Onderwerp en Persoonsvorm: Uitleg & Oefenen
Bij het ontleden van zinnen is het herkennen van het onderwerp en de persoonsvorm erg belangrijk. In dit artikel geven we uitleg over het herkennen van het onderwerp en de persoonsvorm in een zin.
Wat is het onderwerp in een zin?
Het onderwerp is het zinsgedeelte dat aangeeft wie of wat iets doet of is in de zin. Het onderwerp kan uit één woord bestaan, maar het kan ook uit meerdere woorden bestaan. Het onderwerp en de persoonsvorm van een zin zijn altijd met elkaar verbonden. De persoonsvorm geeft de handeling aan, terwijl het onderwerp de handeling uitvoert.
Hoe kun je het onderwerp vinden?
Om het onderwerp van een zin te kunnen vinden, moet je eerst de persoonsvorm van de zin vinden. Er zijn twee manieren om het onderwerp te vinden en bij beide manieren heb je de persoonsvorm nodig.
De eerste manier om het onderwerp te vinden is om jezelf af te vragen: Wie of wat + persoonsvorm? We leggen het uit aan de hand van een voorbeeld:
| Zin om te ontleden | Wie of wat + persoonsvorm | Onderwerp |
| Annemarie loopt naar school. | Wie loopt? | Annemarie |
Dezelfde manier werkt ook als het onderwerp uit meerdere woorden bestaat.
| Zin om te ontleden | Wie of wat + persoonsvorm | Onderwerp |
| Lisa en Lotte dansen elke avond. | Wie dansen? | Lisa en Lotte |
Een andere manier om het onderwerp te vinden is door de zin vragend te maken. In dat geval komt het onderwerp altijd achter de persoonsvorm te staan. Kijk maar:
| Zin om te ontleden | Vragende zin | Onderwerp |
| James en Marie wandelen naar school. | Wandelen James en Marie naar school? | James en Marie |
Is de zin al een vraagzin? Ook dan kun je deze manier gebruiken om het onderwerp te vinden. Ook in dat geval staat het onderwerp achter de persoonsvorm.
| Zin om te ontleden | Persoonsvorm | Onderwerp |
| Waar mag de hond slapen? | Mag | De hond |
Onderwerp oefenen met voorbeelden
Wil je graag oefenen met het vinden van het onderwerp in een zin? Gebruik dan bovenstaande manieren om in de volgende zinnen het onderwerp te vinden.
- De kat ligt te slapen in zijn mand.
- Waar ligt het boek?
- In de winter gaat Emma vaak skiën.
Antwoorden
| Zin om te ontleden | Wie/wat + persoonsvorm | Vragende zin | Onderwerp |
| De kat ligt te slapen in zijn mand. | Wie ligt? | Ligt de kat te slapen in zijn mand? | De kat |
| Waar ligt het boek? | Wat ligt? | Waar ligt het boek? | Het boek |
| In de winter gaat Emma vaak skiën. | Wie gaat? | Gaat Emma in de winter vaak skiën? | Emma |
Wat is de persoonsvorm in een zin?
Om het onderwerp in een zin te kunnen vinden, heb je dus de persoonsvorm nodig. Maar wat is een persoonsvorm precies? En wat is het verschil met een werkwoord?
De persoonsvorm is een werkwoord. Het verschil met de andere werkwoorden in de zin is dat de persoonsvorm zich aan het onderwerp en de tijd van de zin aanpast. Kijk maar naar onderstaande voorbeelden waarin de persoonsvorm dikgedrukt staat.
- Ik ga zwemmen.
- Wij gaan zwemmen.
- Zij gingen zwemmen.
- Hij ging zwemmen.
Waar het werkwoord ‘zwemmen’ aldoor hetzelfde blijft, wordt de persoonsvorm ‘gaan’ vervoegd.
Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
Nu je weet wat de betekenis van de persoonsvorm is, wil je natuurlijk weten hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden. Dit kan op drie verschillende manieren.
- Maak de zin vragend en de persoonsvorm komt als eerste werkwoord in de zin te staan.
- Verander de tijd van de zin en de persoonsvorm is het woord dat aangepast wordt.
- Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud of andersom en de persoonsvorm is het woord dat ook verandert.
Een paar voorbeelden zijn:
| Zin om te ontleden | Vragend | Tijd veranderen | Enkelvoud/meervoud | Persoonsvorm |
| De kinderen hebben vakantie. | Hebben de kinderen vakantie? | De kinderen hadden vakantie. | Het kind heeft vakantie. | Hebben |
| Het boek werd door de juf voorgelezen | Werd het boek door de juf voorgelezen? | Het boek wordt door de juf voorgelezen. | De boeken worden door de juf voorgelezen. | Werd |
| Waar wonen Bas en Amy? | Waar wonen Bas en Amy? | Waar woonden Bas en Amy? | Waar woonde Bas? | Wonen |
Persoonsvorm oefenen met voorbeelden
Wil je graag oefenen met het vinden van de persoonsvorm in een zin? Oefen dan met onderstaande voorbeelden.
- Elisa en Maartje wandelen door de stad.
- In de zomer gaat oma graag naar het strand.
- De kat slaapt in de zon.
Antwoorden
| Zin om te ontleden | Vragend | Tijd veranderen | Enkelvoud/meervoud | Persoonsvorm |
| Elisa en Maartje wandelen door de stad. | Wandelen Elisa en Maartje door de stad? | Elisa en Maartje wandelden door de stad. | Elisa wandelt door de stad. | Wandelen |
| In de zomer gaat oma graag naar het strand. | Gaat oma in de zomer graag naar het strand? | In de zomer ging oma graag naar het strand. | In de zomer gingen opa en oma graag naar het strand | Gaat |
| De kat slaapt in de zon. | Slaapt de kat in de zon? | De kat sliep in de zon. | De katten slapen in de zon. | Slaapt |
Ezelsbruggetjes Onderwerp & Persoonsvorm
Het ontleden van zinnen kan behoorlijk lastig zijn. Daarom geven we je een paar ezelsbruggetjes en handige tips, waarmee het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm makkelijker wordt.
- Moet je zowel het onderwerp als de persoonsvorm vinden? Maak de zin dan vragend. Je zult zien dat de persoonsvorm vooraan komt te staan, met het onderwerp er direct achter. Zo vind je ze allebei tegelijkertijd.
- Lukt het niet om het onderwerp en de persoonsvorm te vinden met een vragende zin of twijfel je? Zoek dan eerst de persoonsvorm door de zin in een andere tijd te zetten of het enkelvoud/meervoud te veranderen. Zoek daarna het onderwerp door met de gevonden persoonsvorm de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm’ te stellen.
Wil je nog meer oefenen met het ontleden van zinnen? Met onze toetsen Nederlands oefen je gemakkelijk met het ontleden van zinnen en andere grammatica.