Sprekend Verleden 6e ed - Hoofdstuk 4 - Nederland: verzuild en verzorgd oefentoetsen & antwoorden

a. Orthodoxe protestanten (1): Gelovigen die anders dan de meerderheid onder de protestanten vasthouden aan de letterlijke tekst van de Bijbel. b. Vrijzinnigen (1): De protestanten die vonden dat de Bijbel moest worden uitgelegd volgens de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. c. Neutrale zuil (1): De eigen organisaties van liberalen en mensenin Nederland die niet tot de andere zuilen behoorden. d. Sociaal-Economische Raad (1): Het voornaamste adviesorgaan van de Nederlandse regering op sociaal-economisch gebied. e. Ontzuiling (2): Het loslaten van de Verzuiling. Vanaf de jaren ’60 worden mensen lid van organisaties die niet tot de traditionele zuilen behoorden. f. VNO-NCW (2): Grootste werkgeversorganisatie van Nederland. g. Zwevende kiezers (2): Groep kiezers die bij de verkiezingen niet steeds op dezelfde politieke partij stemt. h. Referendum (2): De mogelijkheid voor bugers om buiten de verkiezingen om voor of tegen een wetsvoorstel te stemmen. i. Dolle mina (2): Groep vrouwen die met ludieke acties zich inzette voor meer gelijkheid voor vrouwen. j. Harmoniemodel (3): Politiek waarbij er van uit gegaan wordt dat er zoveel mogelijk bereikt kan worden met onderhandelen in plaats van staken.  k. Conflictmodel (3): Politiek waarbij er van uitgegaan wordt dat er zoveel mogelijk bereikt kan worden door gebruik te maken van stakingen. l. Poldermodel (3): Nieuwe betrekkingen tussen werknemers en werkgevers waarbij door veel onderhandelen gepoogd wordt om overeenstemming te bereiken en te behouden. m. Akkoord van Wassenaar (3): Overeenkomst tussen werkgevers en werknemers waarbij loonmatiging aanvaard werd in ruil voor arbeidsduurverkorting. n. Verzorgingsstaat (4): Staat waarin de overheid door sociale wetten en verzekeringen zorgt voor alle inwoners van het land.  o. Migranten (5): Mensen die naar een ander land gaan om daar tijdelijk voor voorgoed te blijven. De juiste combinaties: 1IV, 2VI, 3I, 4II, 5III, 6V. a. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Willem Drees was een Nederlandse politicus en en verantwoordelijk voor het invoeren van sociale wetten zoals de AOW waardoor veel mensen in Nederland het beter kregen en was lid van de PVDA, de politieke partij van de socialistische zuil.  b. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Hendrikus Colijn was een Nederlandse politicus en minister-president in de jaren ’30 van de vorige eeuw en behoorde tot de protestantse zuil en politieke partij ARP. c. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Hans van Mierlo was een Nederlandse politicus en oprichter van de niet verzuilde politieke partij D66. d. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Pim Fortuyn was een Nederlandse politicus en leider van de politieke partij Lijst Pim Fortuyn en bekend om zijn kritiek op de zittende politieke partijen in de periode 2001-2002 en bekend omdat hij neergeschoten is door iemand die het met hem oneens was over zijn politieke idealen. e. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Geert Wilder is een Nederlandse politicus en leider van de politieke partij PVV (Partij voor de Vrijheid). f. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Mark Rutte is een Nederlandse politicus en leider van de politieke partij VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) en sinds 2010 de premier van Nederland. De juiste volgorde is: 1. Vanaf dit moment krijgen gelovige scholen ook subsidie voor hun scholen. (1917) 3. De SER wordt opgericht. (1950) 6. Ongeveer 12.500 Molukse militairen met hun gezinnen komen aan in Nederland en worden gedwongen in woonoorden te leven. (1951) 4. Vanaf deze periode begint Nederland te ontzuilen. (vanaf jaren ’60) 2. Het Akkoord van Wassenaar wordt gesloten. (1982) 5. Pim Fortuyn richt de Lijst Pim Fortuyn op.