Tijd voor Geschiedenis - Hoofdstuk 3 - De Eerste Wereldoorlog oefentoetsen & antwoorden

a) Liefde voor het eigen land/een hekel aan andere landen. b) Het verheerlijken van het leger (positief spreken over het leger en oorlog).  c) Als landen zoveel mogelijk wapens wilden hebben (meer dan andere landen, het werd een soort wedstrijd). d) Gangenstelsels die in de grond waren uitgegraven (en waar vanuit in de Eerste Wereldoorlog gevochten werd). e) Bij een dictatuur heeft één persoon alle macht in een land. f) Het verdrag waarin de geallieerden vrede sloten met Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (in 1919).   Interbellum   De Republiek van Weimar   Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij.   Zij wilden machtiger worden/zij wilden het Russische Rijk uitbreiden 1919 De geallieerden gingen tanks gebruiken, en de Amerikanen gingen meevechten met de geallieerden. Je antwoord moet drie van de vier volgende elementen bevatten: Ze moesten de schade betalen,  Ze mochten alleen nog maar een kleine leger houden, en  Ze kregen de schuld van de oorlog.  Ze moesten gebied inleveren/afstaan Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging het niet goed met Rusland. Er waren veel voedseltekorten en er kwamen massale protesten. Naar aanleiding hiervan werden verkiezingen uitgeschreven, maar het bleef onrustig. In 1917 pleegden de communisten een staatsgreep onder leiding van Lenin. a)  Duitsland was boos op Frankrijk omdat zij het Elzas-Lotharingen gebied terug wilde Frankrijk was boos op Duitsland omdat zij wraak wilde vanwege de Duits-Franse oorlog van 1871 b)  Het motief van Rusland om mee te vechten was: dat zij meer macht wilden in Europa. Het motief van Groot-Brittannië om mee te vechten was: zij wilden de macht van Duitsland beperken. Omdat er ook mensen uit de Europese kolonies en dus uit andere werelddelen meevochten. Beide legers hadden zich ingegraven en konden dus de ander niet verslaan/Het was door de loopgraven niet goed mogelijk om terrein op elkaar te winnen.    a) Omdat er sprake was van wereldhandel. Veel landen handelden met Amerika en hadden dus daarom ook last van de crisis in Amerika. b) Veel mensen verloren hun baan/werden werkloos (zowel in de Verenigde Staten als in Europa).   Frankrijk en Rusland waren bondgenoten en zaten ten westen en oosten van Duitsland.  Als beide landen tegelijk met Duitsland zouden gaan vechten, dan zou er voor Duitsland een tweefrontenoorlog (vechten aan twee kanten tegelijk) ontstaan.    De massamedia, zoals radio en bioscoop, zorgden ervoor dat informatie makkelijk onder veel mensen kon worden verspreid.Zo kon Hitler makkelijk heel veel mensen bereiken met zijn boodschap, en dus snel populair worden.Tip: Leg in je antwoord altijd eerst in eigen woorden het begrip uit waar de vraag over gaat (hier: massamedia). Zo weet je zeker dat je op de toets alle punten krijgt voor je uitwerking, omdat je dan precies de vraag beantwoordt.  Beide landen zijn totalitair/Beide landen zijn een dictatuur.   Je ziet een leger opbouwen/de bouw van wapens. Dat kon niet, want in het Verdrag van Versailles was Duitsland verboden om een groot leger op te bouwen.   Tip: beschrijf bij een bronvraag altijd wat je ziet. Bedenk vervolgens: wat heeft dat met de opgave te maken? In dit geval: wat weet je over Duitsland in 1934?   a) Nationalisme: Mannen hadden liefde voor hun eigen land en wilden graag vechten om hun land te verdedigen/eer aan te doen. b) Militarisme: Legers en soldaten werden verheerlijkt/Er was veel militair vertoon. Dat maakte de mannen enthousiast. c) Wapenwedloop: Er waren zoveel (zware) wapens dat dit zorgde voor erg veel vertrouwen bij beide kampen dat de oorlog snel zou zijn afgelopen met een grote overwinning.   Land: Het land zou eerlijk worden verdeeld over de boeren. De Tsaar en de edelen zouden alles moeten inleveren Brood: Genoeg voedsel voor iedereen Vrede: Vrede sluiten met Duitsland. De oorlog verliep dramatisch voor de Russen en er vielen heel veel doden en gewonden aan Russische zijde.   Tip: het is bij deze vraag belangrijk om in je antwoord precies uit te leggen wat met alle afzonderlijke elementen “land, brood en vrede” werd bedoeld.