt, dat er geen deeltjes die groter zijn dan het filter er doorheen kunnen. Op deze manier kun je vaste stof scheiden van een vloeistof in een mengsel.TOELICHTING; als je thee hebt gezet, haal je de theeblaadjes uit de theepot of het theekopje met het theezakje. De theeblaadjes kunnen niet door het zakje heen; de blaadjes zijn groter dan de gaatjes van het theezakje. Een ander voorbeeld is het afgieten van macaroni: de gekookte macaroni kan niet door de zeef heen, terwijl het water wel wegloopt. Het volume kun je meten met een maatcilinder of een maatbeker met een volumeschaal. De massa van een voorwerp meet je in gram of in kilogram. De massa van een voorwerp bepaal je met een weegschaal of een weegbalans. Dichtheid is een stofeigenschap Dichtheid wordt uitgedrukt in een bepaalde hoeveelheid massa per bepaalde hoeveelheid volume. Je kunt met behulp van de dichtheid een stof herkennen. Verschillende dichtheden staan genoteerd in een tabel. De gebruikte eenheid is $\rm g/dm^3$. Mogelijke antwoorden zijn: (je kunt zelf ook nog andere antwoorden geven): Schoonmaakazijn, medicijnen, toiletreiniger, zoals Glorix of WC-Eend, vaatwastabletten, afwasmiddel, gootsteenontstopper, soda.
DE STOFFEN KUNNEN BIJ VERKEERD GEBRUIK GEVAARLIJK ZIJN OF HEBBEN EEN RISICO OP VERGIFTIGING OF SCHADE AAN JEZELF, ANDEREN OF SPULLEN.
TOELICHTING: Gevaarlijke stoffen kunnen gevaarlijk zijn in gebruik, inademen, inslikken, irriterend bij contact, brandbaar zijn of als ze in contact komen met andere stoffen. Vaak zijn het schoonmaakmiddelen of medicatie. Je moet daarom altijd goed nadenken wat je met een gevaarlijke stof gaat doen. Ook moet je goed op de risico’s van gebruik worden gewezen. Daarom:
Op het etiket van een gevaarlijke stof moet de fabrikant een waarschuwing zetten. Dat doet de fabrikant met gevarenzinnen.
Ook moeten er op het etiket veiligheidssymbolen staan. Hiermee kun je in één oogopslag zien op welk gevaar je moet oppassen.
Met een kindveilige dop voorkom je dat een fles ammonia te gemakkelijk kan worden geopend. Je wilt voorkomen dat de inhoud van deze fles per ongeluk wordt opgedronken. Bij een kindveilige sluiting zitten een aantal extra handelingen (zoals dop indrukken, tegen de klok in draaien) die lastig zijn.
Op het etiket van een gevaarlijke stof moet de fabrikant een waarschuwing zetten. Dat doet de fabrikant met gevarenzinnen.
Daarnaast moeten gevarensymbolen op het etiket staan; daarmee kun je in één oogopslag zien op welk gevaar je moet oppassen.
Het filtraat is de gezette koffie. Let op: wat in het filter achterblijft noemen we het residu!
Alcohol verdampt sneller dan water. Daarom is alcohol een geschikt oplosmiddel voor parfum.
$\rm L, \, dm^3$ en $cc$.
Dit zijn 3 voorbeelden van volumeeenheden die in het boek worden genoemd. Misschien dat jij ook een paar anderen hebt genoemd in je antwoord.
De dichtheid van het stuk hout is groter dan de dichtheid van water. Je hebt geleerd dat een voorwerp met een dichtheid groter dan de dichtheid van water zal zinken. In dit geval is de dichtheid $\rm 1,2 \, g/cm^3 > 1,0 \, g/cm^3 $ . Dat betekent dat het stuk hout zal zinken.
Nee, de massa van de stof neemt niet toe door temperatuurtoename. Er komt namelijk geen stof bij; de massa kan dus niet toenemen.
Je kunt erachter komen welke stof je hebt door onderzoek te doen naar de stofeigenschappen:
Alcohol heeft een specifieke geur en is brandbaar.
Water heeft geen kenmerkende geur en is niet brandbaar. Ook heeft water een grotere dichtheid dan alcohol; dit betekent dat hetzelfde volume alcohol minder massa heeft dan een vergelijkbaar volume water.
a) Het enige wat Kate en Fatima weten, is dat de inhoud van de fles een heldere kleurloze vloeistof is. Op basis van de dingen die Kate en Fatima weten, hebben ze te weinig informatie om te kunnen zeggen of de inhoud van de fles water is. Niet alleen water is helder en kleurloos, maar bijvoorbeeld ook water en alcohol of wasbenzine. Deze laatste stoffen zijn giftig en hebben een prikkelende geur. Het is gevaarlijk om zomaar aan een fles te ruiken. Bovendien mag je niet direct aan een fles ruiken, maar moet je de damp rustig naar je toe wuiven.
b) Kate en Fatima moeten ruiken door de dop van de fles te halen, de hand boven de hals van de fles te wuiven en voorzichtig een beetje van de damp op te snuiven. Hiermee voorkom je dat je (teveel van) een irriterende stof binnen krijgt.
