Praktische Economie MAX 2020 M1 Schaarste, geld en handel
- Hoofdstuk 2 - Van ruilen komt geen huilen
oefentoetsen & antwoorden
MAX 2020
Klas 4-5-6|Vwo
Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: ruilen, wederzijds voordeel, autarkie, ruilverhouding, eigendomsrechten, transactiekosten, patent, arbeidsproductiviteit, specialisatie, arbeidsdeling, absoluut en comparatief voordeel.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2020 M1 Schaarste, geld en handel
Online maken
Toets afdrukken
a) voorwaarden om ruil mogelijk te maken:1) de ruilverhouding moet bekend zijn;2) beide partijen moeten baat hebben bij de ruil (wederzijds voordeel).b) De partij die een middel aanbiedt, is voor dat middel de aanbieder, de andere partij is de vrager. Voor het andere middel zijn de rollen omgedraaid.c) Autarkie is het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen. Een autarkische of zelfvoorzienende gemeenschap produceert zelf alles wat ze nodig heeft en voert dus geen handel met de buitenwereld. a) Ruil kan wederzijds voordeel opleveren onder de volgende voorwaarden:1) het moet vaststaan dat de aanbieder van een middel ook de rechtmatige eigenaar is;2) de transactiekosten van de ruil moeten lager zijn dan het wederzijds voordeel van de ruil.b) In een patent is het eigendomsrecht op een idee of een creatieve uiting vastgelegd.c) Het voordeel van een patent is dat het bescherming vormt tegen het kosteloos kopiëren van een vinding. Het vooruitzicht van een patent is daardoor een stimulans om nieuwe ideeën te ontwikkelen.d) Het nadeel van een patent is dat er een situatie ontstaat waarbij het nieuwe middel maar door één partij wordt aangeboden. Vanwege het gebrek aan concurrentie, kan er een hoge prijs worden gevraagd. a) De vier ruilverhoudingen van een ei:Een ei = 0,1 pint bier (= 0,05 liter bier) = 0,1 kilo aardappelen = 0,1 kilo vlees = 0,3 makreel (zie de laatste zin van het artikel)b) 1 pint = 3 makrelen, 2 kilo vlees = 6 makrelen en 10 eieren = 3 makrelen, totaal 12. Hij heeft 15 makrelen gevangen, dus houdt hij 3 makrelen over.c) Er ontstaat wederzijds voordeel wanneer beide partijen er baat bij hebben.d) Het kost meer tijd om te bepalen of het een geschikte ruil. Sommige producten kunnen bijvoorbeeld bedorven zijn.e) The Pigs is een plek waar klanten samenkomen om producten die ze over hebben te ruilen tegen producten die ze willen hebben. De transactiekosten die hierdoor worden verlaagd zijn de zoek- en transportkosten.f) Redenen om ruilhandel toe te passen:In crisistijd of in tijden dat de inflatie erg hoog is ruilt men liever in goederen dan dat men met geld betaalt.De producten zijn vaak beter/verser, dus gewild bij de klantHet is voor de eigenaresse van de kroeg klantenbinding (klanten voelen zich thuis in de kroeg). a) De arbeidsproductiviteit in Westerse landen is doorgaans hoger, omdat Westerse landen over meer hoogwaardige productieprocessen beschikken. Tevens zijn veel werknemers in Westerse landen hoger geschoold.b) Bij een verhoging van de arbeidsproductiviteit wordt er in minder tijd hetzelfde aantal producten gemaakt. Dit verlaagt de arbeidskosten per product.c) Een stijging van de loonkosten per werknemer kan toch gepaard gaan met een daling van de loonkosten per eenheid product, als de arbeidsproductiviteit in verhouding of in procenten meer stijgt