Disco 1 (blauw)
- Hoofdstuk 16 - Het einde van de koningstijd
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
|Gymnasium
Toets Latijn
Disco 1 (blauw)
Online maken
Toets afdrukken
a) (16A) pugnare: vechten
b) (16A) nisi: als niet
c) (16A) nudus: naakt
d) (16A) tantus: zo groot
e) (16A) victoria: overwinning
f) (16A) timere: bang zijn, vrezen
g) (16B) alienus: vreemd
k) (16B) -que: en ...
l) (16B) scelestus: misdadig, schurkachtig
m) (16B) animus (2x!): 1. hart 2. geest
n) (16B) abesse: afwezig zijn
o) (16B) exemplum: voorbeeld
p) (16B) violare: schenden, verkrachten
q) (16B) peccare: verkeerd handelen, zondigen
a) victor (nom.mv): overwinnaar / victores (gaat als rex)
b) cor (nom.mv): hart / corda (gaat als nomen)
c) ops (acc.ev.): hulp / opem (gaat als rex)
d) sanguis (acc.ev.): bloed / sanguinem (gaat als rex)
a) deprehendere: betrappen, grijpen / deprehendi
b) addere: toevoegen / adiddi
c) extrahere: trekken uit / extraxi
d) vincere: overwinnen / vici
e) tradere: overhandigen, overleveren / tradidi
f) interficere: doden / interfeci
a) haec:
haec
huius
huic
hanc
hac
-
hae
harum
his
has
his
b) ille:
ille
illius
illi
illum
illo
-
illi
illorum
illis
illos
illis
c) istud:
istud
istius
isti
istud
isto
-
ista
istorum
istis
ista
istis
a) Het mooie meisje zingt.
b) Het meisje zingt mooi.
In zin a) is pulchra een bijvoeglijk naamwoord dat congrueert met puella, dat zegt iets over het meisje zelf; in zin b) is pulchre een bijwoord, dat zegt iets over hoe het meisje zingt.
a) Lucretia is laat op de avond met haar dienaressen nog aan het weven, braaf aan het werk dus, in tegenstelling tot de vrouwen van de anderen die met de andere aanwezigen feest aan het vieren waren. Lucretia gaf ook aan haar man te missen, waar bij de anderen weinig van te merken was.
b) Zij ontvangt de avond van de wedstrijd alle heren inclusief haar eigen man, dat was nog geen ramp. Later ontvangt ze echter ook Tarquinius, wanneer die alleen terugkomt. Tarquinius maakt vervolgens bruut misbruik van haar gastvrijheid, als ze zich niet kan verdedigen.
c) Toen de misdaad van Tarquinius, de (Etruskische) koning aan het licht kwam, verjoeg de Romeinse familie van Lucretia de koning en zijn familie. Daarna wilden ze geen koning meer en kwam er een systeem zonder alleenheerser, de republiek. Het bestuur van het Romeinse rijk werd dus totaal anders.
a) hoc (abl.ev.mnl.): Met dit zwaard doodde Lucretia zich.
b) istum (accl.ev.mnl.): Deze misdadige koning vrezen wij zeer.
c) hoc (nom.ev.onz.): Dit voorbeeld is een goed voorbeeld.
d) illa (abl.ev.vrl.): Zonder die overwinning was Lucretia niet dood.
e) hunc (accl.ev.mnl.): Bij dit bloed zweer ik de koning uit Rome te verdrijven.
f) illius (gen.ev.vrl.): Tarquinius heeft het lichaam van die vrouw verkracht.
g) illud (acc.ev.onz.): Dat hart heeft Tarquinius niet overwonnen.
Lucretia had koning Tarquinius goed ontvangen en had hem onderdak gegeven.
Die nacht kwam hij met een zwaard de slaapkamer van Lucretia binnen en zei:
“Kijk naar dit zwaard: ik verlang naar jouw lichaam en ik kan je verkrachten.
Als je mij niet bemint, dood ik én jou én een slaaf en ik leg jullie samen naakt in dit bed.
