Think 3 (B1+)
- Hoofdstuk 7 - All the same
oefentoetsen & antwoorden
1e editie
Klas 3-4|
Toets Engels
Think 3 (B1+)
Online maken
Toets afdrukken
a) coal miner
b) scholarship
c) stereotype
d) prisoner
e) Got it in one!
f) I’m with you on this one!
g) after all
h) guard
i) Don’t get me wrong.
j) once and for all
k) all we’re saying
l) Don’t mention it.
m) to convince
n) to bend
o) to set off
p) selfish
q) polite
r) lively
a) ‘Make’ gebruik je als je iemand dwingt om iets te doen, ‘to be allowed to’ gebruik je wanneer je toestemming hebt/geeft aan iemand.
b) ‘Let’ gebruik je als het onderwerp uit de zin je toestemming geeft om iets te doen.
c) ‘Get used to’ gebruik je voor situaties die nog niet als normaal gezien worden, die zitten nog in het proces om normaal te worden. ‘Be used to’ gebruik je voor situaties die normaal zijn.
a) I am not used to getting up this early. (get)
Be/get used to wordt gevolgd door een werkwoord met -ing erachter.
b) I am used to reading a lot. (read)
Be/get used to wordt gevolgd door een werkwoord met -ing erachter.
c) I found it hard to get used to living in this country. (live)
Be/get used to wordt gevolgd door een werkwoord met -ing erachter.
d) They are not used to wearing school uniforms. (wear)
Be/get used to wordt gevolgd door een werkwoord met -ing erachter.
e) She got used to eating pickles. (eat)
Be/get used to wordt gevolgd door een werkwoord met -ing erachter.
a) Mick drove everywhere. He is going to need time to get used to walking.
In de zin is te lezen dat Mick normaal gesproken altijd overal heen reed, nu moet hij wennen aan lopen, dat is een proces dat normaal gaat worden, maar dit nog niet is.
b) I haven’t got used to using my phone to listen to music yet.
Het is een staat die nog niet als normaal wordt ervaren, er is een process aan de gang dat het normaal wordt.
c) I work 8 hours at my new job. I have to get used to that.
Een nieuwe situatie voor degene over wie deze zin gaat, het is dus nog in een proces om normaal te worden.
d) I always eat cereal at breakfast. I am used to that.
Een staat dat normaal is, het is iets dat altijd gebeurt dus dat is normaal.
e) She never walks to school, she always goes by car. She is used to driving to school.
Voor het onderwerp uit de zin is het normaal om naar school te rijden.
a) Shall we go to the zoo tomorrow? My mother lets me use her car on Mondays.
De moeder geeft toestemming om iets te doen, als het onderwerp de toestemming geeft, dan gebruik je let.
b) My pets don’t sleep on the bed. My cats are not allowed (not) sleep there either.
Het onderwerp in de zin krijgt de toestemming (in dit geval niet), daarom gebruik je to be allowed to.
c) My dad makes me study for the exams next week, I hate studying!!
Je wordt gedwongen om iets te doen, daarom gebruik je make. Aan de zin is te zien dat dit in het heden gebeurt, daarom gebruik je makes.
d) I don’t like cleaning my room, but my mum made me do it!
Je wordt gedwongen om iets te doen, daarom gebruik je make. Aan de zin is te zien dat dit in het verleden is gebeurd, want het is al afgelopen, daarom gebruik je de past simple.
e) It is forbidden to smoke here, I am only allowed to do it at home.
Het onderwerp in de zin krijgt de toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
f) During an exam, we are not allowed to (not) talk to each other.
Het onderwerp in de zin krijgt (geen) toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
g) A: Are you coming to the pub with us? B: No, I am not allowed to.
Het onderwerp in de zin krijgt (geen) toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
h) My brother refuses to let me borrow his phone.
De broer geeft (geen) toestemming om iets te doen, als het onderwerp de toestemming geeft, dan gebruik je let.
i) My friends made me try on this dress, it was really embarrassing.
Je wordt gedwongen om iets te doen, daarom gebruik je make. Aan de zin is te zien dat dit in het verleden is gebeurd, want het is al afgelopen, daarom gebruik je de past simple.
j) Shut up! You are not allowed to (not) talk in the library.
Het onderwerp in de zin krijgt (geen) toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
k) Come on! Let me have a go.
In dit geval staat er geen onderwerp in de zin. Dan kan je ervan uitgaan dat dat een ‘you’ is, want het is namelijk de gebiedende wijs. Het onbekende onderwerp geeft de toestemming aan ‘me’, dus je gebruikt let, want het onderwerp geeft de toestemming.
l) Our English teacher always makes us do a lot of homework, it is so annoying!
Je wordt gedwongen om iets te doen, daarom gebruik je make. Aan de zin is te zien dat dit in het een gewoonte is (present simple), daarom gebruik je makes.
m) My parents never let me have my phone in the evening, because I have to do my homework.
De ouders geven geen toestemming om iets te doen, als het onderwerp de toestemming geeft (of niet), dan gebruik je let.
n) Students are not allowed to walk into the teachers’ lounge. (not)
Het onderwerp in de zin krijgt (geen) toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
o) My younger brother is not allowed to stay out after dark. (not)
Het onderwerp in de zin krijgt (geen) toestemming, daarom gebruik je to be allowed to
Nina is studying English and has her own blog. She is a very sociable person, and is interested in music and fashion.
Wowee magazine writer
Dave has just finished school and is looking for a full-time job. He is sociable, likes working with his hands and cares about his appearance.
Trainee hairdresser
Dewei enjoys helping people. He wants to make a difference to other people's lives. He is looking for opportunities to learn new things that will help him in his career.
Support worker
Sarah is a student and she is looking for flexible, part-time work. She doesn't want to work in a restaurant or shop. She is tall, beautiful and has her own unique look.
Model
Sam is friendly and sociable. He has experience working in a restaurant and wants a job with more responsibility. He is studying part-time so he needs flexible working hours.
Coffee Beans café worker
a) You never have to wear your own clothes for job A
b) This job offers possibilities for children under 16 years old. D
c) Your pay depends on how successful you are at this job. C
d) This job requires physical contact with customers. B
e) This job offers management opportunities. E
f) You might get some ‘freebies’ is you do job C
g) You need to work closely with your team for job E
h) This job is for someone who likes working with older people. A
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.