Na Klar! MAX Deel B - Kapitel 6 - Freiburg oefentoetsen & antwoorden

a) het vlees b) vooral c) adviseren d) de lucht/geur e) goedkoop f) de cake/taart g) dat klopt! h) het toetsenbord i) meteen j) solliciteren naar k) het loon l) de stage m) echter n) volgens o) daarentegen a) die Birne b)  de Pfirsiche c) de Zwiebel d) die Bohnen e) die Bäckerei f) die Friseure g) die Schweißer h) der Koch Tip: Denk eraan dat je de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. Maak de umlaut op een letter duidelijk, die 2 kleine puntjes maken een word juist goed of fout. Vergeet het meervoud niet mee te leren! a)  Was kosten die Apfelsinen/Orangen? b) Nein, Danke. c) Hol auf dem Markt 6 Mandarinen. d) Sonst noch etwas? e) Sehr geehrte Frau Meyer, f) Ich spreche Deutsch und Niederländisch.  g) Ich bin genau. h) Ich möchte Krankenpfleger werden. Tip: Maak het jezelf niet te moeilijk bij zulke opdrachten. Maak eenvoudige zinnen met woorden die je kent, als je iets niet weet probeer het dan anders te zeggen. Vergeet de hoofdletters niet bij zelfstandige naamwoorden. Als je iets moet kiezen, kies dan iets dat je zeker weet en goed kan schrijven. a) hebben b) zijn c) worden en zullen d) Bij de vormen du & er/es/sie vervalt de b e) Bij du & er/es/sie een i ipv een e. Bij du vervalt de d. En Bij er/es/sie geen t erachter. f) ben/bent/is g) gewesen/gehabt/geworden a) mogen  b) willen  c) weten  d) kunnen e) moeten f) De meervoudsvormen g) Daar verandert de klinker (behalve bij sollen) h) Dat er geen -e achter de stam komt i) Dat er geen -t achter de stam komt, de vorm is hetzelfde als de ich-vorm. a) ge-de stam van een werkwoord-t. Het eindigt nooit op een D! b) Het eindigt op -en. c) haben en sein d) er komt geen ge- voor het voltooide deelwoord. e) Eerst het voltooid deelwoord in het Nederlands maken, in het Duits gaat het vaak hetzelfde. mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1e naamval der die das die 3e naamval dem der dem den 4e naamval den die das die mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud 1e naamval ein eine ein keine 3e naamval einem einer einem keinen 4e naamval einen eine ein keine a) onderwerpb) meewerkend voorwerpc) lijdend voorwerpd) Als je het zinsdeel kan vervangen door HIJ, is het 1e naamval, vervang je het door HEM, is het 4e naamval.e) nominativf) genetivg) akkusativ Uitwerking: PVNW1e NV3e NV4e NVikichmirmichjijdudirdichhijerihmihnhetesihmeszijsieihrsiewijwirunsunsjullieihreucheuchzijsieihnensieuSieIhnenSie a) dies-, all-, jed-, solch-, welch-b) de bezittelijke voornaamwoordenc) als het onderwerp is, kan je het door HIJ vervangen.d) als het meewerkend voorwerp is, kan je AAN/VOOR wie vragen.e) als het lijdend voorwerp is, kan je het door HEM vervangen.f) DUFOG: durch, um, für, ohne, gegen.g) mit, nach, bei, seit, von, zu aus (Vader Jacob melodie)h) Het krijgt een n erachter. a) gemachtb) gestochenc) gekochtd) gebastelte) getragenf) reserviertg) getanzth) gewachseni) gestohlenj) bestelltk) geworfenl) geschriebenTip: Maak eerst het voltooide deelwoord in het Nederlands, meestal is het in het Duits hetzelfde. Zwakke werkwoorden eindigen in het Duits altijd op een t, nooit op een d! Als een werkwoord op –ieren eindigt, komt er geen ge- voor. a) 4e naamvalb) 3e naamvalc) 4e naamvald) 1e naamvale) 1e naamvalf) 4e naamvalg) 4e naamvalh) 3e naamvali) 4e naamvalj) 4e naamvalk)1e naamvall) 4e naamvalTip: Je kan ontleden, je kan de HIJ/HEM regel gebruiken. Je ontdekt telkens hetzelfde, doe wat jij prettig vindt. Kijk of het een meewerkend voorwerp is dan kan je AAN/VOOR vragen. a) hast (tijd voor huiswerk hebben)b) bin (ben in de stad)c) wird (wordt opgehaald)d) seid (zijn snel terug)e) hat (heeft een tekening gemaakt)f) sind (ze zijn thuis)g) wird (ze wordt bestraft)h) wird (wordt morgen 18)i) haben (heeft u een moment)j) habe (ik heb mijn verjaardag)k) ist (ze is mijn vriendin)l) werden (gelukkig worden)Tip: Probeer de zin te vertalen en bedenk in het Nederlands welk werkwoord je moet gebruiken. a) darf (mag niet roken)b) wollen (ijs willen omdat het warm is)c) kann (kan russisch spreken)d) mag (lust graag pizza)e) weißt (weet je hoe laat het is)f) müssen (kan niet anders, moet om de trein te halen)g) soll (zij moet van haar moeder)Tip: Probeer de zin te vertalen en bedenk in het Nederlands welk werkwoord je kan gebruiken. a) machtb) stichtc) kochtd) bastelee) trägstf) reserviertg) tanzth) wachseni) stehlenj) bestellstk) wirftl) schreibtTip: Denk eerst aan het voltooid deelwoord om te bepalen of je een sterk of zwak werkwoord hebt. Als het zwak is kun je meteen esttenten toepassen. Is het sterk moet je opletten bij du/er/es/sie als het een a of e in de stam heeft. En bij de andere vormen kun je ook meteen esttenten toepassen. a) denStap 1 anStap 2 het verandert, boek gaat naar het hoofd, 4e je kan vragen WOHIN?b) derStap 1 aufStap 2 het blijft hetzelfde, steeds op de kruising, 3e je kan vragen WO?c) denStap 1 unterStap 2 het verandert, bal gaat onder de kast, 4e je kan vragen WOHIN?d) einemStap 1 inStap 2 je kan vragen WANN?e) einerStap 1 inStap 2 het blijft hetzelfde, steeds in de kerk, 3e je kan vragen WO? a) mein Stap 1 Er staat een vorm van het werkwoord werden, eerste naamvalb) einenStap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is lijdend voorwerp, vierde naamvalc) ihrenStap 1 Er staat ohne, vierde naamvald) dichStap 1 Er staat een vorm van het werkwoord bitten, vierde naamval e) der Stap 1 Er staat hinter, derde of vierde naamval  Stap 2 Je kan vragen WO?, derde naamvalf) euchStap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is lijdend voorwerp, vierde naamvalg) Ihnen Stap 1 Er staat een vorm van het werkwoord gratulieren, derde naamvalh) einenStap 1 Er staat durch, vierde naamvali) demStap 1 Er staat aus, derde naamvalj) deinStap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is onderwerp, eerste naamvalk) dieStap 1 Er staat in, derde of vierde naamval Stap 2 Je kan vragen WOHIN?, vierde naamvall) unsStap 1 Er staat zu, derde naamvalm) ichStap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is onderwerp, eerste naamvaln) unser Stap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is lijdend voorwerp, vierde naamvalo) IhrerStap 1 Er staat geen voorzetsel of werkwoordStap 2 Het is meewerkend voorwerp, derde naamval