Tijd voor Geschiedenis - Hoofdstuk 7 - Stoom en fabrieken oefentoetsen & antwoorden

a) Periode waarin landbouw waarin landbouw als middel van bestaan verdrongen wordt door Industrie, OF productie van handmatig overging naar machinaal. De veranderingen waren zo groot en snel dat men spreekt van een revolutie. b) Stroming die zoveel mogelijk persoonlijke vrijheid op alle gebieden van de samenleving wil. c): Stroming die het christendom als uitgangspunt neemt voor een politieke partij. d) Beweging van mensen die gelijkheid wilden en willen tussen vrouwen en mannen. e) Het streven van een staat om een groot rijk op te bouwen door gebieden van andere volkeren te veroveren. f) Het groeien van de productie per bedrijf (dus de productie vindt dan plaats op grotere schaal) g) Het vervangen van handmatig werk door machines.  h) Het proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken. (Ander woord: verstedelijking).  i) Een stad die snel is gegroeid vanwege de uitbreiding van de industrie/door de industrialisatie. j) Betaald werk dat door kinderen wordt verricht. k) Het belastingsysteem in Nederlands-Indië (waarbij de bevolking een belangrijk deel van de landbouwgrond moest gebruiken voor de Nederlandsche Handelmaatschappij en de bevolking werd uitgebuit).    a) Richard Arkwright was een Engels uitvinder, bekend om zijn uitvinding van het waterframe. b) Hij verbeterde de stoommachine zodanig dat die op grote schaal kon worden gebruikt.  c) Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Samuel van Houten is een Nederlands politicus en kwam met het wetsvoorstel ‘de Kinderwet van Van Houten’ waarbij kinderen onder de 12 uitgesloten werden van fabrieksarbeid (1874).  d) Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Leopold II was koning van België, en Hij liet in Congo rubberplantages aanleggen, waar hele stammen gedwongen voor moesten verhuizen (waardoor er nog steeds conflicten zijn in Congo).   a) Modern imperialisme. b) De Europeanen wilden meer macht, OF: Ze voelden zich superieur (beter) dan de volkeren in hun koloniën. c) Door de industrialisatie waren veel grondstoffen nodig, OF: De Europeanen waren op zoek naar financieel gewin (en dwongen bijvoorbeeld de mensen in de kolonies om hun Europese producten te kopen). Een socialist wil dat er gelijkheid ontstaat in de samenleving. Iedereen zal volgens een socialist kiesrecht moeten krijgen.  Volgens een conservatief persoon moet alles bij het oude blijven, kiesrecht moet dus vooral níét uitgebreid worden. Hierin verschillen ze dus van mening. Vanwege de industriële revolutie was er vraag naar grondstoffen en nieuwe afzetmarkten.  Europese landen gingen hun rijk dus uitbreiden op zoek naar nieuwe grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. Daarmee versterkte de industriële revolutie dus het imperialisme in Europa.   Je antwoord moet de volgende drie onderdelen bevatten:  Eerst werd alles met de hand gedaan. Bijvoorbeeld qua kleding produceren: hierbij had je de Schietspoel of de Spinning Jenny nodig.  Daarna werd het waterframe ontdekt en werd de spierkracht ingeruild voor waterkracht.  Echter was dit niet altijd handig. Zeker in droogtes niet. Dus werd de stoommachine ontdekt die op kolen draaiden, waardoor fabrieken niet meer afhankelijk waren van het water. Tips: Door met signaalwoorden te werken (Eerst, daarna, echter) maak je wel een opsomming, maar zorg je er ook voor dat je antwoord in volledige zinnen staat.   Zorg dat je voor elk woord (Spierkracht, Waterkracht, Stoomkracht) een voorbeeld hebt, zodat je ook aan het tweede deel van de vraag voldoet. Bovendien wordt het omschrijven gemakkelijker indien je aan voorbeelden denkt.    Een goed antwoord bevat de volgende elementen: Arbeidsomstandigheden waren slecht: 12 tot 14 uur per dag werken was normaal, de werkomgeving was ongezond en gevaarlijk, kinderarbeid was toegestaan en werd veel ingezet. Woonomstandigheden waren slecht: grote families leefden in kleine woningen, de steden waren erg vies en riolering was er vaak niet, er was onveiligheid, er waren weinig dingen te doen in de vrije tijd.  Omdat de industrie veel handwerk van de boeren overnam raakten veel mensen werkloos.  Zij trokken naar de stad omdat hier werk te vinden was. Daarom groeiden de Europese steden enorm.   Dit gedicht zal aantrekkelijk zijn voor nationalisten.  De dichter stelt namelijk dat Brittannië de baas is op zee en dat zij nooit slaven zullen worden.  Hij spreekt hier dus met een enorme trots over zijn land, wat kenmerkend is voor het nationalisme.   De liberalen staan voor vrijheden van de burgers.  Met het opnemen van deze vrijheden in de grondwet kun je stellen dat een liberaal hier erg tevreden mee zou zijn. Daarom kan de grondwet dus liberaal genoemd worden.   Door de toepassing van stoomkracht konden aan een machine heel veel mensen werken. De omvang van de machines was zo groot dat thuisarbeid niet meer mogelijk was, dus waren fabrieken nodig.   De sociale kwestie was dat arbeiders slechte woon- en werkomstandigheden hebben. Door een goede opleiding konden arbeiders beter werk krijgen en meer gaan verdienen, dus dat kon helpen bij het oplossen van dit probleem.