Chemie Overal NaSk2 5e ed/FLEX - Hoofdstuk 9 - Zouten oefentoetsen & antwoorden

Om te bepalen of een stof een moleculaire stof, zout of metaal is, kijk je naar de samenstelling van de stof. Hierbij is het onderstaande schema handig:Moleculaire stof = alleen niet-metaalatomenZout = Metaal en niet-metaalatomenMetaal = Alleen metaalatomenHiermee kan je het schema invullen. Maak eventueel gebruik van het periodiek systeem in Binas tabel 34NaCl: Metaal (Na) en niet-metaal (Cl)C6H12O6: Niet-metaal (C, H en O)MgCl2: Metaal (Mg) en niet-metaal (Cl)Au: Metaal (Au)O2: Niet-metaal (O)Fe2O3: Metaal (Fe) en niet-metaal (O)StofMoleculaire stofZoutMetaalNaClxC6H12O6xMgCl2xAuxO2xFe2O3x K+ = kaliumCl- = chlorideRationele naam = KaliumchlorideNa+ = natriumCO32- = carbonaatRationele naam  = natriumcarbonaatAl3+ = aluminiumF- = fluorideRationele naam = aluminiumfluorideFe3+ = Ijzer(III) (let op het Romeinse cijfer, deze moet erbij!)O2- = oxideRationele naam = IJzer(III)oxide Schrijf de ionen opMg2PO43-Zet de ionlading eronder2+3- Geef de verhouding 32Noteer de verhouding als indexMg3(PO4)2Schrijf de ionen opNH4+ Cl-Zet de ionlading eronder1+1- Geef de verhouding 11Noteer de verhouding als indexNH4ClSchrijf de ionen opFe3+ S2-Zet de ionlading eronder3+2- Geef de verhouding 23Noteer de verhouding als indexFe2S3Schrijf de ionen opNa+ O2-Zet de ionlading eronder1+2- Geef de verhouding 21Noteer de verhouding als indexNa2O Bij het opstellen van een oplosvergelijking werken we met 3 stappen.Schrijf de juiste verhoudingsformule voor de pijl. Zet hier (s) achter.Noteer de losse ionen na de pijl, gescheiden door een ‘+’. Zet achter elk ion een (aq).Maak de vergelijking kloppend. De coëfficiënt is gelijk aan de index. Deze zet je voor het ion. NH4Cl (s) 🡪NH4Cl (s) 🡪 NH4+ (aq) + Cl- (aq)NH4Cl (s) 🡪 NH4+ (aq) + Cl- (aq)CaCl2 (s) 🡪CaCl2 (s) 🡪 Ca2+ (aq) + Cl- (aq)CaCl2 (s) 🡪 Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq) Bij het opstellen van een neerslagreactie werken we met de volgende drie stappenSchrijf de verhoudingsformule van de neerslag na de pijl. Zet daar een (s) achterNoteer de losse ionen die de neerslag vormen voor de pijl, gescheiden door een ‘+’. Zet achter elk ion (aq)Maak de reactievergelijking kloppend. De coëfficiënt is gelijk aan de index. Deze zet je voor het ion.                                    🡪 CaCO3 (s)Ca2+ (aq) + CO32- (aq)  🡪 CaCO3 (s)Ca2+ (aq) + CO32- (aq)  🡪 CaCO3 (s)                                  🡪 MgF2 (s)Mg2+ (aq) + F- (aq)     🡪 MgF2 (s)Mg2+ (aq) + 2 F- (aq)  🡪 MgF2 (s) Suiker is een moleculaire stof en keukenzout is een zout. Beide stoffen lossen goed op in water. Door het op te lossen zul je geen verschil zien tussen de reageerbuizen.Van de oplossingen die nu gemaakt zijn kunnen we de geleidbaarheid meten. Door twee elektrode in de oplossingen te hangen en te kijken of de oplossing stroom geleidt. Geleidt de oplossing stroom dan zal de reageerbuis keukenzout bevatten, geleidt de oplossing geen stroom dan zal in de reageerbuis suiker hebben gezeten.Toelichting:Opgeloste zouten geleiden stroom. Moleculen geleiden geen stroom. Hierdoor kan je het verschil testen. Hard water is water waar veel calciumionen in zijn opgelost.Een waterontharder zorgt ervoor dat er calciumionen uit het water worden gehaald. Dit doet de ontharder door er een zout aan toe te voegen dat zelf goed oplost, maar waarvan het negatieve ion neerslaat met calciumionen. Een veel gebruikt zout hiervoor is natriumcarbonaat.  Natriumcarbonaat lost goed op en alleen het carbonaation slaat neer met calciumionen. Zo kan de waterontharder het water ‘ontharden’.Toelichting: Dit kan je duidelijk maken door een oplosbaarheidstabel te maken met natriumcarbonaat:CO32-Ca2+sNa+gDe calciumionen slaan neer met de carbonaationen.  Zilvernitraat = Ag+ + NO3-Natriumchloride = Na+ + Cl-Opstellen oplosbaarheidstabelNO3-Cl-Ag+gsNa+ggDe witte vaste stof bestaat dus uit Ag+ en Cl- ionen. Deze reageren samen in de neerslagreactie:Ag+ (aq) + Cl- 🡪 AgCl (s) Lood heeft atoomnummer 82. Dit betekent dat lood 82 protonen heeft. Er staat het Romeinse cijfer II (2), dus het ion heeft een lading van 2+ .Lood heeft dus twee protonen meer dan elektronen. Lood heeft 82 – 2 = 80 elektronen.Lood heeft 82 protonen en 80 elektronenAlle negatieve ionen die slecht oplossen met Pb2+ kan je vinden in Binas tabel 35:OH-, O2-, I-, S2-, CO32-, SO42-, PO43-.Omdat we een verontreiniging helemaal uit het water willen halen zijn matig oplosbare zouten niet goed genoeg.Let wel op: een zout bestaat altijd uit een positief en negatief ion. Er wordt gevraagd naar een zout. Kies een positief ion dat met het gekozen negatieve ion goed oplosbaar is in water (een ‘g’ in Binas tabel 35). Bijvoorbeeld NaOH.Voor dit voorbeeld en het antwoord bij C werken we met natriumhydroxide (NaOH).Hierbij werken we weer met de drie stappen van het opstellen van een neerslagreactie                                    🡪 Pb(OH)2 (s)Pb2+ (aq) + OH- (aq)    🡪 Pb(OH)2 (s)Pb2+ (aq) + 2 OH- (aq) 🡪 Pb(OH)2 (s)In BiNaS tabel 38 staat welke kleuren welke ionen bij vlamkleuring geven. Hierbij staat dat loodionen een zwak blauwe kleur geven.