Economie Integraal 2e ed deel 1+2
- Hoofdstuk 11 - Intertemporele ruil overheid
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Rijksoverheid en lagere overheden
Collectieve en particuliere sector
Collectieve dwang
Directe en indirecte belastingen
Draagkrachtbeginsel en profijtbeginsel
Overheidsinvesteringen en overheidsconsumptie
Overheidssaldo
Overheidsschuld
Voorraadgrootheid en stroomgrootheid
Inkomstenbelasting
Examendomein E
Toets Economie
Economie Integraal 2e ed deel 1+2
Online maken
Toets afdrukken
De collectieve sector bestaat uit de volgende organen:Rijksoverheid.Lagere overheden, zoals provincies, gemeentes en waterschappen.Zelfstandige bestuursorganen, zoals scholen, DNB, UWV en KVK. De particuliere of private sector bestaat uit bedrijven en gezinnen (consumenten). De verschillen tussen de collectieve en particuliere sector zijn:De collectieve sector dient het maatschappelijk belang, de particuliere sector het eigen/individueel belang (winst en surplus). De inkomsten van de collectieve sector (belastingen en sociale premies) worden via collectieve dwang verzameld. In de particuliere sector bestaat geen collectieve dwang. Elke partij moet voor zijn eigen inkomsten zorgen. Directe belastingen zijn belastingen die bedrijven en gezinnen rechtstreeks aan de Belastingdienst betalen. Voorbeelden zijn:Loonbelasting (inkomstenbelasting)Vennootschapsbelasting (winstbelasting van bv’s en nv’s)dividendbelasting (winstuitkering aan aandeelhouders)kansspelbelasting erfbelasting Indirecte belastingen zijn belastingen die gezinnen/particulieren betalen aan bedrijven/organisaties, die deze belastingen weer doorbetalen aan de Belastingdienst. Deze bedrijven/organisaties fungeren hier als tussenpersoon voor de ontvangst van deze belastingen door de overheid. Voorbeelden zijn: btw (omzetbelasting) accijnzen (extra hoge btw op benzine, rookwaren en alcohol)milieuheffingenmotorvoertuigenbelasting/wegenbelasting assurantiebelasting (bij verzekeringen)overdrachtsbelasting (bij aankoop woning)invoerrechten (bij import van buitenlandse producten) Bij het draagkrachtbeginsel betalen hogere inkomsten in verhouding meer belasting. De sterke schouders dragen de zwaarste lasten. Dit beginsel is gebaseerd op solidariteit.Dit is het geval bij o.a. inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Bij het profijtbeginsel betalen alleen die partijen belasting, die profijt hebben van een bepaalde overheidsvoorziening. De gebruiker betaalt. Dit is het geval bij o.a. btw en accijnzen, milieuheffing, invoerrechten, motorrijtuigenbelasting/wegenbelasting, Overheidsinvesteringen zorgen voor een toename van de productiecapaciteit in een land. Voorbeelden zijn:Aanleggen van wegenUitgaven aan overheidsgebouwenOverheidsconsumptie zijn uitgaven die niet tot een toename van de productiecapaciteit zorgen. Voorbeelden zijn:Betalen van ambtenarensalarissen Aanschaf van materialen Aftrekposten zijn uitgaven die je in een jaar hebt gedaan en die je bij de belastingaangifte mag aftrekken van je bruto-inkomen. Aftrekposten verlagen het belastbaar inkomen.Voorbeelden zijn: hypotheekrenteaftrek, bepaalde zorgkosten, bepaalde giften, reiskosten, woon-werk verkeer. Aftrekposten verreken je in de eerste stap bij het berekenen van de inkomstenbelasting (IB). Heffingskortingen verlagen de te betalen inkomstenbelasting en worden door de overheid/Belastingdienst bepaald op basis van de hoogte van je inkomen en specifieke gezinssituaties. Er zijn twee soorten heffingskorting:Algemene heffingskorting: voor iedereen die belastingplichtig is. Arbeidskorting: alleen voor mensen die werken.Heffingskortingen worden pas in de laatste stap verrekend bij het berekenen van de inkomstenbelasting (IB). Wanneer de overheid meer uitgaven dan inkomsten heeft, is er een overheidstekort. In deze situatie moet de overheid geld lenen van de ECB of van andere landen. Hierdoor ontstaat er een overheidsschuld. De schuld heeft betrekking op een bepaald tijdstip of een bepaald moment. Het is dus een voorraadgrootheid. De ‘nieuwe’ schuld is 475 miljard na een afname van 6 miljard. De ‘oude’ schuld was dus 481 miljard. Procentuele