Think 3 (B1+) - Hoofdstuk 9 - What happened? oefentoetsen & antwoorden

a) unexplainedb) extraterrestrialc) oddd) puzzlinge) to go one step furtherf) to go wellg) strangeh) to go downi) suicidej) to spy onk) civilisatinl) evidencem) phenomenonn) pyramido) to go fasterp) hauntedq) genuiner) aviations) pioneering a) could en mightb) mustc) Wanneer je met kritiek terugkijkt naar het verleden. a) mustJe gebruikt must als je iets zeker weet. Uit de zin kun je halen dat iets zeker is, daarom kies je hier voor must.b) can’tJe gebruikt can’t als iets echt niet kan, de jas is te groot voor iemand, dus dat is onmogelijk.c) mightJe weet iets niet zeker, dus je gebruikt might.d) can’tJe gebruikt can’t als iets echt niet kan, de docent ziet eruit als een eerste klasser, dus diegene kan nooit je docent zijn. Daarom gebruik je can’te) mightJe weet iets niet zeker, dus je gebruikt might.f) couldJe gebruikt could als je niet zeker weet of iets kan. a) could/may/might have beenJe weet het niet zeker, maar het zou kunnen. Daarom gebruik je might have been. Als je could/may hebt ingevuld, dat is ook correct. De opbouw is: could/may/might + have + past participleb) must have gottenJe weet iets zeker, daarom gebruik je must + present perfect.c) can’t have boughtJe weet zeker dat iets niet kan, daarom gebruik je couldn’t/can’t + present perfect.d) could/may/might have goneJe weet het niet zeker, maar het zou kunnen. Daarom gebruik je might have been. Als je could/may hebt ingevuld, dat is ook correct. De opbouw is: could/may/might + have + past participlee) must have fallenJe weet iets zeker, daarom gebruik je must + present perfect. a) You should have studied harder.b) You shouldn’t have sent her a break-up text message.c) You should have gone to bed earlier. // You shouldn’t have stayed up so late.d) You should have given the plants more water.e) You should have walked the dogs sooner.Gebruik de volgende constructie: You + should(n’t) + have + past participle om de zin te maken. Daarna maak je de zin af met de rest van de boodschap. De zinnen hierboven zijn voorbeeldantwoorden, jouw antwoorden kunnen anders zijn! a) An influencer needs to know about as many topics as possible, e.g. fashion, travel, technology, etc. Fb) Companies are paying some influencers up to $25,000 to post about their products. Tc) Most influencers write regular posts on their blogs or micro-blogs. Td) You can chat with your followers using your bio. Fe) Your posts should not only be attractive but should tell a story. Tf) You can become a social media influencer in a short time. F