Sprekend Verleden 6e ed - Hoofdstuk 5 - Kolonisatie en dekolonisatie oefentoetsen & antwoorden

a. Kolonisatie (1): Het door een westerse staat in bezit nemen van gebieden in de niet-westerse wereld. b. Plantages (1): Grote landbouwbedrijven waarop tabak, suiker of koffie werd verbouwd. c. Sepoy-opstand (1): Grote opstand van sepoys (Britse Indiërs) tegen de Britten. d. Factorij (1): Handelspost in de niet-westerse wereld, bestaande uit een haven, enkele pakhuizen en woningen voor Europese kooplieden. e. Opiumoorlog (1): Oorlog (1839-1842) tussen Engeland en China naar aanleiding van de verboden invoer van opium in China door de Britten. f. Dekolonisatie (2): Het onafhankelijk worden van de kolonies. g. Mulattem (3): Nakomelingen van Europese vaders en Afrikaanse moeders (Latijns-Amerika). h. Creolen (3): In Amerika geboren blanken (Latijns-Amerika) i. Mestiezen (3): Nakomelingen van blanke vaders en Indiaanse moeders in Latijns-Amerika. j. Sultan (4): Leider van het Turkse rijk tot de stichting van het moderne Turkije. k. Verdrag van Sèvres (4): Verdrag waarin de Geallieerden in 1920 besloten het Turkse rijk in verschillende staten te verdelen. l. Moren (4): Arabieren die tegen het einde van de 7e eeuw bijna heel Spanje veroverden. m. Mandaatgebied (4): Gebied in het Midden-Oosten dat na de WOI onder toezicht kwam te staan van Engeland of Frankrijk. n. Grote Sprong voorwaarts (6): Poging om een Chinese vorm van communisme op te bouwen (1958) onder leiding van Mao Zedong, waarbij de bevolking werd georganiseerd in zelfverzorgende communes. Het werd een mislukking, er ontstonden grote hongernoden. o. Culturele revolutie (6): Poging om een Chinese vorm van communisme op te bouwen (1966) onder leiding van Mao Zedong. De Culturele revolutie liep uit op een chaos waaraan het leger een einde maakte.   De juiste combinaties: 1I, 2VI, 3II, 4III, 5IV, 6V   a. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Leopold Senghor was een Senegalese politicus, was actief in het Franse parlement als vertegenwoordiger van Senegal, werd na de onafhankelijkheid president van Senegal. b. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Mahatma Gandhi was een Indiaas politicus, zette zich in voor de onafhankelijkheid van India door geweldloos verzet,  en het zelf vervaardigen van kleding, om zo de Britten te ondermijnen. c. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Simon Bolivar was een Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder, heeft zich ingezet voor de onafhankelijkheid van veel Zuid-Amerikaanse landen, wordt in veel van deze landen nu nog steeds vereerd. d. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Yasser Arafat was een Palestijnse politicus, was leider van de PLO,  zette zich in voor een (groter) onafhankelijk Palestina. (het huidige land Palestina wordt niet door alle (westerse) landen erkend.) e. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Mustafa Kemal Atatürk was een Turkse politicus, grondlegger van het huidige Turkije. f. Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Mao Zedong was een Chinese communist, leider van het communistische China sinds 1949, heeft de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie ingevoerd.   De juiste volgorde is: 2-3-1-6-4-5Toelichting: 2. Na de Opiumoorlog wordt China gedwongen een verdrag te tekenen. (1842) 3. De Britten slaan de Sepoy opstand neer. (1857) 1. Vanaf dit moment hebben de Britten het mandaat over Palestina. (1918) 6. Onder leiding van Atatürk beginnen de Turken een strijd tegen de Geallieerde machten. (1920) 4. India wordt onafhankelijk. (1947) 5. De Palestijnen verenigen zich in de PLO, de Palestijnse bevrijdingsorganisatie. (1964) De overzeese kolonies waren noodzakelijk om grondstoffen vandaan te halen. In Europa waren niet alle grondstoffen (in zulke voorraden) aanwezig die men nodig had voor de Europese industrieën. Een goed antwoord bevat drie van de volgende onderdelen: Er overleden veel Amerikaanse inheemsen, vanwege oorlog, Europese ziekten en slechte behandeling door de Europeanen. Er kwamen miljoenen Europeanen naar Amerika. De (gedwongen) komst van miljoenen slaven uit Afrika naar Amerika.   De komst van honderdduizenden contractarbeiders uit Azië. De meeste factorijen werden met instemming van de inheemse vorst gesticht. Zij profiteerden zelf van de handel met Europeanen en konden de steun van de Europeanen goed gebruiken bij conflicten met naburige heersers. Door de inheemse bevolking onderwijs te geven kregen zij kennis van begrippen als vrijheid, democratie, gelijkheid en nationalisme. Daardoor begonnen ze zich af te vragen waarom zij onderdrukt werden door een Europese overheerser. Vanuit deze scholing ontstaan nationalistische groeperingen die de onafhankelijkheid van het land wilden bewerkstelligen. Simon Bolivar wordt vereerd in een groot deel van Latijns-Amerika omdat hij zich inzette voor de vrijheid van veel Spaanse koloniën. Onder leiding van hem werden veel Latijns-Amerikaanse landen bevrijd. De voormalig koloniën waren wel onafhankelijk geworden, maar het land had nog de oude grenzen die de kolonie ook had. De inwoners van deze staten voelden zich meer verbonden met hun volk, dan met hun land.  De volkeren woonden verspreid over de verschillende Afrikaanse landen, waardoor er burgeroorlogen ontstaan. De tekenaar wil hier aangeven dat de Europese leiders onder leiding van Bismarck Afrika hebben verdeeld. Afrika wordt uitgebeeld als taart en Bismarck geeft iedereen een stukje van de taart, dus een stukje van Afrika. Dekolonisatie is het onafhankelijk worden van de voormalig koloniën van Europese machthebbers. In de bron zie je:  1. het bouwwerk, dat kolonialisme voorstelt, bijna omvalt. De kolonies verdwijnen dus. 2. de Afrikaanse burger die het bouwwerk omver gooit door de pilaren te ontzetten. Daardoor vallen landen ‘buiten’ het bouwwerk, waarmee ze dus onafhankelijk worden. Ze vallen immers niet meer binnen het kolonialisme.   De strijd van Gandhi laat zich zien in de bron in de volgende elementen: 1. Geweldloos verzet. Gandhi wilde niet dat er oorlog zou ontstaan en riep de bevolking op om zich geweldloos te verzetten. 2. Het maken van eigen kleding door de Indiërs. Gandhi riep op dat elke Indiase inwoner zijn eigen kleding moest maken. Dit zou de macht breken van de Britten, die afhankelijk waren van de inkomsten die deze kledingindustrie opbracht.