Grandes Lignes 6e ed/FLEX deel A+B
- Chapitre 2 - Ados du monde
oefentoetsen & antwoorden
6e editie
Klas 2|Vwo
Onderwerpen: familie, jezelf beschrijven, dieren, je huis, vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord, werkwoorden op -er.
Toets Frans
Grandes Lignes 6e ed/FLEX deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) Le mariage
b) De schildpad
c) De mobiele telefoon
d) La cuisine
e) Pénible
f) De cavia
g) Tevreden
h) Le lit
i) Vieux, vieille
j) Snel
k) Vaak
l) Le salon
m) Ik sta op
n) Acheter
o) Jouer à la console
p) Verboden
q) Partager
r) Ziek
s) Naast
t) Gagner
a) Tu habites où?
b) Heb je broers en zussen?
c) Comment tu trouves ta chambre?
d) J’aime bien ma chambre, elle est grande.
e) Comment elle s’appelle?
f) Ze is schattig, maar soms is ze lastig.
g) Heb je een huisdier?
h) Mon chien s’appelle Taks et il est très vieux.
i) Qu’est-ce que tu fais dans ta chambre?
Werkwoorden op -er zijn bijvoorbeeld, écouter (luisteren), chercher (zoeken), trouver (vinden) en demander (vragen).
a) Je regarde ik kijk
b) Tu regardes jij kijkt
c) Il/elle/on regarde hij/zij/wij kijkt/kijken
d) Nous regardons wij kijken
e) Vous regardez jullie kijken/u kijkt
f) ils / elles regardent zij kijken
a) Anthony est anglais mais il habite à Paris.
b) Claire et Marie sont mes soeurs, elles sont sympas.
c) Claire est belle, elle a les cheveux blonds.
d) J’aime les cochons d’inde, ils sont mignons.Tip: Je kunt een onderwerp (personen én dingen) vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord. Een mannelijk onderwerp enkelvoud vervang je door il, een vrouwelijk onderwerp door elle. Als het mannelijk meervoud is, vervang je het door ils, vrouwelijk meervoud door elles. Let op: als het onderwerp over mannen én vrouwen tegelijk gaat, vervang je dit onderwerp door ils.
a) Mannelijk vrouwelijkEnkelvoud petit petite
Meervoud petits petitesIn het Frans pas je het bijvoeglijk naamwoord aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort zoals in het bovenstaande schema. Er zijn wel uitzonderingen.
b) Het bijvoeglijk naamwoord timide krijgt bij de vrouwelijk vorm geen extra e
c) Het bijvoeglijk naamwoord gros krijgt bij de mannelijke vorm in het meervoud geen extra s.
a) Om het werkwoord op de juiste manier te vervoegen, haal je eerst de uitgang -er weg. Dan houdt je de stam over. Achter de stam komt dan een uitgang. Bijvoorbeeld: donner (geven). Als je -er weghaalt, hou je de stam donn over. Bij ‘je’ zet je daar de uitgang -e achter: je donne
b) Je verandert in j’ als het werkwoord begint met een klinker, dus j’aime of j’organise.
c) Als je het onderwerp vervangt door een persoonlijk voornaamwoord, weet je welke vorm van het werkwoord je moet gebruiken. Paul kun je vervangen door il, daarbij hoort de vorm regarde. Paul et Denise vervang je door ils. Daarbij hoort je vorm parlent.
a) Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
b) In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bij een vrouwelijk woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -e. Petit wordt dan petite. In het meervoud krijgen bijvoeglijke naamwoorden een -s. Grand wordt dan grands of in het vrouwelijk meervoud grandes.
c) Beau (mooi) wordt belle
Nouveau (nieuw) wordt nouvelle
Vieux (oud) wordt vieille
d) In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd vóór het zelfstandig naamwoord. In het Frans staat het er meestal achter. Een rode auto betekent vertaal je in het Frans met une voiture rouge. Een aantal bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans ook vóór het zelfstandig naamwoord, zoals bon, nouveau, vieux en grand.
a) Un lion n’est pas un animal domestique.
b) Pendant les vacances, je m’occupe du chien de ma tante.
c) Le matin, je me lève à 7 heures.
d) Mes loisirs ? J’aime jouer à la console et téléphoner à mes amis avec mon portable.
e) Dans la cuisine je prépare souvent des pizzas avec ma mère.
f) Comment tu trouves ma chambre ? Il y un bureau, un lit et une armoire pour mes vêtements.
g) J’aime ma petite sœur, elle est mignonneTip: lees voor je antwoord geeft, eerst alle gegeven woorden en de zinnen goed door. Uit de context haal je vaak de juiste antwoorden.Kijk ook altijd goed wat voor soort woord je moet invullen: een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. In zin g gaat het over je zusje die je leuk vindt, het enige woord dat daar past is mignonne. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord is vrouwelijk. Dat past bij het woord soeur.
a) modern: J'habite dans une maison moderne.
b) oud: C’est dans un vieux quartier.
c) blauw: Elle a les yeux bleus et elle porte un jean bleu.
d) Groot, Frans: Nous passons les grandes vacances avec mes cousins français.
e) klein: Dans notre jardin, vous trouvez trois petits lapins.
f) lievelings- Tu invites tes amis préférés pour la fête?
g) Zwart Mes parents me donnent des baskets noires.
h) Mooi Ils louent une belle villa pendant les vacances.Tip: - Vertaal eerst het bijvoeglijk naamwoord in het Frans. Kijk dan goed bij welk zelfstandig naamwoord het bijvoeglijk naamwoord hoort. Als het woord vrouwelijk is (zoals maison in zin a), dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -e.- Let ook goed op of het een bijvoeglijk naamwoord betreft dat een onregelmatige vorm heeft zoals belle in zin h. - De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord, behalve enkele uitzonderingen zoals vieux in zin b. Deze vormen moet je uit je hoofd leren.- Om de juiste vorm van het werkwoord te kiezen, kijk je goed naar het onderwerp waar het bij hoort. Als er geen persoonlijk voornaamwoord staat (je, il, elle), dan vervang je het onderwerp eerst door een persoonlijk voornaamwoord. Mes parents in zin g kun je vervangen door ils.
a) Elle pose une question.
b) Ils sont rouges.
c Elle est intelligente.
d) Elles aiment jouer ensemble.
e) Il invite souvent des amis.Tip: Een vrouwelijk onderwerp vervang je door elle, bijvoorbeeld een meisjesnaam of een woord dat vrouwelijk is. Een mannelijk woord of een jongensnaam vervang je door il. Als het onderwerp mannelijk meervoud is, vervang je het door ils. Vrouwelijk meervoud kun je vervangen door elles. Let op: als het onderwerp over mannen en vrouwen tegelijk gaat, vervang je het door ils.
a) Tu aimes une grande chambre?
b) Il y a une petite table, un beau lit et deux chaises blanches.
c) Il discute (bavarde) souvent avec ses amis et elle écoute la musique.
d) Tu as un chien? Non, nous avons une vieille tortue.
e) Mes parents aiment regarder la télé.
f) Je fais mes devoirs, les profs sont contents.
g) Peter et Anton regardent l’oiseau.
h) Ma tante? Elle est sympa.Tip: Voor de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord kijk je altijd naar de vorm van het zelfstandig naamwoord dat er achter staat. Is het woord mannelijk, vrouwelijk of staat het in het meervoud? Een zelfstandig naamwoord dat in het meervoud staat, eindigt meestal op een s. In zin e gaat het om de fiets van Astrid. Maar het bezittelijk voornaamwoord is ton omdat het woord vélo mannelijk is.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.