Disco 1 (blauw)
- Hoofdstuk 15 - Koningen van Rome
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
|Gymnasium
Toets Latijn
Disco 1 (blauw)
Online maken
Toets afdrukken
a) (15A) vulnerare: (ver)wonden
b) (15A) si: als, indien
c) (15A) inquit: hij.zij zegt, zei
d) (15A) bonus: goed
e) (15A) opes (2x!): 1. rijkdom 2. macht
f) (15A) populus: volk
g) (15A) mortuus: gestorven
k) (15B) putare: denken, menen
l) (15B) serva: slavin
m) (15B) iure: terecht, met recht
n) (15B) salutare: (be)groeten (als)
o) (15B) se recipere: zich terugtrekken
p) (15B) vis: geweld
q) (15B) regnare: koning zijn
a) ius: recht / iura (gaat als nomen)
b) miles: soldaat / milites (gaat als rex)
c) senator: senator / senatores (gaat als rex)
d) vulnus: wond / vulnera (gaat als nomen)
e) homo: mens, man / homines (gaat als rex)
a) Rhea zegt dat Mars de slaapkamer binnenkomt.
b) Rhea zei dat Mars de slaapkamer binnenkwam.
c) Rhea zegt dat Mars de slaapkamer binnengekomen is.
d) Rhea zei dat Mars de slaapkamer binnengekomen was.
Een infinitivus praesens moet in de a.c.i. gelijktijdig aan de persoonsvorm in de hoofdzin vertaald worden. Je gebruikt in de vertaling in de ‘dat-zin’ dus dezelfde werkwoordstijd als in de hoofdzin.
Een infinitivus perfectum moet in de a.c.i. voortijdig aan de persoonsvorm in de hoofdzin vertaald worden. Je gebruikt in de vertaling in de ‘dat-zin’ dus een werkwoordstijd die verder in het verleden ligt dan de tijd van de hoofdzin.
In de zinnen a t/m d is Martem telkens de subjectsaccusativus, want het is de eerste accusativus die na de persoonsvorm dicit/dixit staat. ‘Mars’ wordt dus het onderwerp van de ‘dat-zin’. Het woord cubiculum staat ook in de accusativus, maar ‘slaapkamer’ kan inhoudelijk niet het onderwerp zijn en is bovendien de tweede accusativus na de persoonsvorm.
a) Zijn moeder was een zwangere vrouw uit een overwonnen volk, die als slavin bij Tarquinius en Tanaquil in het paleis mocht komen wonen. Het koninklijk paar besloot na de geboorte om Servius als hun eigen zoon op te voeden.
b) Tanaquil bood allereerst de zwangere vrouw onderdak in het paleis, maar ze zorgde er later voor, toen de koning na een aanslag bijna dood was, dat Servius hem op kon volgen.
c) Tarquinius Superbus was de biologische zoon van Tarquinius en Tanaquil die ze hadden gepasseerd, toen Servius koning werd. Deze rechtmatige prins nam wraak, liet Servius uit de weg ruimen en maakte zichzelf koning.
a) De slavin vertelt dat het volk de senatoren groet.
b) Het volk vertelde dat de slavin de senatoren groette.
c) De senatoren vertellen dat het volk de slavin heeft gegroet.
d) De slavin vertelde dat de senatoren het volk hadden gegroet.
Een infinitivus praesens moet in de a.c.i. gelijktijdig aan de persoonsvorm in de hoofdzin vertaald worden. Je gebruikt in de vertaling in de ‘dat-zin’ dus dezelfde werkwoordstijd als in de hoofdzin.
Een infinitivus perfectum moet in de a.c.i. voortijdig aan de persoonsvorm in de hoofdzin vertaald worden. Je gebruikt in de vertaling in de ‘dat-zin’ dus een werkwoordstijd die verder in het verleden ligt dan de tijd van de hoofdzin.
De eerste accusativus die na de persoonsvorm staat, is telkens de subjectsaccusativus die het onderwerp van de ‘dat-zin’ wordt. De tweede accusativus is telkens het lijdend voorwerp bij de infinitivus.
Twee herders, die de prinsen hadden gestuurd, hadden koning Tarquinius, maar ze hadden hem niet gedood.
Tanaquil had de wonden van haar echtgenoot verzorgd en ze zei tegen haar/hun adoptiefzoon Servius:
“Ik zeg tegen het volk dat koning Tarquinius nog niet gestorven is.
Jij moet ondertussen de taken van de koning aannemen. Ik wil jou namelijk koning maken.
