Talent MAX deel A + B - Hoofdstuk 4 - Sterk merk oefentoetsen & antwoorden

a) Commerciële reclame: deze vorm is bedoeld om je over te halen om iets te kopen. b) Ideële reclame: de vorm heeft een maatschappelijk doel, namelijk het gedrag of de opvattingen van mensen veranderen. a) Commerciële reclame b) Commerciële reclamec) Ideële reclamed) Ideële reclamee) Commerciële reclame 1) A - De titel is hier ook de hoofdgedachte. Deze zin geeft het beste de hele tekst weer.2) D - De antwoorden van a, b en c worden alle drie genoemd in de tekst.3) B - Op basis van actualiteit kun je vraagtekens zetten bij de informatie. De tekst komt namelijk uit november 2018 en is dus al enige jaren oud. De resultaten uit het genoemde onderzoek zouden dus achterhaald kunnen zijn.4) De tekst is gebaseerd op feiten. Het is een informatief artikel wat ingaat op de resultaten van een onderzoek. Daarmee is de informatie controleerbaar en dus feitelijk. 5) Ja, de informatie in deze tekst is goed bruikbaar. Bij een betoog probeert je je publiek te overtuigen. Hierbij heb je goede argumenten nodig, waarbij feitelijke argumenten het sterkst zijn. De informatie in deze tekst is betrouwbaar en is gebaseerd op feiten. Daarmee is deze tekst dus prima geschikt voor je betoog. 1) is kort en krachtig2) is makkelijk te onthouden3) belooft een voordeel4) past alleen bij jouw product De keuze van het lettertype hoort bij de lay-out en is belangrijk om de aandacht te trekken van de lezer.  Je tekst moet opvallen en de keuze van het lettertype kan daarbij helpen. Soms kies je voor rustig en zakelijk, soms juist voor opvallend en sierlijk. Het lettertype moet wel bij je doel passen. Een speels lettertype met allerlei kleurtjes past bijvoorbeeld niet bij een serieus of zakelijk onderwerp. Je zult in dat geval je doel waarschijnlijk niet bereiken. Hier zijn natuurlijk meerdere goede antwoorden mogelijk. Belangrijk is dat elke zin goed aansluit bij de betreffende stap. Enkele voorbeelden:a) Aandacht trekken: “Mis het niet: het beste schoolfeest sinds jaren!”b) Interesse wekken: “Samen met je vrienden uit je dak gaan op muziek van de beste DJ: dat wil je toch niet missen?”c) Drang of behoefte creëren: “Slechts 200 kaartjes te koop. Wees er dus snel bij!”d) Aansporen tot actie: “Koop je kaartje tijdens de pauze in de aula.” a) degelijk; met de hand gemaaktb) aangepast voor jou als persoonc) zonder te stoppen, voortdurend, constantd) reclame voor bepaalde ideeën of productene) te vol zijn, te veel zijn Door rekening te houden met je doelgroep, zullen ze eerder naar jou luisteren of  jouw tekst gaan lezen. Er zijn twee zaken waar je rekening mee moet houden: 1) Schrijf over een onderwerp dat je doelgroep interessant vindt. 2) Pas je woordgebruik aan zodat het aansluit bij je doelgroep.  Hier zijn natuurlijk meerdere antwoorden mogelijk. Belangrijk is dat in de zin de betekenis van het woord goed gebruikt wordt. Goede voorbeelden, met tussen haakjes de juiste betekenis van de woorden:a) Het gevonden schilderij van Van Gogh is echt authentiek. (oorspronkelijk, origineel)b) De politie wil de illegale verkoop van vuurwerk aan banden leggen. (beperken, verminderen)c) Hij heeft zijn diploma gehaald en gaat volgend jaar studeren op de universiteit. (school voor onderwijs, wetenschap en onderzoek voor studenten vanaf 18 jaar)d) Het percentage leerlingen dat geslaagd is voor het examen is dit jaar hoger dan vorig jaar. (getal dat aangeeft hoeveel procent iets is) Een koppelwerkwoord is het werkwoord in een naamwoordelijk gezegde dat een toestand of eigenschap ‘koppelt’ aan het onderwerp. Het werkwoord zelf heeft geen duidelijke betekenis. a) Mijn vader / is / vijftig jaar. OW = mijn vaderNG = is vijftig jaarb) Haar mobiel / is / kapot.OW = Haar mobielNG = is kapotc) Hij / is / jarenlang / de populairste leraar / geweest.OW = HijNG = is de populairste leraar geweest a) heeft = hww, gehad = zwwb) schijnt = zwwc) blijkt = hww, zijn = kwwd) is = hww, geworden = kwwe) lijkt = kww a) PV = knap, OW = jij, WG = knap opb) PV = lijkt, OW = mij, NG = lijkt erg goed c) PV = is, OW = Zij, NG = is een uitstekende schaatsster geweestd) PV = hebben, OW = jullie, WG = hebben vertelde) PV = schijnt, OW = hij, NG = schijnt (let op: schijnt is hier geen kww)f) PV = zijn, OW = de opdrachten van Pierre, NG = zijn afg) PV = is, OW = die melk, WG = is te drinkenh) PV = is, OW = mijn moeder, WG = is (let op: het gaat hier niet om een toestand, maar daadwerkelijk ergens ‘zijn’. Het is hier dus geen koppelwerkwoord)i) PV = wil, OW = zijn zusje, NG = wil schrijfster wordenTip: Hoe pak je dit aan? Zoek eerst de PV door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert is de PV. Zoek daarna het OW: Wie/wat + PV? Bepaal daarna het gezegde. Zoek nu de andere werkwoorden in de zin. Zit er tussen de andere WW geen koppelwerkwoord, dan heb je te maken met een WG. Let op: een koppelwerkwoord moet wel een toestand of eigenschap aan het OW koppelen. Doet het dat niet, dan is het geen koppelwerkwoord. Zit er wel een koppelwerkwoord bij, dan heb je te maken met een NG. Zoek dan ook het naamwoordelijk deel van het gezegd. Voordat een tekst af is, moet je deze nog controleren op spelfouten. Omdat niet iedereen even goed is in spelling en niet iedereen dezelfde fouten maakt, is het goed om je eigen spellingchecker te maken. Je weet dan precies welke onderdelen voor jou belangrijk zijn om extra op te letten. Zo voorkom je een hoop fouten. Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt. Er zijn drie verschillende accenttekens:1) accent aigu (streepje naar rechts): café2) accent grave (streepje naar links): barrière3) accent circonflexe (dakje): crêpe a) goedb) fout: ruïnec) fout: nachtcrèmed) fout: conciërgee) fout: lp'sf) fout: geïnterviewdg) fout: frêleh) goedi) fout: verfraaiingj) goedk) goedl) fout: crêpem) fout: gênantn) fout: coupéo) fout: carrièrep) fout: Guus' autoq) goedr) fout: baby’ss) fout: geïrriteerd