Disco 1 (blauw)
- Hoofdstuk 14 - Romulus, eerste koning van Rome
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
|Gymnasium
Toets Latijn
Disco 1 (blauw)
Online maken
Toets afdrukken
a) (14A) signum: teken
b) (14A) an: of
c) (14A) pugna: strijd
d) (14A) alius: ander
e) (14A) fabula: verhaal
f) (14A) novus: nieuw
g) (14A) altus (2x!): 1. hoog 2. diep
h) (14A) quondam: eens, ooit
i) (14A) nondum: nog niet
j) (14A) unus: een
k) (14B) cena: maaltijd
l) (14B) legatus: gezant
m) (14B) finitimus: aangrenzend, naburig
n) (14B) Romam: naar Rome
o) (14B) post: na
p) (14B) domum: naar huis
q) (14B) miser: ongelukkig
r) (14B) Romanus (2x!): 1. Romein 2. Romeins
s) (14B) convenire: samenkomen
a) fingere: vormen, verzinnen / finxi
b) considere: gaan zitten / consedi
c) colere: vereren, verzorgen / colui
d) ostendere: (ver)tonen / ostendi
e) cadere: vallen, dood neervallen / cecidi
f) facere: maken, doen / feci
a) mons: berg, heuvel / montes (gaat als rex)
b) multitudo: menigte / multitudines (gaat als rex)
c) magnitudo: grootte, grootheid / magnitudines (gaat als rex)
d) labor: werk, inspanning, moeite / labores (gaat als rex)
e) iuvenis: jongeman / iuvenes (gaat als rex)
a) qui:
qui
cuius
cui
quem
quo
-
qui
quorum
quibus
quos
quibus
b) quid:
quid
cuius
cui
quid
quo
-
quae
quorum
quibus
quae
quibus
a) Versie 1: ze kregen ruzie over de voortekens, raakten in gevecht en Romulus won. Versie 2: ze begonnen ieder hun eigen stad te bouwen en toen ze allebei een klein muurtje hadden, sprong Remus over het muurtje van Romulus om hem belachelijk te maken. Vervolgens doodde Romulus Remus in zijn woede.
b) Er waren alleen maar mannen en er trokken ook alleen maar mannen naar de jonge stad Rome toe. Zonder vrouwen geen nageslacht. Rome zou dan maar kort blijven bestaan.
c) Ze organiseerden een feest waarvoor ze mannen, maar vooral vrouwen van een naburig volk uitnodigden. Tijdens dat feest ontvoerden ze de vrouwen (de Sabijnse maagdenroof).
d) Romulus verdween plotseling in een storm met bliksem. Later bleek dat hij niet vermoord was, maar onder de goden op de Olympus was opgenomen. Een goed teken voor de toekomst van Rome dus.
a) quam (acc.): in de betrekkelijke bijzin ontbreekt nog een lijdend voorwerp, want ‘jij’ is al het onderwerp dat in de persoonsvorm vides besloten ligt.
b) cui (dat.): in de betrekkelijke bijzin ontbreekt nog een meewerkend voorwerp, want ‘jij’ is al het onderwerp dat in de persoonsvorm das besloten ligt en praemium is al het lijdend voorwerp.
c) cuius (gen.): in de betrekkelijke bijzin ontbreekt geen noodzakelijk zinsdeel, dus de genitivus (van wie) is dan de enige mogelijkheid.
d) qui (nom.): in de betrekkelijke bijzin ontbreekt nog een onderwerp, want fratrem is al het lijdend voorwerp.
e) quae (nom.): in de betrekkelijke bijzin ontbreekt nog een onderwerp, want fratrem is al het lijdend voorwerp.
a) Quod: de acc.ev.onz. congrueert met signum: Welk teken toonden de goden?
b) Quas: de acc.mv.onz. congrueert met deas: Welke godinnen vereerden jullie?
c) Quis: de nom.ev.mnl. van het zelfstandig vragend voornaamwoord: Wie is de koning van de Romeinen?
d) Quid: de acc.ev.onz. van het zelfstandig vragend voornaamwoord: Wat doen jullie in de tempel?
e) Quam: de acc.ev.vrl. congrueert met fabulam: Welk verhaal vertelden de Romeinen?