Ook de goden willen dat jij de koning van Rome bent.”
Na de dood van Tarquinius was Servius weliswaar koning, maar hij was (er) niet lang blij (mee).
Later wilde Tarquinius Superbus, die de echte zoon van Tarquinius en Tanaquil was, koning zijn.
Plotseling kwam hij met bewapende soldaten de curia binnen en zei dat de moeder van Servius een slavin was geweest, (en) zijn (eigen) vader de vorige koning.
Daarna verdreef hij Servius uit de curia.
Hij stelde de senatoren, die de nieuwe koning vreesden en zich terugtrokken, gerust:
“Ik spaar jullie, als jullie mij als koning begroeten. Servius was een nepkoning. Vrees mij niet.”
Na vele jaren beging (deed) koning Tarquinius Superbus een misdaad, die de geschiedenis van de Romeinen zeer veranderde.
Toelichting van één lastige zin, zin 8:
Subito cum militibus armatis curiam intravit et dixit matrem Servii servam fuisse, patrem suum regem priorem.
curia: curia, senaatsgebouw (ook in r.9) | suum: zijn (eigen) | priorem: vorig(e)
Na dixit volgt eerst de a.c.i. matrem Servii servam fuisse. matrem is de subjectsaccusativus.
fuisse is de infinitivus: let op de tijd (perfectum). Omdat het hoofdwerkwoord dixit ook al in het perfectum staat, vertaal je fuisse uiteindelijk als gezegde in het plusquamperfectum (verder in het verleden): ‘(dat…) was geweest.’
In het laatste deel van de zin moet je in gedachten weer dixit en fuisse aanvullen om een begrijpelijke zin te krijgen, met weer een a.c.i. dus: dixit patrem suum regem priorem fuisse. Romeinen begrepen de zin ook zonder deze woorden te herhalen. In de Nederlandse vertaling zie je dat wij die herhaling ook niet nodig hebben, maar het maakt de Latijnse zin wel lastiger te begrijpen.
Nederlanders vinden alleen een komma tussen de twee a.c.i.´s nogal kaal, maar een Romein niet. Je kunt er eventueel ´en´ of ´maar´ tussen zetten.
Omdat de infinitivus een vorm van esse is, is de tweede accusativus in de a.c.i. niet het lijdend voorwerp, maar het naamwoordelijk deel van het gezegde. In de vertaling gaat dit meestal vanzelf goed, als je hebt gezien dat je met een a.c.i. te maken hebt.
TIPS:
Begin bij het vertalen van een zin bij de persoonsvorm (die vrijwel altijd achteraan staat). Kijk goed naar de uitgang en bepaal welke persoonsvorm het precies is. Let goed op de tijd!
Bepaal of bij die persoonsvorm alleen een onderwerp moet komen of ook een lijdend voorwerp en misschien ook een meewerkend voorwerp. Soms moet de persoonsvorm aangevuld worden met een infinitivus (heel werkwoord). Dat kunnen ook meerdere infinitivi zijn.
Zoek de nominativus die het onderwerp moet zijn. Als er geen nominativus in de zin staat, neem dan het onderwerp van de vorige zin en vul ’hij’, ‘zij’ of ‘het’ aan.
Neem de accusativus als lijdend voorwerp.
Een accusativus kan ook géén lijdend voorwerp zijn. In dat geval staat de accusativus achter een voorzetsel waarbij ‘+ acc.’ bij de woordjes staat.
Neem de dativus als meewerkend voorwerp.
Een dativus kan ook een aanvulling zijn bij een werkwoord dat je ‘+ dat.’ geleerd hebt.
Een ablativus is meestal een aanvulling bij een voorzetsel of een werkwoord dat je ‘+ abl.’ geleerd hebt.
Blijft er een ‘losse’ ablativus in de zin over, voeg dan ‘met’ of ‘door’ in de vertaling toe (of een ander voorzetsel dat beter past).
Woorden in de genitivus vertaal je als bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord waar de genitivus (doorgaans) achter staat.
Bepaal van bijvoeglijk naamwoorden goed bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. Ze moeten congrueren = in hetzelfde getal, geslacht en naamval staan.
In een betrekkelijke bijzin, zoals in elke bijzin, moet je opnieuw ontleden. Het betrekkelijk voornaamwoord vervult één van de grammaticale functies die je ook in een hoofdzin hebt.
Let bij een a.c.i. op de tijd van het hoofdwerkwoord en op de tijd van de infinitivus (praesens = gelijktijdig, perfectum = voortijdig).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.