Na klar! MAX deel A+ B - Kapitel 3 - Bern oefentoetsen & antwoorden

a) aantrekken b) het gevoel c) het lichaam d) de snoepjes e) de invloed f) de eeuw g) huilen h) de toekomst i) aansteken j) het gebruik k) want l) heel veel, een heleboel m) de uitnodiging n) zo meteen o) de kaars p) cadeau geven   a) die Augen b) die Füße c) der Hals d) die Nase e) der Rücken f) der Geburtstag g) Heiligabend h) die Hochzeit i) Ostern j) Silvester Tip: Dit is een extra tip: Denk aan de hoofdletters bij zelfstandige naamwoorden. Vergeet niet het meervoud en de voltooide deelwoorden mee te leren.   a) Mir ist schwindlig. b) Ich habe eine Erkältung. c) Ik was mijn gezicht. d) ich muss mich übergeben. e) Wir räumen das Haus auf und machen alles sauber. f) Ich habe meine Freunde eingeladen. g) Ich wünsche dir gute Besserung! h) Viel Erfolg! Tip: Dit is een extra tip: Soms helpt het om de woorden van de Nederlandse zin wat te husselen. Door het anders te zeggen, kun je het ook anders in het Duits vertalen. Het gaat om de inhoud, en dat kan soms op meerdere manieren. Als je iets moet kiezen, maak het jezelf dan niet te moeilijk. Kies voor datgeen wat je zeker weet.   mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1e naamval der die das die 3e naamval dem der dem den 4e naamval den die das die   mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1e naamval ein eine ein keine 3e naamval einem einer einem keinen 4e naamval einen eine ein keine   a) onderwerp b) meewerkend voorwerp c) lijdend voorwerp d) Als je het zinsdeel kan vervangen door HIJ, is het 1e naamval, vervang je het door HEM, is het 4e naamval. e) nominativ f) genetiv g) akkusativ   PVNW 1e NV 3e NV 4e NV ik ich mir mich jij du dir dich hij er ihm ihn het es ihm es zij sie ihr sie wij wir uns uns jullie ihr euch euch zij sie ihnen sie u Sie Ihnen Sie   a) dies-, all-, jed-, solch-, welch- b) de bezittelijke voornaamwoorden c) als het onderwerp is, je kan het dan door HIJ vervangen. d) als het meerwerkend voorwerp is, je kan AAN/VOOR wie?  vragen. e) als het lijdend voorwerp is, je kan het dan door HEM vervangen. f) DUFOG: durch, um, für, ohne, gegen. g) mit, nach, bei, seit, von, zu aus (Vader Jacob melodie) h) Het krijgt een n erachter.   a) Gewoon met het ezelsbruggetjes ‘esttenten’. b) Als er een lijdend voorwerp in de zin zit, dan de derde naamval, zonder lijdend voorwerp de vierde naamval. c) bij ich en du. d) sich a) freust dich b) freut euch c) freut sich d) freue mich e) freuen sich f) freuen uns Tip: Dit is een extra tip. Zorg dat je het ezelsbruggetje van esttenten nog steeds goed kan toepassen.   a) der Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is onderwerp, eerste naamval b) eine Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is lijdend voorwerp, vierde naamval c) einem Stap 1 er staat von, derde naamval d) welcher Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is onderwerp, eerste naamval e) meine Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is onderwerp, eerste naamval f) seinen Stap 1 er staat für, vierde naamval g) die Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is lijdend voorwerp, vierde naamval h)  solche Stap 1 er staat um, vierde naamval i) unseren Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is meewerkend voorwerp, derde naamval j) die Stap 1 er staat geen voorzetsel Stap 2 het is lijdend voorwerp, vierde naamval Tip: Dit is een extra tip. Gebruik een stappenplan. Kijk eerst of er een voorzetsel voor staat, als dat niet zo is, ga ontleden. En dan kijk je voor de juiste vorm in de tabel (die je bij de begrip opdrachten -4/5- opgeschreven hebt)