Toets Economie

LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed - Hoofdstuk 1 t/m 4 - oefentoetsen & antwoorden

1e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:Surplus, de perfecte markt, pareto-efficient, economische uitkomst, minimumprijzen, belastingen, subsidies, marktmacht, prijsdiscriminatie, overheidsmonopolie, asymmetrische informatie, collectieve goederen, externe effecten

Examendomein: A, D en F

LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed
Toets Economie
LWEO Marktresultaat en overheidsinvloed 1e ed
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeIn de vraag wordt gesteld dat surplus een maatstaf om te bepalen of markten doelmatig weken en dat hierbij gebruik gemaakt wordt van het criterium van Pareto. We zullen dus beide onderdelen van de vraag gaan verklarenMet de omvang van het surplus bedoelen ze het “voordeel’ dat consumenten (betalingsbereidheid) en producten (leveringsbereidheid) hebben als de verkoopprijs lager / hoger ligt dan de betalingsbereidheid / leveringsbereidheid.Op basis van dit bedrag kijken we of een markt doelmatig (= zijn doel behaald) is.Pareto-efficient noemen we een situatie als één persoon zijn resultaat niet kan verbeteren zonder dat dit ten kosten van een ander gaat.Nu moeten we dit samenvoegen tot een antwoord.EindantwoordDat marktresultaat zich verbeterd als de vooruitgang van de een, groter is dan de achteruitgang van de ander. WerkwijzeOm uit te leggen waarom de overheid een minimumprijs instelt moeten we eerst weten wat dit is. Dan kunnen we dit koppelen aan een doel van de overheid.Een minimumprijs heeft als doel dat de (te lage) evenwichtsprijs / de prijs die op de markt tot stand komt omhoog gaat. Want de prijs moet minimaal een bedrag zijn.Waarom zou de overheid zeggen dat de verkoopprijs hoger moet zijn dan op de markt tot stand is gekomen?Oftewel; wie heeft hier baat bij? Wie wil de overheid hiermee beschermen?De producent!EindantwoordDe overheid stelt een minimumprijs in omdat de prijs die op de markt ontstaat te laag is en de producent hierdoor benadeeld wordt. Ze ontvangen een te laag bedrag en daardoor kunnen ze misschien de kosten niet betalen (en gaan mogelijk failliet) en/of ze besluiten het product niet eens aan te bieden. WerkwijzeOm deze vraag te beantwoorden moeten we eerst weten wat subsidie is en daarna uitleggen waarom de overheid dit geven.Subsidie is een tegemoetkoming van de overheid voor producten waarvan de overheid vindt dat ze goed zijn / ze het gebruik ervan willen stimuleren. De prijs van het product daalt hierdoor.Waarom zou de overheid ervoor kiezen producten goedkoper te maken zodat mensen het gaan gebruiken.EindantwoordDoor subsidie te geven op producten hoopt de overheid dat consumenten producten (meer) gaan gebruiken  / het gebruik ervan stimuleren. Dit doen ze omdat die producten zijn die goed zijn voor het milieu / de maatschappij. WerkwijzeOm de relatie tussen nationalisatie en prijsdaling te verklaren met daarbij een verwijzing naar overheidsmonopolie moeten we eerst het begrip overheidsmonopolie kort toelichten.Een overheidsmonopolie is in het geval de overheid een product aanbiedt en de overheid de enige is die het aanbiedt.Met nationalisatie bedoelen we dat producten / diensten die eerst aangeboden werden door commerciele bedrijven nu aangeboden worden door de overheid.Dan moeten we nu de uitleg geven waarom dit dan zou kunnen leiden tot een lagere prijs.Denk daarbij aan het doel van de overheid; wat willen zij precies? Waarom zouden zij een taak gaan uitvoeren in plaats van een bedrijf.EindantwoordAls de overheid de productie van een product / dienst besluit over te nemen / overneemt van een monopolie dan heb je te maken met een