Feniks Themakatern Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland LRN-line - Toets Alle hoofdstukken - oefentoetsen & antwoorden

a) Asiel: bescherming, verleend door een land of kerk aan iemand die in een ander land niet veilig is. b) Grondwet: basiswet, waarin de regels staan die de grondslag vormen voor andere wetten. c) Censuskiesrecht: Dat het kiesrecht alleen wordt toegekend aan mannen die voldoende belasting betalen. d) Nachtwakersstaat: staat waarin de overheid zich zo min mogelijk bemoeit met de samenleving. e) Schoolstrijd: strijd waarbij confessionele partijen streven naar gelijke financiering tussen openbaar en bijzonder (christelijk) onderwijs. f) Soevereiniteit in eigen kring: elke levenskring heeft een eigen ruimte waarbinnen het zelf besluiten mag nemen. g) Hokjesgeest: indelen van mensen in een groep en alle kenmerken van die groep toepassen op de mensen. h) Verzuiling: indeling van de samenleving naar (levensbeschouwelijke) achtergrond. i) Verzorgingsstaat: samenleving waarin de overheid iedereen een bestaansminimum garandeert. j) Zwevende kiezer: kiezer die bij elke verkiezing opnieuw bepaalt op welke partij hij/zij gaat stemmen.   De juiste volgorde is: 5-3-1-4-6-2Toelichting: 5) In Utrecht grijpen de patriotten de macht.3) Het koninkrijk Holland komt tot stand.1) De Belgische Opstand vindt plaats. 4) Het kinderwetje van Van Houten wordt aangenomen.6) Troelstra probeert een staatsgreep te plegen.2) De rooms-rode coalitie komt ten einde.    Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een algemene uitleg de invloed van het verlichte denken. Bijvoorbeeld:Door het verlichte denken kwam er meer eenheid in het bestuur. 2. Een illustrerend voorbeeld te noemen. Enkele voorbeelden:Dit blijkt uit dat Nederland een eenheidsstaat werd iedereen verplicht werd om een achternaam te gebruiken.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Door het noemen van een verandering uit de grondwet van 1840. Bijvoorbeeld:Door de invoering van het contraseign. 2. Je keuze toe te lichten. Bijvoorbeeld:Ministers moesten nu hun handtekening zetten onder nieuwe wetten. Ze konden daarom makkelijker tegen de koning ingaan als ze het niet met hem eens waren.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van waartoe goed onderwijs volgens liberalen toe leidt. Bijvoorbeeld:Door goed onderwijs waren meer mensen in staat om zelfstandig te oordelen over politieke kwesties. 2. Een uitleg waarom dit volgens liberalen kon leiden tot uitbreiding van het kiesrecht. Bijvoorbeeld:Kiezers zouden dan zelfstandig kunnen oordelen en minder luisteren naar mensen met mooie praatjes (en slechte ideeën).   - 1798: Alle mannen kregen kiesrecht (werd na een aantal jaar weer afgeschaft) - 1848: Tweede Kamerleden werden rechtstreeks gekozen door de kiezers. - 1917: Alle mannen kregen actief kiesrecht (en vrouwen passief kiesrecht)Belangrijk: democratisering houdt in dat de bevolking meer invloed krijgt. Noem dus een maatregel die daar mee te maken heeft. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van hoe de Nederlandse democratie functioneerde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bijvoorbeeld:De democratie werd afgeschaft. De Duitsers bepaalden wat er gebeurde door middel van terreur. 2. Een uitleg waarom dat de twijfels over de waarde van de democratie wegnam. Bijvoorbeeld:De terreur deed de mensen beseffen dat de democratie (met haar beperkingen) zo slecht nog niet was.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Door het noemen van een citaat uit het gedicht. Bijvoorbeeld:In 't voorleden ligt het heden; in het nu, wat worden zal. 2. Een uitleg van hoe uit dit citaat Bilderdijks’ opvattingen duidelijk maakt. Bijvoorbeeld:Uit dit citaat blijkt dat het verleden, het heden en de toekomst langzaam in elkaar overvloeien. Grote, plotselinge veranderingen passen daar niet bij.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er gebeurde tijdens debatclubs. Bijvoorbeeld: Door discussie over allerhande maatschappelijke problemen gingen mensen de problemen beter begrijpen en leerden zij elkaar te overtuigen. 2. Hoe dit bijdraagt aan democratisering. Bijvoorbeeld: Door debat en discussie leerden mensen hoe de politiek functioneert.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het maken van een keuze. In dit geval: Socialisten 2. Een uitleg van je keuze. Bijvoorbeeld: De schrijver komt op voor de arme bevolking. Dit past bij de socialisten.   a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Het noemen van een kenmerk van het fascisme. Bijvoorbeeld: Het fascisme vindt de natie erg belangrijk. 2. Hoe dit blijkt uit dit stuk. Bijvoorbeeld: De NSB wil het landbelang stellen boven individueel belang. b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een beschrijving van de situatie in die tijd. Bijvoorbeeld: Er waren grote economische problemen. 2. Hoe in dit situatie dit programma kan helpen om stemmen te winnen. Bijvoorbeeld: Door het landsbelang boven alles te stellen, zou de overheid krachtige maatregelen kunnen nemen om de problemen op te lossen.   Goede antwoorden gaan in op de gevolgen als sociale grondrechten wel via de rechter af te dwingen zouden zijn. Bijvoorbeeld: Als alle ontevreden mensen naar de rechter zouden stappen, zou dat zeer veel geld en tijd kosten.