Beide broers, Romulus en Remus, wilden de koning van de nieuwe stad zijn.
Daarom besloten zij de goden te raadplegen en hun tekens af te wachten.
De goden toonden eerst zes vogels aan Remus.
Daarna zag Romulus, die op een andere berg was gaan zitten, twaalf vogels.
Aan welke broer is het nu toegestaan koning van de nieuwe stad te zijn?
Later was er een strijd, waarin Romulus Remus heeft gedood.
Veel jongemannen kwamen naar de nieuwe stad, die zij Rome hadden genoemd.
Vrouwen of meisjes hadden zij echter niet. Daarom verzonnen de Romeinen een list:
Ze nodigden de Sabijnen, qui een naburige stad bewoonden, in Rome uit.
Na de maaltijd en een spektakel roven de Romeinen de meisjes van de Sabijnen en ze verkrachten hen.
Later hielden de Sabijnse meisjes toch van de mooie Romeinse jongemannen.
Gezanten van de Romeinen en de Sabijnen kwamen samen en maakten/sloten vrede.
Nu was Rome de grootste stad in Italië.
Toelichting van één lastige zin, zin 4:
Deinde Romulus, qui in alio monte consederat, duodecim aves vidit.
duodecim: twaalf
De hoofdzin wordt onderbroken door een betrekkelijke bijzin. Voor een correcte Nederlandse zin moet je de persoonsvorm van de hoofdzin naar voren halen, dus ‘Daarna zag Romulus, die…, twaalf vogels.’
De persoonsvorm van de hoofdzin, vidit, is perfectum; het praesens zou videt zijn.
De persoonsvorm van de betrekkelijke bijzin, consederat, is plusquamperfectum: ‘hij was gaan zitten’.
Omdat het de betekenis van de zin nauwelijks verandert, maak je snel een fout in de werkwoordstijd. Opletten dus!
TIPS:
Begin bij het vertalen van een zin bij de persoonsvorm (die vrijwel altijd achteraan staat). Kijk goed naar de uitgang en bepaal welke persoonsvorm het precies is. Let goed op de tijd!
Bepaal of bij die persoonsvorm alleen een onderwerp moet komen of ook een lijdend voorwerp en misschien ook een meewerkend voorwerp. Soms moet de persoonsvorm aangevuld worden met een infinitivus (heel werkwoord). Dat kunnen ook meerdere infinitivi zijn.
Zoek de nominativus die het onderwerp moet zijn. Als er geen nominativus in de zin staat, neem dan het onderwerp van de vorige zin en vul ’hij’, ‘zij’ of ‘het’ aan.
Neem de accusativus als lijdend voorwerp.
Een accusativus kan ook géén lijdend voorwerp zijn. In dat geval staat de accusativus achter een voorzetsel waarbij ‘+ acc.’ bij de woordjes staat.
Neem de dativus als meewerkend voorwerp.
Een dativus kan ook een aanvulling zijn bij een werkwoord dat je ‘+ dat.’ geleerd hebt.
Een ablativus is meestal een aanvulling bij een voorzetsel of een werkwoord dat je ‘+ abl.’ geleerd hebt.
Blijft er een ‘losse’ ablativus in de zin over, voeg dan ‘met’ of ‘door’ in de vertaling toe (of een ander voorzetsel dat beter past).
Woorden in de genitivus vertaal je als bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord waar de genitivus (doorgaans) achter staat.
Bepaal van bijvoeglijk naamwoorden goed bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. Ze moeten congrueren = in hetzelfde getal, geslacht en naamval staan.
In een betrekkelijke bijzin, zoals in elke bijzin, moet je opnieuw ontleden. Het betrekkelijk voornaamwoord vervult één van de grammaticale functies die je ook in een hoofdzin hebt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.