overheidsmonopolie. De reden dat de overheid besluit het zelf aan te bieden kan verschillen. Omdat de overheid niet streeft naar winst kan hierdoor de prijs dalen. WerkwijzeOm het probleem averechtse selectie uit te leggen en hoe de overheid dit kan oplossen gaan we eerst het begrippen uitleggen.Averechtse selectie is het proces waarbij de slechte risico’s de goede risico’s van de markt verdrijven.Hierdoor blijft bijvoorbeeld een verzekering zitten met meer mensen die vaak “schade” hebben ( de slechte risico’s) en gaan de mensen die weinig schade hebben weg (de goede risico’s)Hierdoor zal de verzekering met meer schadegevallen achterblijven en zal de verzekering zich genoodzaakt voelen om de premie te verhogen.Hierdoor herhaalt het proces zich en zullen nog meer goede risico’s weg gaan.De overheid kan dit “oplossen” door bepaalde verzekeringen verplicht te stellen. Zodat ook de goede risico’s zich moeten verzekeren.EindantwoordDoor averechtse selectie blijft een verzekeringsmaatschappij achter met veel klanten die vaak schade hebben. De mensen met weinig schade zullen zich niet verzekeren en gaan weg. Hierdoor stijgt de premie en herhaalt dit proces zich. De overheid kan een verzekering verplicht stellen waardoor iedereen zich moet verzekeren en dit proces niet op gang komt.Tip: Hoewel je nu vragen hebt gemaakt die onder het kopje kennis horen zie je dat je begrippen steeds moet koppelen aan vraagstukken. In de (bovenbouw) economie zie je zelden dat ze alleen maar de betekenis van een begrip vragen. Je moet ze altijd in relatie met een vraagstuk gebruiken. Zorg daarom dat je de begrippen beheerst zodat je begrijpt waar een vraag over gaat. In de beantwoording leg je dan als eerst het begrip uit en daarna de vraag. Dit kan je helpen fouten voorkomen. WerkwijzeOm de verandering in surplus te berekenen moeten we in zowel de oude als de nieuwe situatie het consumentensurplus berekenenMet producenten surplus bedoelen we het verschil tussen leveringsbereidheid en de daadwerkelijke verkoopprijsIn beide situaties zouden alle drie de onderneming de overkapping willen verkopen.Dan gaan we voor beide situaties, per onderneming, kijken wat het verschil is tussen betalingsbereidheid en verkoopprijsEindantwoordHieronder het antwoord in schema.Om het surplus te berekenen halen we de leveringsbereidheid van de prijs af.In de oude situatie is het in totaal € 7.050 en in de nieuwe situatie is het €5.775. De verandering is dan dat het 7.050 – 5.775 = afgenomen met € 1.275OndernemingLeveringsbereidheidOude prijsSurplusNieuwe prijsSurplusTimmermans BV€ 2.700€ 5.400€ 2.700€ 4.975€ 2.275Spijkerhard BV€ 3.150€ 5.400€ 2.350€ 4.975€ 1.925Zaag BV€ 3.400€ 5.400€ 2.000  +€ 4.975€ 1.575 +Totaal€ 7.050€ 5.775 WerkwijzeOm te bepalen welke minimumprijs de overheid instelt zodat het aanbodoverschot 20.000 is moeten we gaan zoeken in de figuur bij welke prijs er een aan aanbodoverschot is.Bij een minimumprijs vindt de overheid de evenwichtsprijs te laag. We moeten dus sowieso boven het snijpunt gaan kijken.Elk hokje van 5 blokjes staat gelijk aan een hoeveelheid van 10.000.We moeten dus boven de evenwichtsprijs van 30 euro gaan zoeken naar een punt waar het verschil tussen de rode en de groene lijn 2 blokjes breed is.Dat is bij een prijs van 35 euro.EindantwoordBij een minimumprijs prijs verhoogt de overheid de evenwichtsprijs. Di tis bij een prijs van 35 euro. Dan hebben we een aanbodoverschot van 20.000.  