Lijdend voorwerp: Uitleg & Oefenen
Grammatica is onmisbaar als je een taal goed wilt begrijpen. Bij Nederlands moet je daarom leren wat het lijdend voorwerp is. Het lijdend voorwerp is een belangrijk onderdeel van de zinsontleding en komt vaak terug in oefeningen en toetsen.
Veel leerlingen vragen zich af: wat is een lijdend voorwerp, hoe vind je het lijdend voorwerp en welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden? Het antwoord is eenvoudiger dan je denkt. In dit artikel leggen we stap voor stap uit wat het lijdend voorwerp is, hoe je het kunt vinden en geven we duidelijke voorbeelden die je direct kunt toepassen.
Wat is het lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat vertelt wie of wat de handeling van het werkwoord ondergaat. Anders gezegd: het is degene of datgene dat iets overkomt.
Voorbeeld:
- Jan leest een boek.
- Wat leest Jan? → een boek is het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp kan een zelfstandig naamwoord zijn (een boek), een voornaamwoord (hem), of zelfs een korte bijzin.
Voorbeelden van het Lijdend Voorwerp
Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden om het concept van het lijdend voorwerp duidelijker te maken:
- De kat vangt een muis. → een muis
- Ze kocht nieuwe schoenen. → nieuwe schoenen
- Tom drinkt een glas water. → een glas water
In deze zinnen ondergaan de muis, de schoenen en het glas water de handeling van het werkwoord. Ze zijn dus de lijdende voorwerpen.
Let op: niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. Werkwoorden als zijn, worden en blijven hebben bijvoorbeeld nooit een lijdend voorwerp. Voorbeeld: "De zon schijnt." heeft er geen.
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Nu je weet wat een lijdend voorwerp is, gaan we kijken hoe je het kunt vinden in een zin. Want hoe zoek je het lijdend voorwerp eigenlijk?
De handigste manier is door een vraag te stellen bij het werkwoordelijk gezegde. Volg dit stappenplan:
- Zoek eerst het onderwerp en het gezegde in de zin.
- Stel daarna de vraag: "Wie of wat + gezegde + onderwerp?"
- Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?
De belangrijkste vraag is dus:
Wie of wat + gezegde + onderwerp?
Laten we de regels toepassen in een aantal voorbeelden van zinsontleding.
De hond eet een bot.
- Onderwerp: de hond. Gezegde: eet
- Vraag: Wie of wat eet de hond?
- Antwoord: een bot (lijdend voorwerp)
Zij schrijft een brief.
- Onderwerp: zij. Gezegde: schrijft
- Vraag: Wie of wat schrijft zij?
- Antwoord: een brief (lijdend voorwerp)
Door veel te oefenen met verschillende zinnen, word je steeds beter in het herkennen van lijdende voorwerpen.
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp
Het lijkt misschien alsof elke zin een lijdend voorwerp heeft, maar dat is niet zo. Sommige werkwoorden hebben er gewoon nooit een.
Hoe herken je dit?
Als je de vraag stelt “Wie of wat + gezegde + onderwerp?” en je krijgt geen goed antwoord, dan is er in die zin geen lijdend voorwerp.
Voorbeelden:
- Ik slaap.
- Vraag: Wat slaap ik? → Dat kan niet → geen lijdend voorwerp.
- De zon schijnt.
- Vraag: Wat schijnt de zon? → Dat klopt niet → geen lijdend voorwerp.
- De baby huilt.
- Vraag: Wat huilt de baby? → Dat kan niet → geen lijdend voorwerp.
- Hij blijft stil.
- Vraag: Wat blijft hij? → Het antwoord stil hoort bij het gezegde → geen lijdend voorwerp.
Tips
Onthoud:
- Een zin hoeft niet altijd een lijdend voorwerp te hebben.
- Bij werkwoorden zoals zijn, worden, blijven, lijken, slapen, schijnen, huilen vind je nooit een lijdend voorwerp.
Oefenopgaven
Zoek in de volgende zinnen het lijdend voorwerp. Let op: sommige zinnen hebben er geen!
- Mijn moeder kookt spaghetti.
- De zon schijnt.
- Emma leest haar favoriete boek.
- Hij slaapt diep.
- De juf legt de som uit.
- De kinderen drinken limonade.
- De baby huilt.
- Peter schildert een huis.
- Wij kijken een spannende film.
- Zij blijft stil.
- Ik heb hem gisteren gezien.
- De leerlingen maken huiswerk.
- Mijn vader koopt een nieuwe auto.
- Zij vertelt het geheim aan haar vriendin.
Uitwerking
- spaghetti → Wat kookt mijn moeder? → spaghetti.
- geen lijdend voorwerp → schijnen kan niet gecombineerd worden met een lv.
- haar favoriete boek → Wat leest Emma? → haar favoriete boek.
- geen lijdend voorwerp → slapen kan niet gecombineerd worden met een lv.
- de som → Wat legt de juf uit? → de som.
- limonade → Wat drinken de kinderen? → limonade.
- geen lijdend voorwerp → huilen heeft nooit een lv.
- een huis → Wat schildert Peter? → een huis.
- een spannende film → Wat kijken wij? → een spannende film.
- geen lijdend voorwerp → blijven hoort bij een naamwoordelijk gezegde, dus er is geen lv.
- hem → Wie heb ik gisteren gezien? → hem.
- huiswerk → Wat maken de leerlingen? → huiswerk.
- een nieuwe auto → Wat koopt mijn vader? → een nieuwe auto.
- het geheim → Wat vertelt zij aan haar vriendin? → het geheim (aan haar vriendin is een meewerkend voorwerp).
Oefenen met het lijdend voorwerp
Klik hier om onze oefentoets te gebruiken over de volgende onderwerpen:
- onderwerp en gezegde
- persoonsvorm
- werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
- lijdend en meewerkend voorwerp.
Wil je ook met andere onderwerpen oefenen?
Hier vind je alle oefentoetsen over de onderwerpen van spelling en grammatica Nederlands.