Disco 2 (blauw) - Hoofdstuk 20 - Oorlog met Carthago oefentoetsen & antwoorden

a) gast(vriend) b) leger (4e groep) c) vrede (vrl.) d) samenbrengen e) weggaan, naar buiten gaan f) pf. van iacere: gooien, werpen g) rond(om) h) ruiter i) neerslaan, in de pan hakken j hoofd (onz.) k) dag (5e groep) l) 1. redden 2. bewaren   Hannibal was een Afrikaan, een Puniër / Carthaag, de grote vijanden van Rome. Hij  leefde rond 218 v.Chr. ten tijde van de Punische oorlogen die de Carthagers voerden met (tegen) Rome. Groep 5 4 Nom. fides tumultus Gen. fidei tumultus Dat. fidei tumultui Acc. fidem tumultum Abl. fide tumultu Nom. fides tumultus Gen. fiderum tumultuum Dat. fidebus tumultibus Acc. fides tumultus Abl. fidebus tumultibus Tip: Je kent  de rijtjes van portus en res. Het gaat er nu om dat je de uitgang plakt achter de stam van de onbekende woorden fides en tumultus. Dus: port-us maakt tumult-us. En Re-s maakt fide-s. Hannibal wilde de Romeinen verrassen, Romeinen hadden de macht over de zee, niemand anders eerder door de Alpen, zie bron Hannibal met troepen en dieren door de bergen, zware tocht. a) Hij was de leider. b) Hij was bezig met vechten en steden overwinnen. c)  annos acc. vanwege voorzetsel per  ille nom. want ow. bij pv. arae dat. vanwege ww. appropinquare d) orans hoort bij Hannibal e) Regel 6: me hoort bij Hannibal, te hoort bij Hamilcar, ego hoort bij Hannibal f) Hij sprak smekend tot zijn vader: ‘Vader, wanneer jij de soldaten naar Spanje zult leiden, sta mij dan toe om met jou mee te gaan naar Spanje. Ook ik wil heel graag vechten met de Romeinen. Tip: Bij vragen over een langer stuk tekst, moet je eerst het Latijn begrijpen. Onderstreep/markeer voor jezelf de persoonsvormen in de tekst, daardoor krijg je meer overzicht. Je kunt ook // tussen hoofd- en bijzinnen zetten.