WerkwijzeOm de inkomsten voor de overheid uit accijnsopbrengst uit te rekenen moeten we weten hoeveel er verkocht wordt en wat de accijnsopbrengst per product is.De accijns is af te lezen tussen de startpunten van de twee lichtblauwe lijnen. Deze begint eerst bij 100 cent en daarna bij 200 cent. De accijns bedraagt dus 100 centIn de nieuwe evenwichtssituatie bedraagt de hoeveelheid 2 miljoen.De overheid krijgt dus 2 miljoen keer de accijns.EindantwoordDe accijns bedraagt 100 cent en in de nieuwe evenwichtssituatie worden 2 miljoen stuks verkocht. De overheid krijgt dus 2 miljoen x 1 euro = 2 miljoen euro accijnsopbrengst. WerkwijzeOm de verandering van het totale surplus te berekenen moeten we zowel in de oude als de nieuwe situatie.Het surplus berekenen je door de hoeveelheid in de evenwichtssituatie te vermenigvuldigen met de afstand tussen het beginpunt van de aanbodlijn en de vraaglijn. Omdat je dan een mooi vierkant berekend moet je hier alleen de helft van pakken.Oude situatie: ((400 – 100) x 3) : 2 = 450Nieuwe situatie: ((400 – 200) x 2) : 2 = 200De afname is dan 450 – 200 = 250.EindantwoordDe verandering van het surplus is de oude situatie (((400 – 100) x 3) : 2) – de nieuwe situatie (((400 – 200) x 2) : 2 = 200) = 250 euro. WerkwijzeOm een voorbeeld te geven van een collectief goed die niet uitsluitbaar en niet-rivaliserend is moeten we de drie begrippen eerst uitleggen voordat we deze vraag kunnen begrijpenCollectieve goederen zijn die (meestal) door de overheid geleverd wordenMet niet-uitsluitbaar bedoelen we dat er geen mensen uitgesloten kunnen worden van het gebruik ervan. Het is dus niet zo dat maar een iemand er gebruik van kan makenMet niet-rivaliserend bedoelen we dat het product / de dienst door meerdere mensen tegelijkertijd gebruik kan worden.Dan moeten we van deze combinatie een voorbeeld geven. Dat is lastig. Nu wordt er ook een beroep gedaan op je eigen creativiteit.EindantwoordEen collectief goed dat niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend is, is strooizout. In koude dagen wanneer het vriest strooit de overheid de wegen zodat er minder ongelukkig gebeuren. Je kan voor deze bestrooide wegen geen mensen uitsluiten en wanneer er iemand over de gestrooide weg heeft gereden kan het daarna nog steeds door andere worden gereden. Het is dus niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend WerkwijzeOm de verandering van een consumentensurplus te berekenen moeten we de oude en nieuwe situatie berekenen. Daarna kunnen we de procentuele verandering berekenenIn de oude situatie hebben we het surplus als driehoek tussen 90 en 60 euro tot 30.000 stuks (oranje gebied)In de nieuwe situatie hebben we het surplus als driehoek tussen 90 en 40 en 50.000. (oranje + geel + blauw)Om het surplus te berekenen doe je de lengte x de breedte : twee.In de oude situatie is dit: (90-60) x 30.000 : 2 = 450.000 (oranje gebied)In de nieuwe situatie is dit (90-40) x 50.000 : 2 = 1.250.000 (oranje, geel en blauw)De procentuele verandering bereken je door de nieuwe situatie te vergelijken met de oude situatie: de formule hiervoor is (nieuw – oud) : oud x 100%EindantwoordDoor de prijsdaling worden er nu 50.000 stuks verkocht, in de oude situatie was dit nog 30.000. Het surplus kunnen we berekenen door (maximale betalingsbereidheid – verkoopprijs) x aantal stuks : 2In de oude situatie is dit: (90-60) x 30.000 : 2 = 450.000 (oranje gebied)In de nieuwe situatie is dit (90-40) x 50.000 : 2 = 1.250.000 (oranje, geel en blauw)Dit is een procentuele verandering van: (1.250.000 – 450.000) : 450.000 x 100% = 177,78% WerkwijzeOm het verloren surplus te bepalen van het heffen van accijns moeten we gaan kijken wat het effect van de accijns is op de vraag en/of aanbodlijn en het nieuwe evenwichtspunt dat bereikt wordt.In de oude situatie is gebied ABCD (consumentensurplus) en EFGHI (producenten surplus) het totale surplusDoor de accijns verschuift de aanbodlijn naar A’Bij elke prijs moet de verkoper accijns afstaan.Pc is de prijs die