Disco 1 (blauw) - Hoofdstuk 8 - De ondergang van Troje oefentoetsen & antwoorden

a) (8A) ora: kust b) (8A) navigare: varen c) (8A) alii … alii: sommigen … anderen d) (8A) modo: slechts e) (8A) aedificare: bouwen f) (8A) donum: geschenk g) (8A) dolus: list h) (8A) urbs: stad i) (8A) occultare: verbergen j) (8A) delere: vernietigen k) (8B) ara: altaar l) (8B) via: weg, straat m) (8B) somnus: slaap n) (8B) habere: hebben, houden o) (8B) auxilium: hulp p) (8B) condere: 1. (op)bergen 2. stichten q) (8B) apparere: verschijnen r) (8B) turba: menigte s) (8B) statuere: besluiten   a) currere: rennen / cucurri b) credere: geloven, vertrouwen / credidi c) aperire: openen / aperui d) ire: gaan / ii e) statuere: besluiten / statui f) surgere: opstaan / surrexi g) capere: nemen / cepi   a) pro: voor / + abl. b) credere: geloven, vertrouwen / + dat. c) de: vanaf / + abl. d) e(x): uit / + abl. e) instare: achternazitten / + dat. f) ad: naar / + acc. g) carere: vrij zijn van, missen / + abl.   a) dominus: domino b) rosa: rosa c) bellum: bello   a) dominus: dominis b) rosa: rosis c) bellum: bellis   a) tu: te b) vos: vobis c) eae: eis d) ego: me e) is: eo   a) Aeneas was de zoon van een godin (Venus) en met hem als stamvader van de Romeinen wilde de keizer later zien dat de macht van de Romeinen de wens van de goden was. b) De Trojaan Paris koos Venus als mooiste godin en hij kreeg als beloning de mooiste vrouw van de wereld. Dat was Helena, maar zij was al getrouwd met een Griekse koning. Paris ontvoerde Helena en toen de Grieken haar wilden terughalen begon de Trojaanse oorlog. c) Sinon deed alsof de Grieken hem hadden willen offeren en alsof hij ze nu haatte. In die rol overtuigde hij de Trojanen om het houten paard de stad in te slepen. d) De priester Laocoön wilde het paard niet in de stad hebben en gooide er een speer in. Vervolgens werd hij door een zeeslang gewurgd, samen met zijn zoons, en de Trojanen concludeerden toen dat de goden wilden dat ze het paard wél de stad in brachten. a) Graecus: Graeco / Graecis (Graecus gaat als dominus) b) porta: porta / portis (porta gaat als rosa) c) donum: dono / donis (donum gaat als bellum) d) somnus: somno / somnis (somnus gaat als dominus) e) auxilium: auxilio / auxiliis (auxilium gaat als bellum) f) ego: me / nobis (ego is onregelmatig; het meervoud is nos!)   a) in + acc. geeft een richting aan: ‘Wij rennen de straat in.’ b) in + abl. geeft een locatie aan: ‘Wij rennen op straat.’ In de eerste zin rennen mensen een straat in, ze zijn er nog niet. In de tweede zin zijn ze al op straat en rennen daar rond. De Grieken verlangden Helena terug te brengen en zij voeren naar Troje. ‘s Nachts lieten zij een houten paard achter op de kust en verborgen zich op een eiland voor Troje. De volgende dag zagen de Trojanen het houten paard. Sommigen zeiden: “Het is een geschenk van de Grieken. Ze verlangen geen oorlog.” Meteen zeiden anderen echter: “Het is een list van de Grieken! Geloof de Grieken nooit!” De Trojanen discussieerden lang over het paard, maar uiteindelijk trokken ze het als een geschenk de stad in. Ze riepen uit: “Wij zijn de overwinnaars! De Grieken durven niet te vechten. Ze zijn laf!” De Grieken wachtten echter geduldig de nacht af in het paard. Vervolgens verlieten ze in stilte het paard en ze doodden vele Trojanen in hun slaap. Sommigen/Anderen staan op uit bed en vluchten, maar de Grieken zitten hen in de straten achterna en doden hen met hun zwaarden. De prins Aeneas redt de Penaten en vlucht met zijn zoon uit Troje. Maar waar varen zij heen…?   Toelichting van één lastige zin, zin 10:  Alii e lecto surgunt et fugiunt, sed Graeci eis in viis instant et eos gladiis interficiunt. interficere/-io: doden Er zijn vier persoonsvormen: surgunt, fugiunt, instant en interficiunt. In het verhaal verwacht je misschien een verleden tijd, maar Romeinen gebruiken op een spannend moment in het verhaal vaak een praesens. Alii is het onderwerp bij de eerste twee persoonsvormen, Graeci bij de laatste twee. instare gaat met de dativus, dus moet verbonden worden met eis. in wordt gevolgd door de ablativus viis, dus dat betekent ‘in/op de straten’. Bij de ablativus gladiis staat geen voorzetsel. ‘met’ past hier het beste: ‘met hun zwaarden’.   TIPS: Begin bij het vertalen van een zin bij de persoonsvorm (die vrijwel altijd achteraan staat). Kijk goed naar de uitgang en bepaal welke persoonsvorm het precies is. Let goed op de tijd! Bepaal of bij die persoonsvorm alleen een onderwerp moet komen of ook een lijdend voorwerp en misschien ook een meewerkend voorwerp. Soms moet de persoonsvorm aangevuld worden met een infinitivus (heel werkwoord). Zoek de nominativus die het onderwerp moet zijn. Als er geen nominativus in de zin staat, neem dan het onderwerp van de vorige zin en vul ’hij’, ‘zij’ of ‘het’ aan. Neem de accusativus als lijdend voorwerp. Een accusativus kan ook géén lijdend voorwerp zijn. In dat geval staat de accusativus achter een voorzetsel waarbij ‘+ acc.’ bij de woordjes staat. Neem de dativus als meewerkend voorwerp. Een dativus kan ook een aanvulling zijn bij een werkwoord dat je ‘+ dat.’ geleerd hebt. Een ablativus is meestal een aanvulling bij een voorzetsel of een werkwoord dat je ‘+ abl.’ geleerd hebt. Blijft er een ‘losse’ ablativus in de zin over, voeg dan ‘met’ of ‘door’ in de vertaling toe (of een ander voorzetsel dat beter past).