Na Klar! MAX Deel A - Hoofdstuk 2 - Leipzig oefentoetsen & antwoorden

a) plaatsvinden b) het doel c) beneden d) de les e) zacht f) lukken g) de reden h) enthousiast zijn i) het jaargetijde  j) oefenen k) vreselijk l) het hout m) de landbouw n) vakken vullen o) de vaardigheid a) das Klavier b) die Sängerinnen c) das Orchester d) die Trompete e) nervig f) schüchtern g) witzig h) sympathisch Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een woord goed of fout. Vergeet het meervoud niet mee te leren! a) Ich höre am liebsten Rock. b) Spielst du ein Musikinstrument? c) Ich singe in einem Chor. d) Drei Mal pro Woche spiele ich Keyboard. e) Ich mag, dass du höflich bist. f) Meine Schwester ist ehrgeizig. g) In letzter Zeit hatte ich viel zu tun. h) Wann sehe ich  dich wieder? Tip: Maak het jezelf niet te moeilijk bij zulke opdrachten. Maak eenvoudige zinnen met woorden die je kent, als je iets niet weet probeer het dan anders te zeggen. Vergeet de hoofdletters niet bij zelfstandige naamwoorden. Als je iets moet kiezen, kies dan iets dat je zeker weet en goed kan schrijven. a) durch: door b) um: om c) für: voor d) ohne: zonder e) gegen: tegen Tip: de eerste letters vormen een ‘woord’ DUFOG.  PVNW 1e NV 4e NV ik ich mich jij du dich hij er ihn het es es zij sie sie wij wir uns jullie ihr euch zij sie sie u Sie Sie a) je zet er ge- voor, dan de stam, dan een t erachter,  nooit een d. b) dan gebruik je geen ge- c) dan komt er geen ge- voor. a) Viertel, denk aan de hoofdletter b) nach en vor c) Zoals we dat in Nederland doen, half 5, maar ook digitaal, dus het is zestien uur 30. a) Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en. Nederlandse sterke werkwoorden zijn in het Duits vaak ook sterk. b) du & er/es/sie c) Dan komt er bij du & er/sie/es een ä. d) Dan is de extra ‘e’ er niet. Dus geen hältest, maar hältst, zo kort mogelijk. a) gespieltb) gerudertc) entwickeltd) reservierte) bestelltf) gekochtg) gehusteth) geparktTip: Zwakke voltooide deelwoorden eindigen altijd op een t. Nooit op een d. Op gevoel komt er geen ge- voor bij sommige woorden, zoals bedanken je zegt niet ge-bedankt. Als een werkwoord op –ieren eindigt, komt er ook geen ge- voor. a) halb acht/sieben Uhr dreißigb) fünf nach halb acht/sieben Uhr fünfunddreißigc) Viertel vor acht/sieben Uhr fünfundvierzigd) acht Uhre) zehn nach acht/acht Uhr zehnf) zwanzig nach acht/zehn vor halb neun/acht Uhr zwanzigTip: Je kan de kloktijden gewoon uitschrijven maar als je het makkelijker vindt kun je ze ook digitaal uitschrijven. Kies voor die variant waarvan je de getallen in ieder geval weet. Ga er geen combi van maken, zoals bijvoorbeeld es ist halb vierzehn. Of je kiest voor halb drei, of je kiest voor vierzehn Uhr dreißig. a) woherb) wer/woc) wied) woe) wie a) er staat geen voorzetsel, het is onderwerp, dus DUb) er staat geen voorzetsel, het is onderwerp, dus SIEc) er staat gegen, dus 4de naamval, dus IHNd) er staat geen voorzetsel, het is lijdend voorwerp, dus UNSe) er staat um, dus 4de naamval, dus EUCHf) er staat geen voorzetsel, het is lijdend voorwerp, dus MICHg) er staat ohne, dus 4de naamval, dus DICHh) er staat geen voorzetsel, het is onderwerp, dus SIE (denk aan de hoofdletter)i) er staat geen voorzetsel, het is onderwerp, dus ESTip: Zorg dat je deze beide rijtjes goed kent want er komen nog meer naamvallen. Leer ze in een tabelletje. Let goed op de voorzetsels! a) Sommer, jaargetijden zijn mannelijk, dus derb) Kind, is onzijdig, dus dasc) Rettung, eindigt op –ung, dus died) Schule, eindigt op –e, dus diee) Bruder, is mannelijk, dus derf) Sauberkeit, eindigt op –keit, dus dieg) Sekretärin, is vrouwelijk, dus dieh) Brüder, is meervoud, dus diei) Nichte, is vrouwelijk, dus diej) Samstag, dagen zijn mannelijk, dus der a) schläftb) tragtc) fahred) gefällte) lädstf) laufenTip: Alleen bij du/er/es/sie komt er een Umlaut op de a/ä en schrijf je het werkwoord zo kort mogelijk.