a) 10 kg = 10000 g
b) 1 kg = 1000 g
c) 0,1 kg = 100 g
d) 0,01 kg = 10 g
e) 2 g = 0,002 kg
f) 20 g = 0,02 kg
g) 200 g = 0,2 kg
h) 2000 g = 2 kg
i) 0,123 kg = 123 g
j) 1,23 kg = 1230 g
k) 12,3 kg = 12300 g
l) 12,3 g = 0,0123 kg
m) 3,45 g = 0,00345 kg
n) 34,5 g = 0,0345 kg
o) 3,45 kg = 3450 g
LET OP: in 1 kg gaat 1000 g! (Paragraaf 1.3)
Gegeven: L (10cm), B (2cm) en H (5cm)
Gevraagd: het volume
Formule: Het volume is: V = L x B x H
Berekening: V = 10 cm x 2 cm x 5 cm = $\rm 100 \, cm^3$
Conclusie: Het volume is $\rm 100 \, cm^3$.
LET OP: als eerste moet je alle gegeven eenheden omrekenen in de gevraagde eenheid. In dit geval is het cm, want het gevraagde volume is in $cm^3$. (Er gaan 10 mm in 1 cm en er gaan 10 cm in 1 dm !)
Gegeven:
L = 10 mm = 1 cm
B = 1 cm = 1 cm
H = 0,1 dm = 1 cm
Gevraagd: Het volume
Formule: V = L x B x H
Berekening: V = 1 cm x 1 cm x 1 cm = $\rm 1 \, cm^3$
Conclusie: Het volume van het voorwerp is $\rm 1 \, cm^3$.
Gegeven:
Veind = 28 mL
Vbegin = 20 mL
Gevraagd: Het volume
Formule: V = Veind - Vbegin
Berekening: V = 28 mL – 20 mL = 8 mL
Conclusie: Het volume van het voorwerp is 8 mL.
Gegeven:
Massa = 2,7 g
Volume =$1 \, cm^3$
Gevraagd: de dichtheid
Formule: DICHTHEID = MASSA : VOLUME, oftewel ρ= m/v
Berekening: DICHTHEID = $\rm 2,7 \, g : 1 \, cm^3$ = $\rm 2,7 \, g/cm^3$
Conclusie: De dichtheid van het voorwerp is $\rm 2,7 \, g/cm^3$
Gegeven:
Massa = 34 g
Volume = $4 \, cm^3$
Gevraagd: de dichtheid
Formule: DICHTHEID = MASSA : VOLUME
Berekening:
DICHTHEID = $\rm 34 \, g : 4 \, cm^3$
= $\rm 8,5 \, g/cm^3$
Conclusie: De dichtheid van het voorwerp is $\rm 8,5 \, g/cm^3$
Gegeven:
L = 2 cm
B = 2 cm
H = 2 cm
Het volume moet je eerst berekenen. V = L x B x H, en dat geeft V = 2 cm x 2 cm x 2 cm = $8 \, cm^3$
m = 52 g
Gevraagd: de dichtheid
Formule: DICHTHEID = MASSA : VOLUME
Berekening: DICHTHEID = $\rm 52 \, g : 8 \, cm^3$ = $\rm 6,5 \, cm^3$
Conclusie: De dichtheid van het voorwerp is = $\rm 6,5 \, cm^3$
a)
De dichtheid van een stof wordt kleiner: de massa blijft namelijk gelijk en het volume neemt toe.
We gebruiken dat Dichtheid = Massa : volume. Omdat het volume is toegenomen, ga je dus delen door een groter getal. De dichtheid neemt dus af.
TOELICHTING: Stel, we hebben een stof die door verwarmen van 1 cm3 toegenomen is tot wel 2 cm3 . De massa blijft 1 g. Je zult dus zien dat bij normale temperatuur de dichtheid (1 g / 1 cm3) 1 g/cm3 is en bij temperatuurtoename de dichtheid afgenomen is tot 0,5 g/cm3 (want 1 g / 2 cm3 = 0,5 g/cm3).
b)
De dichtheid zal dan toenemen, omdat het volume kleiner wordt en de massa gelijk blijft.
Dichtheid = Massa : volume, en omdat het volume is afgenomen, ga je dus delen door een kleiner getal. De dichtheid neemt dus toe.
TOELICHTING: Stel, we hebben een stof die door afkoelen van 1 cm3 afgenomen is tot wel 0,5 cm3 . De massa blijft 1 g. Je zult dus zien dat bij normale temperatuur de dichtheid (1 g / 1 cm3) 1 g/cm3 is en bij temperatuurafname de dichtheid toegenomen is tot 2,0 g/cm3 (want 1 g / 0,5 cm3 = 2,0 g/cm3).
Gegeven:
r = 0,5 cm
h = 1,5 cm
m = 8,4 g
Gevraagd: ρ = ? (en we hebben het volume nodig om dat uit te rekenen!)
Formule:
V = $\pi \times r^2 \times h$
ρ = m/v
Berekening:
V = 3,14 * 0,25 * 1,5 = $\rm 1,18 \, cm^3$
ρ = m/v = $\rm 8,4 \, g / 1,18 \, cm^3$= $\rm 7,12 \, cm^3$
Conclusie: De dichtheid van de stof is $\rm 7, 12 \, cm^3$
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.