Meewerkend voorwerp: Uitleg & Oefenen
Bij het ontleden van zinnen kom je regelmatig een meewerkend voorwerp tegen. Wat is een meewerkend voorwerp precies en hoe kun je deze in een zin vinden? We leggen het je aan de hand van voorbeelden uit.
Wat is een meewerkend voorwerp?
Voordat we je vertellen hoe je een meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden, leggen we je de betekenis van een meewerkend voorwerp uit. Het meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Dit betekent dat het meewerkend voorwerp bijvoorbeeld iets krijgt of dat er juist iets van het meewerkend voorwerp wordt afgepakt. Onthoud wel dat er niet in elke zin een meewerkend voorwerp zit.
Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin?
Om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden, moet je eerst de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp vinden. We leggen het uit aan de hand van een voorbeeld.
De zin om te ontleden:
Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder.
Stap 1: Persoonsvorm zoeken met vraagzin
| Zin | Vraagzin | Persoonvorm |
| Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder. | Geeft Milou een kopje koffie aan haar moeder? | Geeft |
Stap 2: Onderwerp zoeken met ‘wie/wat + persoonsvorm’
| Zin | Wie/wat + pv | Onderwerp |
| Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder. | Wie of wat geeft? | Milou |
Stap 3: Zoek het gezegde (alle werkwoorden in de zin)
| Zin | Gezegde (alle werkwoorden) | Gezegde |
| Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder. | Geeft | Geeft |
Stap 4: Zoek het lijdend voorwerp → Wie/wat + onderwerp + gezegde
| Zin | Wie/wat + o + gez | Lijdend voorwerp |
| Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder. | Wat geeft Milou? | Een kopje koffie |
Stap 5: Zoek het meewerkend voorwerp → Aan wie of voor wie + onderwerp + gezegde + (eventueel) lijdend voorwerp
| Zin | Aan wie/voor wie + o + gez + lv | Gezegde |
| Milou geeft een kopje koffie aan haar moeder. | Aan wie geeft Milou een kopje koffie? | Aan haar moeder |
In deze voorbeeldzin is ‘aan haar moeder’ dus het meewerkend voorwerp.
We kunnen dezelfde stappen doorlopen met andere voorbeeldzinnen.
- De kinderen gaven snoepjes aan de kat.
- Persoonsvorm: Gaven de kinderen snoepjes aan de kat? → Pv = gaven
- Onderwerp: Wie gaven? → O = De kinderen
- Gezegde (alle werkwoorden) = gaven
- Lijdend voorwerp: Wat gaven de kinderen? → Lv = snoepjes
- Meewerkend voorwerp: Aan wie gaven de kinderen snoepjes? → Mv = de kat
- Ik vertelde hun de waarheid.
- Persoonsvorm: Vertelde ik hun de waarheid? → Pv = vertelde
- Onderwerp: Wie vertelde? → Onderwerp = Ik
- Gezegde (alle werkwoorden) = vertelde
- Lijdend voorwerp: Wat vertelde ik? → Lv = de waarheid
- Meewerkend voorwerp: Aan wie vertelde ik de waarheid? → Mv = hun
Hen of hun?
In bovenstaande voorbeeldzin is ‘hun’ het meewerkend voorwerp. Maar wanneer gebruik je nou hen en wanneer hun? Hier zijn een paar regels voor:
- Hen wordt gebruikt als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
- Hij bedankte hen (hen = lijdend voorwerp)
- Dat heb ik voor hen gedaan (met voorzetsel)
- Hun wordt gebruikt als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel. Je kunt het voorzetsel er dan meestal wel bij denken.
- Ik vertelde hun de waarheid (Als je het voorzetsel zou gebruiken wordt het Ik vertelde aan hun de waarheid)
Wat is het verschil tussen een meewerkend voorwerp en een lijdend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp lijken soms veel op elkaar, maar zijn zeker niet hetzelfde. Het grootste verschil met het lijdend voorwerp is dat er voor het meewerkend voorwerp in de zin iets gedaan wordt of dat er iets aan het meewerkend voorwerp gegeven wordt. Het lijdend voorwerp ondergaat alleen iets.
Dit verschil wordt heel duidelijk in onderstaand voorbeeld:
Ik geef een cadeau aan mijn zus.
In deze zin is het cadeau het lijdend voorwerp. Het wordt weggegeven door het onderwerp (ik). ‘Aan mijn zus’ is het meewerkend voorwerp. Dit is namelijk aan wie het cadeau gegeven wordt.
Meewerkend voorwerp oefenen met voorbeelden
De beste manier om het verschil tussen het meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp te leren kennen, is door veel te oefenen met het ontleden van zinnen. We hebben hier een paar zinnen waarmee je meteen kunt oefenen.
- Hij vertelt zijn beste vriend een groot geheim.
- In de zomer geeft zij altijd ijsjes weg aan haar zusje.
- De juf geeft de hele klas een 10.
Antwoorden
| Zin om te ontleden | Aan wie/voor wie + onderwerp + gezegde + (lijdend voorwerp) | Meewerkend voorwerp |
| Hij vertelt zijn beste vriend een groot geheim. | Aan wie vertelt hij een groot geheim? | Zijn beste vriend |
| In de zomer geeft zij altijd ijsjes weg aan haar zusje. | Aan wie geeft zij ijsjes weg? | Aan haar zusje. |
| De juf geeft de hele klas een 10. | Aan wie geeft de juf een 10? | De hele klas |
Ezelsbruggetjes meewerkend voorwerp
Bij het ontleden van een zin zul je regelmatig een meewerkend voorwerp tegenkomen. We geven je nog een paar ezelsbruggetjes die het vinden van het meewerkend voorwerp makkelijker maken.
- Niet alle zinnen hebben een meewerkend voorwerp. Kun je er geen vinden? Dan kan het zijn dat er geen is.
- Volg altijd de stappen van persoonsvorm → onderwerp → gezegde → lijdend voorwerp → meewerkend voorwerp. Zo maak je het voor jezelf overzichtelijk en makkelijker.
- Staat er ‘aan’ of ‘voor’ in een zin? Dan is de kans groot dat je het meewerkend voorwerp daarachter vindt. Controleer dit wel altijd met de nodige stappen.
- Kun je ‘aan’ of ‘voor’ voor een zinsdeel zetten? Dan is dat waarschijnlijk het meewerkend voorwerp.
Wil je nog meer oefenen met het ontleden van zinnen? Gebruik dan onze uitgebreide oefentoetsen voor Nederlands.