Disco 2 (blauw) - Hoofdstuk 18 - Het begin van de republiek oefentoetsen & antwoorden

a) verlangen b) terugzenden, laten gaan c) rechter-, rechts d) richten op e) rond(om) (+ acc.) f) wreed g) prijzen h) snel i) bevrijden j) tijd (onz.) k) (dood)straf l) heil, redding (vrl.) Misere – celeriter – fortiter – acriter – alte. Tip: de bijwoorden van groep 1 en 2 hebben als kenmerk de uitgang -e.   Tarquinius Superbus. Horatius Cocles. cupidinis omnis = elk verlangen (gen. ev.) tempore securo = zekere tijd (abl. ev.) periculis crudelibus = wrede gevaren (dat. mv. of abl. mv.) ignes celeres = snelle vuren (nom./acc. mv.) fortitudinem suam = zijn/haar dapperheid (acc. ev.) Tip: schrijf bij alle zelfstandige naamwoorden eerst de naamval, het geslacht en het getal. Zoek daarna het bijvoeglijk naamwoord dat ermee congrueert (dus dat overeenkomt in naamval, geslacht en getal).   Tijdens de Romeinse republiek lag de macht niet langer in handen van één persoon, want waren er twee consuls. (Die werden bovendien gekozen voor de periode van slechts 1 jaar.) a) Consul Brutus zei dat hij zijn roekeloze zonen niet wilde bevrijden. b) De echtgenote probeert haar zonen te bevrijden. c) De moeder roept dat zij haar zonen liefheeft en niet wil verraden. d) Brutus verkiest de doodstraf boven haar liefde. e) De burgers menen dat de dappere consul zijn verdriet heeft verborgen/verborg. f) Allen prijzen de moed van hem en roepen dat zij hem liefhebben. Tip: heb je bij de zinnen met een aci gelet op voortijdigheid en gelijktijdigheid? Bij zin a is dicebat een verleden tijd: zei. Er volgt een aci: daarin is velle de infinitivus. Het is een infinitivus praesens, en daarom vertaal je gelijktijdig met dicebat. Dat wil zeggen, je vertaalt velle als een verleden tijd: wilde. Tip 2: vertaal elke zin met dezelfde strategie, bijvoorbeeld PSOLMO. Begin met de Persoonsvorm of Persoonsvormen, en bekijk daarna de Structuur van de zin: is er bijvoorbeeld een AcI met een eigen werkwoord? Zoek daarna bij elke persoonsvorm het Onderwerp (soms zit dat in het werkwoord, soms is het een losse nominativus). Bekijk daarna of er bij de persoonsvorm een Lijdend voorwerp kan passen (dat staat dan meestal in de accusativus). Hetzelfde doe je voor het Meewerkend voorwerp (dat staat meestal in de dativus). Tot slot kijk je pas naar alle Overige woorden in de zin, en vertaal je die: bijwoorden, bijvoorbeeld.   a) Coniunx b) Mater in zin c.  (Of: Brutus) c) Consulem in zin e.   Vetorecht betekent dat elke consul iets kon verbieden als hij het ergens niet mee eens was (veto = ik verbied). Daarmee kon iedere consul alsnog zelf een beslissing tegenhouden, en had hij dus de macht in handen.