Grandes Lignes 6.1 FLEX deel A+B - Chapitre 5 - Entre amis oefentoetsen & antwoorden

pourquoicontent(e)drôleensemble bavarder le lapin quelque chose triste rouge trop bien de broer het haar de avond de bril zwart vragen zingen ik zie wie zonder Tu as passé un bon weekend?Oui, on a regardé un film.Ton frère est comment?Il a les yeux bleus.Il est grand? Wie is dat, Peter? Dat is mijn vriend. Hij draagt een bril Houdt hij van sport? Wanneer ben je jarig? MaartJanvierJuliAugustusJuinAvrilFebruari J’                             ai                 regardé       ik heb gekekenTu                           as                regardé           jij hebt gekekenIl/elle/on                  a             regardé       hij/zij/wij heeft/hebben gekekenNous                 avons          regardé       wij hebben gekekenVous                 avez            regardé       jullie hebben/ u heeft gekekenils / elles                 ont          regardé       zij hebben gekekenTip: Je maakt de passé composé altijd met 2 onderdelen: het hulpwerkwoord avoir en een voltooid deelwoord. Je herkent het voltooid deelwoord van werkwoorden op -er aan de uitgang -é. Deze tijd gaat op dezelfde manier als in het Nederlands.                         Mannelijk                            vrouwelijkEnkelvoud   petit                                    petiteMeervoud    petits                                  petites Het bijvoeglijk naamwoord timide krijgt bij de vrouwelijk vorm geen extra -eHet bijvoeglijk naamwoord gros krijgt bij de mannelijke vorm in het meervoud geen extra -s. mars, anniversairecommentyeux, taille moyennetoujours, blancs.copains, regardéensemble.timide.Tip: Lees voor je antwoord geeft, eerst alle gegeven woorden en de zinnen goed door. Uit de context haal je vaak de juiste antwoorden. Kijk ook altijd goed wat voor soort woord je moet invullen: een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. In zin d moet je een woord invullen na het zelfstandig naamwoord baskets. Het woord baskets (sportschoenen) is mannelijk en staat in het meervoud, dus het woord dat erbij hoort, is óók mannelijk en staat in het meervoud (blancs)  Je gebruikt de passé composé om te vertellen wat je hebt gedaan.Je vervoegt deze tijd net als in het Nederlands met een vorm van het (hulp)werkwoord avoir en een voltooid deelwoord.Voorbeelden:J’ai visité. Ai is de vorm van avoir bij je en visité is het voltooid deelwoordIls ont fêté. Ont is de vorm van avoir bij ils en fêté is het voltooid deelwoord. Let op: Je herkent het voltooid deelwoord van werkwoorden die eindigen op -er aan de uitgang -é.  Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.2 voorbeelden in het Nederlands:De rode autoHet huis is groot. → ‘rode’ en ‘groot’ zijn bijvoeglijke naamwoorden.Bij een vrouwelijk woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -e. → ‘petit’ wordt dan ‘petite’In het meervoud krijgen bijvoeglijke naamwoorden een -s. → ‘grand’ wordt dan ‘grands’ of in het vrouwelijk meervoud ‘grandes’Drie voorbeelden van onregelmatige vormen van vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden:Beau (mooi) wordt belleNouveau (nieuw) wordt nouvelleVieux (oud) wordt vieille  Vous avez passé un bon weekend?Oui, nous avons mangé au restaurant avec la famille.On a bavardé beaucoup.C’est l’anniversaire de mon père, j’ai chanté une chanson de fête.Tu as rencontré mon père?Marie-Claire a donné un beau cadeau à mes parents.Ils ont aimé le cadeau. Tip: Kijk goed wat het onderwerp in de zin is en zoek daarbij de juiste vorm van het werkwoord avoir en zet daar het voltooid deelwoord achter. Het onderwerp staat (bijna) altijd aan het begin van de zin. Alle werkwoorden staan in het Frans altijd zoveel mogelijk bij elkaar. Dat is in het Nederlands vaak niet zo. Mon prof de français est calme et petit.Il a les yeux vertsMadame Janssen est sévère mais aussi intelligenteElle porte souvent des jeans gris et élégantsLa casquette de mon cousin est noire.Claire est une belle fille.Let op: Vertaal eerst het bijvoeglijk naamwoord in het Frans. Kijk dan goed bij welk zelfstandig naamwoord het bijvoeglijk naamwoord hoort. Als het woord vrouwelijk is (zoals casquette in zin e), dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -e. Let goed op of het een bijvoeglijk naamwoord betreft dat een onregelmatige vorm heeft zoals belle in zin f. Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -e, dan krijgt het vrouwelijk geen extra -e (sévère zin zin c).Eindigt het op een -s, dan krijgt het mannelijk meervoud geen extra -s.  Il a visité le parc Astérix.Le chat a mangé le fromage.Les amis ont porté une casquette bleue.Let op: De woordvolgorde in Franse zinnen is anders dan in het Nederlands. Het onderwerp staat (meestal) aan het begin van de zin, daarna volgen alle werkwoorden. Die staan altijd zoveel mogelijk bij elkaar. Vergelijk maar eens de Nederlandse zin: de vrienden hebben een blauwe pet gedragen met de Franse vertaling: les amis ont porté une casquette bleue.