verandering = $\frac{nieuw-oud}{oud} \times 100\%$$\frac{475-481}{481} \times 100\%=-1,25\%$De schuld van 475 miljard is 47,3% van het BBP. Het BBP = 100%. Dus BBP = 475 miljard : 47,3 x 100 = 1.004 miljard (afgrond op miljarden)= €1.004.228.330.000 (uitgeschreven in euro)Het BBP heeft betrekking op een periode van een jaar. Dus niet op een bepaald tijdstip of moment.Het is dus een stroomgrootheid. Een afname van de overheidsschuld betekent dat er in de toekomst minder rente en aflossing betaald hoeven te worden. De toekomstige uitgaven worden dus lager en dit is voordelig voor het overheidssaldo. Wanneer de overheidsschuld toeneemt betekent dit dat de overheid geld leent om de collectieve uitgaven voor huidige generatie van nu te kunnen betalen. De generatie van nu heeft dus profijt van deze leningen.Doordat de schuld stijgt moet in de toekomst meer rente worden betaald. Daarnaast zal deze schuld in de toekomst ook weer afgelost moeten worden door de overheid. Deze toekomstige collectieve uitgaven zullen moeten worden gefinancierd vanuit toekomstige belastingopbrengsten. De toekomstige generatie zal dus moeten betalen voor de huidige collectieve uitgaven. De generatie van nu consumeert, wat betaald moet worden vanuit de inkomens van toekomstige generaties. Dit is intergenerationele ruil (ruilen over generaties), oftewel ruilen over de tijd. WerkwijzeBereken het totale bruto jaarinkomen van Mike. Bereken het belastbaar inkomen van Mike.Aftrekposten verlagen het belastbaar inkomen. Bijtellingen zoals eigenwoningforfait of bijtelling privé gebruik zakelijke (lease)auto verhogen het belastbaar inkomen. Vul dit belastbaar inkomen in de schijven van box 1 in. Verreken de totale heffingskorting. Antwoord:Bruto jaarinkomen = 12 x €8.200 x 1,0825 x 1,08 = €115.039,44Berekenen belastbaar inkomen:Aftrekposten = 4,5% van €480.000 (hypotheekrente) + €400 (aftrekbare zorgkosten) = €22.000Bijtelling = €4.125 (eigenwoningforfait)Belastbaar inkomen = €115.039,44 - €22.000 + €4.125 = €97.164,44Invullen box 1Schijf 1: 0,3697 x 75.518 = €27.919Schijf 2: 0,495 x ( 97.164,44 – 75.518) = €10.714Totaal = €27.919 + €10.714 = €38.633Verrekenen heffingskortingen:Totale heffingskorting = €600 + €350 = €950 €38.633 - €950 = €37.683Mike moet €37.683 aan inkomstenbelasting (IB) betalen over 2024. Kleine afwijking door afrondingsverschillen wordt niet fout geteld. WerkwijzeHet gemiddelde belastingtarief krijg je door de te betalen IB in een percentage uit te drukken van het bruto jaarloon. Antwoord:Gemiddelde belastingdruk = €37.683 / €115.039,44 x 100% = 32,76% Accijnzen worden door de consument betaald aan de winkeliers, die deze weer moeten afdragen aan de Belastingdienst. Het zijn dus indirecte belastingen, want ze worden niet direct aan de Belastingdienst betaald. Accijnzen zijn een extra hoge belasting op bepaalde producten (rookwaren, alcoholische dranken, brandstof).Alleen de koper betaalt deze extra hoge belasting, dus de gebruiker betaalt en wie meer gebruikt betaalt ook meer. Accijnzen vallen dus onder het profijtbeginsel. Het heffen van accijnzen door de overheid komt vanuit twee beweegredenen. Ten eerste wil de overheid het gebruik van deze producten terugdringen, vanwege de negatieve externe effecten die deze producten teweeg brengen:Rookwaren zijn ongezond voor de maatschappij en leveren daardoor hogere zorgkosten op. Brandstoffen vervuilen het milieu en leveren daardoor maatschappelijke kosten op. Alcoholgebruik is ongezond en leidt in bepaalde situaties tot agressie, waardoor zorgkosten en kosten voor handhaving (politie) stijgen. Ten tweede wil de overheid de maatschappelijke kosten die voortkomen vanuit deze negatieve externe effecten doorrekenen aan de gebruikers. De gemeente Berndonk is een lagere overheidsinstelling en valt daarmee onder de collectieve sector. Met het ophalen van het afval van de inwoners van de gemeente dienen zij het maatschappelijk belang. Het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen. Het tarief per kilo de inwoners stimuleert om de aangeboden kilo’s afval te beperken en daarmee lasten te besparen. Tarief per kilo is effectiever. Uit je verklaring