a) Studerend lezen is een leesstrategie die je toepast als je informatie wil onthouden, bijvoorbeeld als je een theorietekst uit een schoolboek leert voor een toets.b) Het tekstdoel is het doel dat de schrijver heeft met zijn tekst. Wat wil hij met zijn tekst bereiken?c) Een schrijver schrijft een tekst voor een bepaalde groep lezers, zijn leespubliek. a) Uitleggend tekstverband b) Opsommend tekstverbandc) Uitleggend tekstverbandd) Tegenstellend tekstverbande) Tijdsvolgordef) Uitleggend tekstverband a) Veiligheid van speelgoed en kinderartikelen. Dit wordt al meteen in de titel duidelijk, maar is ook in de inleiding terug te vinden.b) Speelgoed en andere kinderartikelen zijn niet altijd even veilig. Als je goed kijkt, zie je dat de eerste zin van de inleiding meteen de hoofdgedachte weergeeft.c) Informeren. Het doel van de schrijver is mensen informatie geven.d) Regelgeving rondom speelgoed (alinea 3+4), controle op veiligheid (alinea 5), gevaren merkloos speelgoed (alinea 6-8), risico’s en onvoorspelbaarheid (alinea 9+10)e) Dat verwijst naar ‘een autostoeltje’, dit verwijst naar ‘alles wat voor kinderen te koop is, is veilig’. Beide zijn voornaamwoorden als verwijswoorden.f) Opsomming. Het gaat hier om een driedelige opsomming van de gevaren van merkloos en onbekend speelgoed. Alinea 6 is het eerste deel, alinea 7 vervolgt met het verbindingswoord daarnaast en ten slotte alinea 8 met ook. Deze woorden zorgen voor de verbinding tussen de drie alinea’s.g) In alinea 5 zegt Cotterink dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de fabrikant om aan deze normen of wetten voldoen", zegt Cotterink. Dat betekent dat een product dus niet per definitie door een externe partij gecontroleerd wordt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert dit, maar alleen aan de hand van steekproeven of na klachten van de consument. Als een product dus wordt gecontroleerd, is dit vaak pas nadat het al te koop is.h) In alinea 9 zegt De Valck: "De angst voor onveilig speelgoed kan je vergelijken met de angst voor een coronavaccin; mensen willen absolute veiligheid, maar dit is niet realistisch." Begin met een kernzin. Daarin zet je de belangrijkste informatie. De rest van de alinea bestaat uit toelichting op de kernzin. Voor die toelichting gebruik je een aantal zinnen. a) nadat. We hadden lekker geluncht. We vervolgden onze wandeling.b) en. Het is al fris buiten. Straks gaat het ook nog regenen.c) als. Je zit in de trein. Je kunt mooi je proefwerk leren.d) nu. Zij is 12 kilo lichter. Ze ziet er veel leuker uit.e) toen. Carla kwam het café binnen. Hij wilde haar net gaan bellen. Het toneelgezelschap bestaat deze maand vijftig jaar. Daarom geven de vrijwilligers een groot feest, waarvoor ze geld ophalen. Dat is nodig vanwege geldproblemen. Die zijn ontstaan doordat dure reparaties uitgevoerd moesten worden vanwege een lekkage in het clubgebouw. a) Moeilijk. Zo dat je het er benauwd van krijgt.b) Een mens of dier pijn doen.c) Iets of iemand stiekem proberen te beïnvloeden of te veranderen.d) Oud verhaal over het ontstaan van een volk en zijn goden.e) Mogelijk. a) Kijk of het een samenstelling is en of je een deel kent.b) Kijk of er een synoniem of een tegenstelling in de buurt staat.c) Zoek een omschrijving in de tekst eromheen. Hier zijn natuurlijk meerdere antwoorden mogelijk. Belangrijk is dat in de zin de betekenis van het woord goed gebruikt wordt. Goede voorbeelden, met tussen haakjes de juiste betekenis van de woorden:a) Het was barbaars hoe hij dat dier mishandelde. (wreed, slecht en gemeen) b) Een slechte bloedcirculatie kan voor gezondheidsproblemen zorgen. (rondstromen van het bloed in het lichaam)c) Aphrodite is een bekende godin uit de Griekse mythologie. (alle mythen van een volk)d) De cardioloog voerde een hartoperatie uit. (de ziekenhuisarts die gespecialiseerd is in het hart) Een enkelvoudige zin is een zin waarin één persoonsvorm staat. Dit is altijd een hoofdzin. Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen. Hiervan is minimaal één zin een hoofdzin. De andere zinnen zijn hoofd- of bijzinnen. a) PV = werd, PV = begeleidde. Twee persoonsvormen, dus een samengestelde zin. De structuur is HZ-HZ. b) PV = luister, PV = vind. Twee persoonsvormen, dus een samengestelde zin. De structuur is HZ-BZ. c) PV = binnenkomt, PV = moet. Twee persoonsvormen, dus een samengestelde zin. De structuur is BZ-HZ. d) PV = kan. Een persoonsvorm, dus een enkelvoudige zin. a) MV = haarb) MV = onsc) In deze zin zit geen MV.d) MV = De winnaare) MV = voor mij a) HZ = wordt wereldkampioen, BZ = Wie deze wedstrijd wintb) HZ = De verdachte zegt, BZ = dat hij het niet gedaan heeft c) HZ = werd het concert afgelast, BZ = omdat het bleef sneeuwen d) HZ= De man is mijn vader, BZ = die daar loopt Tip: Hoe pak je dit aan?1. Zoek de persoonsvormen. Staan OW en PV naast elkaar en kun je er niets tussen zetten, dan is het een HZ. Staan ze uit elkaar of kun je er wel iets tussen zetten (bijvoorbeeld niet) dan is het een BZ.2. Vervang de bijzin door één woord. Probeer dan de zin te ontleden. De bijzin heeft de functie die je dan vindt. Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar. Met een voegwoord kun je van twee enkelvoudige zinnen, één samengestelde zin maken. a) Je moet me (=psv) haar (=bzv) verhaal nog eens vertellen.b) Floor heeft haar (=psv) een reis met het koor beloofd.c) Jullie (=psv) moeten me (=psv) niet haar (=bzv) woorden in de mond leggen.d) Hebben jullie (=psv) je wel aan zijn (=bzv) regels gehouden? a) sindsb) ofschoonc) hoeweld) date) of a) Men vraagt (= zww) zich af hoeveel (= htw) talen (= zn) er eigenlijk worden (= hww) gesproken. (= zww)b) Dat (= vw) het lang blijft sneeuwen, lijkt (= kww) mij (= psv) niet waarschijnlijk.c) Wie de (= lw) oplossing weet (= zww), kan een prijs verwachten. (= zww)d) Het meisje dat haar (= bzv) been had gebroken, werd op (= vz) een brancard (= zn) afgevoerd.e) Hoewel (= vw) hij (= psv) hard werkte, bleef (= kww) hij de (= lw) hele week opgewekt. (= bn) Bij zwakke werkwoorden kun je voor de spelling van het voltooid deelwoord als hulpmiddel ‘T KoFSCHiP X gebruiken. Als het werkwoord -en eindigt op een van de medeklinkers uit ‘T KoFSCHiP X, schrijf je aan het eind van het voltooid deelwoord een t. Als het eindigt op een andere letter, schrijf je een d. a) absorptieb) ambitieusc) chagrijnigd) enthousiasmee) faillietf) pyjamag) sowiesoh) souvenir a) verstijfd (Voltooid deelwoord, dus hele werkwoord – en = verstijv. De laatste letter, de v, zit niet in ‘T KoFSCHiP X, dus je schrijft een d aan het eind.)b) verbaasd (Voltooid deelwoord, dus hele werkwoord – en = verbaz. De laatste letter, de z, zit niet in ‘T KoFSCHiP X, dus je schrijft een d aan het eind.)c) gedatet (Voltooid deelwoord, Engels werkwoord, klank moet hier behouden blijven dus de e moet blijven staan. Je hebt hier ‘T KoFSCHiP X niet nodig, omdat je goed hoort dat er al een t op het eind zit.)d) Opgepakt (Voltooid deelwoord, dus hele werkwoord -en = oppakk. De laatste letter, de k, zit in ‘T KoFSCHiP X, dus je schrijft een t aan het eind.)e) gecoacht (Voltooid deelwoord, dus hele werkwoord – en = coach. De laatste letter, de h, zit in ‘T KoFSCHiP X, dus je schrijft een t aan het eind.) a) opaatjeb) poppetjec) envelopjed) bakkerijtjee) tafeltjef) boompjeg) blaadjeh) coupeetjei) bonnetjej) blessuurtjek) radartjel) bommetjem) probleempjen) proefjeo) dingetjep) bloempjeq) kippetjer) schemaatjes) cadeautjet) filmpje
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.