dan de stijging van de loonkosten.d) In de V.S. zijn de loonkosten per product $ 19,80 / 760 = $ 0,026. In Mexico zijn de loonkosten per product $ 2,40 / 80 = $ 0,03. De productie in de V.S. is het goedkoopst.Of: De arbeidsproductiviteit is in de V.S. (760 - 80) / 80 x 100% = 850% hoger dan in Mexico. De loonkosten is in de V.S. ($ 19,80 - $ 2,40) / $ 2,40 x 100% = 725% hoger dan in Mexico. De productie in de V.S. is het goedkoopst.Of: De arbeidsproductiviteit is in Mexico (80 - 760) / 760 x 100% = 89% lager dan in de V.S. De loonkosten is in Mexico ($ 2,40 - $ 19,80) / $ 19,80 x 100% = 88% lager dan in de V.S. De productie in de V.S. is het goedkoopst.e) De productie per uur in Indonesië is 180 stuks (0,6 x 300). De loonkosten per product moet in beide landen gelijk zijn.Loonkosten per product (Nederland) = € 45 / 300 = € 0,15Loonkosten per product (Indonesië) = loonkosten per uur / 180 = € 0,15De loonkosten in Indonesië per uur moeten zijn: € 0,15 x 180 = € 27.f) De hoge loonkosten in Nederland duiden op een hoge mate van automatisering, waardoor de arbeidsproductiviteit en de productie in Nederland hoog is. De loonkosten per product liggen daarom laag. a)Productie zonder arbeidsdelingAantal kisten tomatenAantal kisten paprika’sAantal benodigde minuten voor de tomatenAantal benodigde minuten voor de paprika’sTotaal aantal benodigde minutenHoekstra30420 / 10 = 4230 x 4 minuten = 120 minuten42 x 10 minuten = 420 minuten540 minutenDe Groot60240 / 30 = 860 x 5 minuten is 300 minuten8 x 30 minuten = 240 minuten 540 minutenTotaal90504206601080 minuten b) Hoekstra heeft een absoluut productievoordeel in beide producten, maar een comparatief voordeel in het telen van paprika’s. Hoekstra is 1,25 keer zo snel met het telen van tomaten, maar hij is 3 keer zo snel met het telen van paprika’s. Vandaar dat Hoekstra paprika’s gaat telen en De Groot tomaten.c)Productie met arbeidsdelingAantal kisten tomatenAantal kisten paprika’sAantal benodigde minuten voor de tomatenAantal benodigde minuten voor de paprika’sTotaal aantal benodigde urenHoekstra0540 / 10 = 54054 x 10 minuten = 540 minuten540 minutenDe Groot540 / 5 = 1080108 x 5 minuten =540 minuten0540 minutenTotaal108545405401080 minutend)Verdeling na ruilAantal kisten tomatenAantal kisten paprika’sHoekstraAlles tussen 29 en 48 is goed*46De GrootAlles tussen 60 en 79 is goed*8 Totaal10854Toelichting: het totaal aantal kisten paprika’s moet op 54 uitkomen. Dit wordt geproduceerd door teler Hoekstra ná specialisatie (zie antwoord op c). De Groot wil uitkomen op hetzelfde aantal kisten paprika’s als vóór de arbeidsdeling (dus 8 kisten paprika’s) Er blijft voor Hoekstra 46 kisten paprika’s over.Het totaal aantal kisten tomaten moet op 108 uitkomen. Dit wordt geproduceerd door teler de Groot ná specialisatie (zie antwoord op c). Beide telers willen een ruil waarbij ze er, vergeleken met de situatie zonder arbeidsdeling, op vooruitgaan. Dit betekent dat Hoekstra minstens 30 kisten tomaten wil en de Groot wil minstens 60 kosten tomaten, maar samen is dat nog geen 108. Beide telers moet dus onderhandelen over de verdeling waar ze beiden gelukkig van worden. Hou er wel rekening mee dat Hoekstra maximaal 47 kisten tomaten zal kunnen krijgen. Als hij één kist meer krijgt blijft er voor de Groot 59 kisten over en de Groot wil minstens 60 kisten tomaten. De