de consument betaald aan de winkel, Pp is de prijs die de verkoper ontvangt. Het verschil hiertussen geeft de accijns weerOmdat er door de hogere evenwichtsprijs minder verkocht wordt ( Qe 🡪 Q1) vallen gebieden D en G weg. Dit is een verloren surplus en gaat niet naar een andere partijEindantwoordDoordat de accijns geheven wordt stijgt de verkoopprijs naar Pc waardoor er nog maar een hoeveelheid verkocht wordt van Q1. De gebieden DG zijn hierdoor verloren gegaan en geven dus het verloren surplus /de harberg driehoek weer. WerkwijzeOm besparing per kwh te bepalen moeten we (1)eerst achterhalen hoeveel extra warmtepompen er verkocht worden, (2) hoeveel subsidie de overheid moet betalen (3) hoeveel er nu extra bespaard wordt en dan (4) de totale subsidie kosten / de totale besparing(1) we vergelijken de oude en nieuwe situatie door Qv en Qa aan elkaar gelijk te stellen. In de oude situatie is dit:6000 – 80p = -1500 +30p 🡪 7500 = 110P 🡪 P 68.18 en dan P invullen in de formule brengt Q 🡪 Q =  545.600In de nieuwe situatie is dit 8000-80p = -1500+30p 🡪 9500 = 110P 🡪 P is 86,36 en dan P invullen in de formule brengt Q = 1.091.200 (2) De overheid moet dus voor 1.091.200 stekkers een subsidie geven van 25 euro 🡪 25 x 1.091.200 = 27.280.000(3) De extra besparing is dat er nu ( 1.091200 – 545.600) 545.600 meer stekkers verkocht worden. Die stekkers leveren allemaal 600 kwh en dat 10 jaar op 🡪 545600 * 600 * 10 = 3.273.600.000 kwh besparing(4) de totale subsidie kunnen delen door de besparing 🡪 0,0083 oftewel 0,83 cent subsidie per extra bespaarde kwhEindantwoordDoor de oude met de nieuwe situatie te vergelijken vinden we dat we nu 545.600 extra stekkers verkopen. Dit kost de overheid 25 x ( 545.60 + 545.600) = 27.280.000. Ze besparen hier extra mee 545.600 x 600 x 10 = 3.272.600.000 kwh. Dit is dan 27.280.00 / 3.272.600.000 = € 0,0083 WerkwijzeWe moeten achterhalen waarom de overheid een reden heeft om maar drie frequenties per mediabedrijf te willen verdelen.In de tekst zie je ook staan dat die maximum de macht moet beperken.De overheid streeft er dus naar dat er geen verdeling komt waarbij een partij veel zenders op de radio heeft en dus meer macht heeft.Het zou kunnen dat de consument nadeel kan ondervinden van marktmacht. EindantwoordOp deze manier voorkom je dat een partij teveel marktmacht krijgt en daardoor mogelijk de consument zou kunnen benadelen. WerkwijzeOm te begrijpen waarom de milieuschade niet verdwenen is moeten we de figuur kritisch bekijken. Daarnaast moeten we een manier bedenken waardoor de milieuschade wel zou kunnen verdwijnenIn de figuur zien we dat in het geval van vrije marktwerking (snijpunt vraag en aanbod) het evenwicht bereikt wordt bij een hogere hoeveelheid dan het evenwicht bij de situatie waarbij de overheid de heffing legt (snijpunt maatschappelijk aanbod en vraag)Echter is er nog steeds een positieve uitkomst betreft de hoeveelheid die bereikt wordt in het nieuwe evenwicht. Kortom: er is nog productie.De heffing heeft dus niet voorkomen dat het product niet meer gemaakt wordt en dus niet meer gekocht wordt.Om dit te voorkomen zou de overheid enkele keuzes hebben: verbieden, heffing verhogen zodat er bij deze prijs geen vraag is, of de norm aanpassen. Misschien zou er in het productieproces iets veranderd kunnen worden waardoor de milieuschade voorkomen kan worden. Welke optie uitgevoerd kan worden is afhankelijk van andere factoren.EindantwoordDoor de heffing ontstaat een nieuw snijpunt tussen de lijn vraag en maatschappelijk aanbod. Er is echter nog steeds productie en dus milieuschade. De overheid zou bijvoorbeeld de productie kunnen verbieden zodat er geen milieuschade is.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in