Iedereen zal zeggen dat Tarquinius jou met een slaaf heeft gevonden, jullie straf heeft gegeven en jullie meteen met recht/terecht heeft gedood.”
Lucretia wilde niet meewerken, maar ze vreesde die schande nog veel meer.
Daarom gaf ze zich over aan Tarquinius en dacht: hij verkracht slechts dit lichaam, niet mijn geest/hart.
De volgende dag riep zij haar vader en haar echtgenoot bij zich en openbaarde de misdaad van Tarquinius.
Toen pakte zij plotseling een zwaard, dat zij eerder onder haar kleding verborgen had, en ze doorboorde haar hart.
Haar echtgenoot en haar vader treurden erg, maar hun vriend, Lucius Iunius Brutus, trok het zwaard uit de wond en zei:
“Bij de goden, bij dit zwaard zweer ik dat wij Tarquinius en zijn zoons uit Rome verdrijven!”
Hij overhandigde het zwaard, nat van het bloed van die kuise vrouw, aan haar echtgenoot en haar vader.
Allen volgden het voorbeeld van Brutus en zwoeren hetzelfde.
Toelichting van één lastige zin, zin 5:
Omnes dicent Tarquinium te cum servo invenisse, vobis poenam dedisse et vos statim iure interfecisse.”
omnes dicent: iedereen zal zeggen/allen zullen zeggen
Na dicent volgen drie a.c.i.’s, alledrie met een infinitivus perfectum.
Tarquinium is de eerste accusativus na dicent, dus dat wordt het onderwerp van de drie a.c.i.’s.
Bij invenisse hoort het lijdend voorwerp te, cum servo is een bijwoordelijke bepaling.
Bij dedisse hoort het lijdend voorwerp poenam en vobis is het meewerkend voorwerp.
Bij interfecisse hoort het lijdend voorwerp vos, iure is een bijwoordelijke bepaling en statim een bijwoord.
TIPS:
Begin bij het vertalen van een zin bij de persoonsvorm (die vrijwel altijd achteraan staat). Kijk goed naar de uitgang en bepaal welke persoonsvorm het precies is. Let goed op de tijd!
Bepaal of bij die persoonsvorm alleen een onderwerp moet komen of ook een lijdend voorwerp en misschien ook een meewerkend voorwerp. Soms moet de persoonsvorm aangevuld worden met een infinitivus (heel werkwoord). Dat kunnen ook meerdere infinitivi zijn.
Zoek de nominativus die het onderwerp moet zijn. Als er geen nominativus in de zin staat, neem dan het onderwerp van de vorige zin en vul ’hij’, ‘zij’ of ‘het’ aan.
Neem de accusativus als lijdend voorwerp.
Een accusativus kan ook géén lijdend voorwerp zijn. In dat geval staat de accusativus achter een voorzetsel waarbij ‘+ acc.’ bij de woordjes staat.
Neem de dativus als meewerkend voorwerp.
Een dativus kan ook een aanvulling zijn bij een werkwoord dat je ‘+ dat.’ geleerd hebt.
Een ablativus is meestal een aanvulling bij een voorzetsel of een werkwoord dat je ‘+ abl.’ geleerd hebt.
Blijft er een ‘losse’ ablativus in de zin over, voeg dan ‘met’ of ‘door’ in de vertaling toe (of een ander voorzetsel dat beter past).
Woorden in de genitivus vertaal je als bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord waar de genitivus (doorgaans) achter staat.
Bepaal van bijvoeglijk naamwoorden goed bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. Ze moeten congrueren = in hetzelfde getal, geslacht en naamval staan.
In een betrekkelijke bijzin, zoals in elke bijzin, moet je opnieuw ontleden. Het betrekkelijk voornaamwoord vervult één van de grammaticale functies die je ook in een hoofdzin hebt.
Let bij een a.c.i. op de tijd van het hoofdwerkwoord en op de tijd van de infinitivus (praesens = gelijktijdig, perfectum = voortijdig).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.