Neue Kontakte 7e ed deel A+ B - Hoofdstuk 3 - Schule oefentoetsen & antwoorden

a) die Klassenarbeit b) finden c) schreiben d) interessant e) schwierig / schwer f) Französisch g) die Realschule (spreek uit: Ree-aal sjoele) a) de mentor b) het cijfer c) laat d) het briefje e) moeilijk, zwaar f) zin hebben (Lust haben AUF = zin hebben IN) g) Nederlands a) gek b) in het weekend (let op: Wochen-ende, dus met 2x “en” in het midden) c) waarvandaan (ken je alle andere w-woordjes nog: wo, wann, wie, was, wer, wohin, woher, warum, welche(r)) d) kwart over een (das Viertel = het kwartier - met een hoofdletter! En achter einS staat een s) e) op zaterdag (am kun je hier vertalen met “op”) a) das Zimmer b) blöd c) einfach / leicht d) Viertel vor zwei (Viertel met een hoofdletter) e) am Freitag (am =  eigenlijk op de; in het Duits hoort er altijd een lidwoord bij de dag van de week. Dinsdag is een leuke dag = der Dienstag ist ein toller Tag) a) dritte b) fünfte c) achte d) siebte    Tip: De hoofdregel is bij getallen 0-19: telwoord +te: zwei-te. Uitzonderingen zijn erste, dritte, siebente, achtte. De hoofdregel bij getallen vanaf 20 : telwoord +ste: tausendste a) die Lehrer  b) die Stunden c) die Noten d) die Schulen   Tip: De hoofdregels zijn: mannelijke en onzijdige woorden op -el, -er, -en (Löffel, Fenster, Kuchen) veranderen niet in het meervoud. vrouwelijke woorden: +n of +en. die Frau → die Frauen, die Rolle → die Rollen a) sie haben b) ihr habt c) sie hat d) du hast e) er hat f) Sie haben g) ich habe h) es hat i) wir haben a) der Dienstag (alle dagen van de week zijn mannelijk, DER) b) morgens c) am Donnerstag (am = op de) d) der Freitag e) am Wochenende (Wochen+Ende) f) Viertel nach vier g) neun Uhr abends  a) Hausaufgaben mache ich am Wochenende. / Am Wochenende mache ich (meine) Hausaufgaben. / Ich mache (meine) Hausaufgaben am Wochenende. b) Meine Schwester geht in die siebte Klasse. c) Biologie und Erdkunde finde ich langweilig. d) Gehst du auch auf die Realschule [Ree-aal-sjoele] e) Um drei Uhr nachmittags schreibe ich einen Test. (einen Test SCHREIBEN) f) Wie sieht der Stundenplan aus? a) ich bin b) du bist c) er/sie/es ist d) wir sind e) ihr seid f) sie sind g) Sie Sind a) spreken af / ontmoeten elkaar / zien elkaar  b) letters (DER Buchstabe - dit woord eindigt weliswaar op -e, maar is mannelijk!) c) nu a) ich bin b) wir haben c) du bist d) ihr habt e) er/sie/es ist f) sie haben g) Sie sind De hoofdregel is bij getallen 0-19: telwoord +te: zwei-te. Uitzonderingen zijn erste, dritte, siebente, achtte In het antwoord moeten in ieder geval de begrippen: mannelijk (der) vrouwelijk (die) onzijdig (das) voorkomen. Ze betekenen de of het. a) die Straßen b) die Messen c) die Blumen d) die Kneipen   De standaardregel voor vrouwelijke woordjes is +(e)n. Dat wil zeggen +en, tenzij het woord op een -e eindigt.  a) die Hüte b) die Söhne c) die Flüsse d) die Bärte  Tip:De standaardregel voor mannelijke woordjes is Umlaut +e. Tip: Een Umlaut op de klinker en een e erachteraan. “+e. Een Umlaut kan alleen op de de klinkers uit het woord AUtO komen en nooit op de E of I/i. der Ball → die Bälle der Tisch - die Tische Hütten, Stufen, Lampen, Ketten, Aufgaben. Al deze woorden krijgen er een -n achter. De hoofdregel is : vrouwelijke woorden krijgen (e)n. Als het woord eindigt op een -e, dan alleen de +n. Het zijn allemaal vrouwelijke personen of dieren. a) Mathe (Mathematik) b) Spanisch (denk aan -sch) c) Sport d) Erdkunde DER DIE DAS Großvater (mannelijk pesoon) Stier (mnl dier) Cousin (mnl persoon) Hund (mnl. dier) Kuh (vrouwelijk dier) Oma (vrw persoon) Einsamkeit (-keit) Motte (-e) Biene (-e) Bäuerin (vrw persoon, boerin) Leitung (-ung) Freundschaft (-schaft) Schönheit (-heit) Dame (vrw. persoon) Eigenschaft (-schaft) Liege (-e) Dichtung (-ung) Bad (het) Kind (het) Etikett (het) Kalb (het kalf) Geschicht (het) Gefühl (het) Brot (het brood) Brötchen (het - alle verkleinwoorden zijn onzijdig. -chen = -(t)je a) die Strände (1) b) die Fenster (2) c) die Hobbys (3) d) die Köche (1) e) die Pullis (3)   Standaardregels (er zijn veel andere mogelijkheden, maar met deze vuistregels kom je een eind): 1 - mannelijk De standaardregel is daar “+e (Umlaut + e). De Umlaut kan alleen bij woorden met A U O gezet worden (denk aan de letters uit het woord AUtO 2 - mannelijk en onzijdig op -el / -er / -en (Löffel, Drucker, Kuchen) veranderen niet. 3 - woorden op a / y / i / o → +s (Bullys, Kameras) 4 - vrouwelijk vaak +(e)n (Frau → Frauen, Kette → Ketten) a) Nachmittags habe ich immer Sport. Das ist mein Lieblingsfach. (Liebelingsfach heeft geen e in het midden - dit gaat vaak fout) b) Mein Bruder geht aufs Gymnasium und er geht in die zehnte Klasse. (Denk eraan dat klassen na de basisschool doortellen: Groep 8 = sechste Klasse, brugklas = siebte Klasse, 2e klas = achte Klasse etc.) c) Wann hast du Biologie und wie heißt die Lehrerin? a) Morgens (of: vormittags) habe ich Biologie. Das (Fach) finde ich einfach. b) Meine Klassenlehrerin heißt Frau Karelsen. c) Ich finde sie blöd. (Ich finde Frau Karelsen blöd) d) Am Freitag habe ich die zweite Stunde Erdkunde. Wie findest du das? of: Wie findest du Erdkunde? of: Wie findest du das Fach? e) Geschichte finde ich langweilig.