moet blijken dat dit tarief een direct verband legt tussen de hoeveelheid aan te bieden afval en de prijs die daarvoor betaald wordt, terwijl een tarief per keer legen de inwoner zal stimuleren om de container zo vol mogelijk te stoppen en ‘niet op een kilo meer of minder te kijken’.Werkwijze:Bekijk de tariefelasticiteit van restafval. Deze is – 0,5.Dit betekent dat het verhogen van het tarief voor restafval met 1% zal zorgen voor een daling van het aanbod van restafval van 0,5%.Bereken dan hoeveel % de gemeente het aanbod van restafval wil laten dalen. Bereken tenslotte hoeveel % het oude tarief dan moet stijgen en wat het nieuwe tarief dus moet worden. Antwoord:De gemeente wil het aanbod van restafval laten dalen met 1.500.000 kilo. Het huidige aanbod van restafval = 15.000 huishoudens x 500 kilo.= 7.500.000 kilo De gemeente wil dus een procentuele daling van 1.500.000 kilo / 7.500.000 kilo x 100% = 20%Voor elke 0,5% daling van restafval, moet het tarief stijgen met 1%. Om een daling van 20% te realiseren moet het tarief dus stijgen met 20% / 0,5 = 40%Het nieuwe tarief moet worden:€0,15 (oude tarief) x 1,4 = €0,21Conclusie:Het tarief moet hoger worden dan €0,16. Inwoners van Berndonk zullen bij hogere afvaltarieven: eerder geneigd zijn om afval (in de natuur) te dumpen wat een negatief extern effect van consumptie vormt: omwonenden ondervinden hinder (waarvoor ze niet gecompenseerd worden) Nu de markt voor energie is geprivatiseerd, wordt energie niet meer aangeboden door overheidsbedrijven /zelfstandige bestuursorganen, maar door bedrijven die een winstdoelstelling hebben. Hierdoor valt de energiemarkt nu in de particuliere/private sector, want deze bedrijven met winstdoelstelling opereren vanuit eigenbelang. Het ‘cadeau’ wordt via het contract in 3 jaar betaald, waardoor er sprake is van een lening (koop op afbetaling). Het cadeau van nu moet door de consument betaald worden met inkomsten van later. De consument schuift consumptie van de toekomst naar voren (vervroegde consumptie) en dat is ruilen over de tijd. De rente die betaald moet worden kan worden gezien als de prijs van ruilen over de tijd.Extra vaste lasten bij Zekur-contract (3 jaar) met iSmart 6s: € 15,50 − € 7,00 = € 8,50 per product Bij afname van gas én stroom zijn de extra vaste lasten 2 x € 8,50 x 36 maanden = € 612 De gemiddelde winkelprijs van de iSmart 6s is € 550. Het rentebedrag dat Alex moet betalen is dus € 612 − € 550 = € 62Het gastarief bij het 3 jaar-vast-contract (Zekur) is hoger dan bij het variabel contract (Free) zodat de energieleverancier blijkbaar anticipeert op een tariefsverhoging van gas.Als er op een markt enkele aanbieders van een homogeen product zijn, is het risico groot dat er een prijzenoorlog wordt ontketend wanneer de bedrijven elkaar op prijs gaan beconcurreren. Hierdoor verliezen alle bedrijven omzet en daarmee winst en zullen zij er dus eerder voor kiezen zich met hun product te onderscheiden.WerkwijzeEr is sprake van een gevangenendilemma, wanneer er voor beide partijen een dominante strategie is, die uiteindelijk leidt tot een suboptimale situatie voor beide partijen. Toon aan wat de dominante strategie voor beide partijen is, door gebruik te maken van de getallen uit de payoff-matrix. Toon aan dat deze dominante strategieën leiden tot een suboptimale situatie, door gebruik te maken van de getallen uit de payoff matrix. Antwoord:De dominante strategie van EnerGas (EG) is ‘wel inhuren’ want als Green Energy (GE) ‘wel inhuurt’ dan −2 > −4 en als GE ‘niet inhuurt’ dan +2 > 0 de dominante strategie van GE is ook ‘wel inhuren’ want als EG ‘wel inhuurt’ dan −2 > −4 en als EG ‘niet inhuurt’ dan +2 > 0 deze evenwichtssituatie van −2 ; −2 is een suboptimale uitkomst, omdat beide leveranciers hun pay-off kunnen vergroten door niet een callcenter in te huren 🡪 0 ; 0in deze situatie zal hun winst gelijk blijven, terwijl de dominante strategieën ervoor zorgen dat beide partijen twee miljoen euro winst verliezen. De dominante strategieën leiden tot een suboptimale situatie, dus hier is inderdaad sprake van een gevangenendilemma.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.