(2002) Verschillende groepen in de Nederlandse samenleving, zoals de katholieke, orthodoxen en socialisten voelden zich achtergesteld door de liberalen en conservatieven. Daarom richtten ze hun eigen organisaties op, zodat ze hun eigen doelen konden bereiken. Een voorbeeld van die doelen van de socialisten was algemeen kiesrecht, voor de confessionelen was dit subsidie op gelovig onderwijs. Naam zuil Liberalen Protestanten Katholieken Socialisten Naam politieke partij VVD ARP, CHU KVP SDAP Tot aan de jaren ’60 waren de media ook verzuild. Dit betekent dat zij de informatie doorgaven die de zuilen graag wilden dat er doorgegeven werd. Wat de leiders/zuilen wilden dat er verspreid werd, gebeurde via hun eigen omroepen. Vanaf de jaren ’60 is hier een omslag in te herkennen. Vanwege de ontzuiling gingen de media zich onafhankelijker opstellen en brachten ze niet meer de boodschappen van de zuilen in de samenleving.  Het verschil is dus dat er voor de jaren ’60 een boodschap van de zuil verspreid werd en vanaf de jaren ’60 niet meer. Met de komst van de TV veranderde er veel. Ondanks dat er maar 1 zender was, waren er wel verschillende programma’s te zien op deze zender. Normaliter zag je weinig tot niks van de andere zuilen, maar door de komst van de TV verandert dit. Als het programma van jouw zuil afgelopen was, was het verleidelijk om ook de programma’s te bekijken van de omroepen van andere zuilen. Doordat er meer uitwisseling kwam tussen de zuilen, voorspoedigde de TV dus de ontzuiling. Mensen waren minder vast aan hun eigen zuil gebonden en zagen in dat de ‘anderen’ niet zo kwaad waren als ze zich wellicht hadden voorgesteld. De SER is een adviesorgaan van de regering.  In deze raad zitten 11 vertegenwoordigers van de werkgevers, 11 vertegenwoordigers van werknemers en 11 van de regering. Doordat de regering goed op de hoogte was van wat er speelde in de economie en samenleving kon men hier beter op inspelen. Op deze manier konden ook stakingen worden voorkomen omdat de regering beter op de hoogte was van onvrede die er leefde onder bijvoorbeeld werknemers. Het poldermodel is een manier van onderhandelen waarbij geprobeerd wordt om consensus(=overeenstemming voor alle partijen) te bereiken. Bij het akkoord van Wassenaar aanvaardden de vakbonden loonmatiging in ruil voor arbeidsduurverkorting en het invoeren van deeltijdbanen. Het akkoord is een goed voorbeeld van het poldermodel omdat de werkgevers, overheid en werknemers hier met elkaar onderhandeld hebben en overeenstemming hebben gesloten.   De term gastarbeiders suggereert dat deze mensen hier te gast zijn. Het idee was ook dat deze mensen hier tijdelijk werkten en later weer terug zouden gaan naar hun eigen land. Achteraf blijkt dat dit een foutieve term is, omdat deze mensen hier gebleven zijn. Ze zijn in Nederland blijven wonen en hebben hun families naar Nederland toegehaald. Het waren dus geen tijdelijke gasten, maar het zijn Nederlanders geworden. In de periode 2000-2011 zie je dat de kosten van de verzorgingsstaat enorm oplopen van 105 miljard naar 185 miljard. Dit is dus ook het probleem van de verzorgingsstaat, de enorme kostenpost die het meebrengt voor Nederland.   Toen Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië erkende kwamen er veel Indonesiers naar Nederland.  Veel Molukkers hadden voor de Nederlanders gevochten in het leger. Zij waren natuurlijk niet echt welkom in het nieuwe Indonesië dus besloten ze om in Nederlandse dienst te blijven. De Nederlandse regering heeft ze toen naar Nederland gehaald en ze beloofd dat dit een tijdelijke stationering was en dat ze later terug konden naar een onafhankelijk Indonesië. In de bron lees je dat de kapers vinden dat de Nederlandse regering hun belofte niet gehouden heeft en dat ze geen steun voelden van de Nederlandse regering. Daarom besloten ze om de trein te kapen en de basisschool te bezetten.