Groot zal maximaal 78 kisten tomaten kunnen krijgen. Als hij één kist meer krijgt blijft er voor Hoekstra 29 kisten over en de groot wil minstens 30 kisten tomaten. a) In Argentinië is rundvlees 1,5x zo duur, maar in Brazilië 2x zo duur. Argentinië gaat dus rundvlees produceren en Brazilië maïs. b) Argentinië produceert 27 miljoen uur / 15 = 1,8 miljoen ton rundvlees. Brazilië produceert 33 miljoen uur / 12 = 2,75 miljoen ton maïs.c) Voorbeeld van een juist antwoord:Aantal uren arbeidper ton productMaïsRundvleesArgentinië1,5 miljoen ton1 miljoen tonBrazilië1,25 miljoen ton0,8 miljoen tonToelichting: het uitgangspunt bij ruilen is dat beide landen erop vooruit gaan bij vergeleken de situatie vóór specialisatie. Dit betekent dat ieder land heeft van beide producten meer óf van een product meer en van de ander hetzelfde. In bovenstaand antwoord heeft Brazilië evenveel mais en meer rundvlees, Argentinië heeft ook evenveel mais en meer rundvlees. Hoe weet je of jouw antwoord goed is? In de eerste plaats moet je uit zijn gegaan van wat hierboven onderstreept is. In de tweede plaats moet het antwoord op vraag d) goed zijn.Vraag d) is een controlevraag. De ruilverhouding tussen Argentinië en Brazilië moet tussen de twee ruilverhoudingen vóór specialisatie zitten (zie vraag d).Tot slot: de totale hoeveelheid maïs en rundvlees moet ná de ruil even hoog zijn als vóór de ruil en na specialisatie.d) Argentinië ruilt 0,8 miljoen ton rundvlees tegen 1,5 miljoen ton maïs uit Brazilië. Dit is een ruilverhouding van 1 : 1,875Let op: de ruilverhouding moet tussen de twee ruilverhoudingen vóór specialisatie zitten. Dus tussen 1 : 1,5 en 1 : 2e) In China varkensvlees 1,5x zo duur, maar in Nederland 2,5 zo duur. Nederland gaat dus varkens fokken (en China appels telen).f) Voor specialisatie:Nederland 0,45 miljoen uur / 6 uur = 75.000 ton appels en 0,45 miljoen uur / 9 uur = 50.000 ton varkensvlees.China 0,8 miljoen uur / 10 uur = 80.000 ton appels en 0,8 miljoen uur / 25 uur = 32.000 ton varkensvlees.Na Specialisatie:Nederland 0,9 miljoen uur / 9 uur = 100.000 ton varkensvlees.China 1,6 miljoen uur / 10 uur = 160.000 ton appels.g) Voorbeeld van een juist antwoord:Aantal uren arbeidper ton productAppelsVarkensvleesNederland76.00060.000China84.00040.000Toelichting: het uitgangspunt bij ruilen is dat beide landen erop vooruit gaan bij vergeleken de situatie vóór specialisatie. Dit betekent dat ieder land heeft van beide producten meer óf van een product meer en van de ander hetzelfde. In bovenstaand antwoord hebben beide landen meer appels en varkensvlees dan voor de ruil. Hoe weet je of jouw antwoord goed is? In de eerste plaats moet je uit zijn gegaan van wat hierboven onderstreept is. In de tweede plaats moet het antwoord op vraag h) goed zijn. Vraag h) is een controlevraag. De ruilverhouding tussen Nederland en China moet tussen de twee ruilverhoudingen vóór specialisatie zitten (zie vraag h).Tot slot: de totale hoeveelheid maïs en rundvlees moet ná de ruil even hoog zijn als vóór de ruil en na specialisatie.h) Nederland ruilt 40.000 ton varkensvlees tegen 76.000 ton appels uit China. Dit is een ruilverhouding van 1 : 1,9Let op: de ruilverhouding moet tussen de twee ruilverhoudingen vóór specialisatie zitten. Dus tussen 1 : 1,5 en 1 : 2,5
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.