Memo Geschiedenis MAX 5e ed
- Hoofdstuk 6 - Verlichting en revoluties
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Tijd van pruiken en revoluties: verlicht denken, verlicht absolutisme, democratische revoluties Amerika, Frankrijk en Nederland, trans-Atlantische slavenhandel (driehoekshandel), abolitionisme.
Toets Geschiedenis
Memo Geschiedenis MAX 5e ed
Online maken
Toets afdrukken
Begrippen:abolitionisme (4) = het streven naar het afschaffen in slavenhandel (18e eeuw)cultuurrelativisme (1) = het verschijnsel waarbij een cultuur of cultuur in het algemeen wordt gerelativeerd (waardoor het perspectief van gelijkwaardigheid ontstaat / men de eigen cultuur niet als superieur acht)grondrechten (3) = rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven.plantagekoloniën (4) = overzeese gebieden waar op grote schaal plantages (= agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het verbouwen van een soort handelsgewas) werden aangelegd.publieke opinie (2) = de mening van (een groot deel van) de bevolking die tot stand komt door uitwisseling van ideeën in kranten, op bijeenkomsten.volkssoevereiniteit (1) = het idee dat het volk de hoogste macht heeft.Tip: Om begrippen te leren bestaan er verschillende online tools die je kunt gebruiken, bijvoorbeeld om flipkaartjes te maken. Alleen helpt het je bij geschiedenis niet zoveel verder als je begrippen uit je hoofd op kunt zeggen. Als je bijvoorbeeld de betekenis van humanisme weet, maar niet kan uitleggen waarom dat past bij de renaissance, heb je weinig aan die kennis. Daarom is een woordweb bij geschiedenis vaak beter. Dan leer je de samenhang tussen begrippen zien. Alleen de woordjes die je maar niet in je hoofd krijgt, kun je met een flipkaartje oefenen. De juiste combinaties zijn: a-3 / b-5 / c-2 / d-1. Je houdt 4 over. De personen:Balthasar Bekkers = (1634 - 1689) was een Nederlandse predikant en theoloog, een bestrijder van bijgeloof en een van de voorlopers van de Verlichting. Schreef onder meer het boek De betoverde wereld waarin hij zich afzette tegen heksenvervolging door de kerk en het bestaan van heksen, duivels en kwade geesten. Baruch de Spinoza = (1632 - 1677) Nederlandse filosoof, politiek denker en analist van Bijbelteksten. Hij geldt als een van de grondleggers van de Verlichting. Zijn godsbeeld als louter zichtbaar in natuurlijke processen, maar niet als persoon (ook niet op de achtergrond zoals bij het deïsme), was zelfs in de Republiek te baanbrekend.Frederik van Pruisen = (1688 - 1740) koning van Pruisen, bekend om zijn voorliefde voor militaire zaken. Hij moderniseerde het leger en het ambtenarenapparaat en was in religieus opzicht tolerant. Frederik werkte dag en nacht voor het welzijn van zijn volk, gaf weinig om luxe en uiterlijk vertoon, maar stond geen enkele vorm van volksinvloed toe. Tip: Ga bij jezelf na of je kunt aangeven waarom het belangrijk is om bij dit onderwerp deze personen te kennen. Als je dat kunt, is dat een aanwijzing dat je de stof al wat beter begrijpt. Net als bij losse begrippen heb je er bij geschiedenis weinig aan als je het uit je hoofd op kan zeggen, maar niet echt weet waar het mee te maken heeft. De juiste volgorde is: 3-6-2-5-1-4 Tip: zet op een kladblaadje de cijfers 1 t/m 6 en vul daarachter de jaartallen in die je kent, daarna kun je ze op volgorde zetten. CONTROLEER ALTIJD OF JE ZES CIJFERS HEBT! Opvoeding en onderwijs zijn van belang om kinderen kennis bij te brengen en op te voeden tot nuttige, deugdelijke burgers die aan de samenleving konden bijdragen. Het verlichte slaat op het onderdeel dienaar: Frederik ziet zichzelf als iemand die zijn volk moet dienen / moet zorgen voor zijn volk. Het belang van het volk staat voorop, in tegenstelling tot het absolutisme, waarbij de positie van de vorst het belangrijkste is.Toch is Frederik een absoluut vorst, zoals je kunt zien aan het woordje ‘eerste’. Frederik is als vorst de belangrijkste persoon en vanwege die status is hij de aangewezene die het volk kan dienen en niet het volk zelf.Tip: verlicht absolutisme bestaat heel nadrukkelijk uit twee onderdelen. Een goede samenvatting van dit uitgangspunt is: alles voor het volk, niets door het volk. Als je een uitleg moet geven, ga dan ook altijd op beide elementen in: het verlichte en het absolutistische. De Republiek was niet democratisch. In de Staten-Generaal hadden enkele rijke families het voor het zeggen. Bovendien trok stadhouder Willem V steeds meer macht naar zich toe. Burgers kwamen in opstand tegen het machtsmisbruik van de rijke elite en de stadhouder. Per gebeurtenis:Slavernij was in strijd met de opvattingen uit de onafhankelijkheidsverklaring en daarom in de noordelijke staten verboden, terwijl de zuidelijke staten de slavenarbeid gebruikten op de plantages.Doordat de VS zich naar het westen uitbreidden (frontier) moest iedere nieuwe staat voor zichzelf bepalen of zij slavernij verboden. Iedere nieuwe staat koos zo de zijde voor of de noordelijke of de zuidelijke staten.Het conflict over slavernij was een van de oorzaken van de burgeroorlog tussen de noordelijke en zuidelijke staten. Het noorden won en de slavernij werd afgeschaft. Toch bleven de voormalige slaven in het zuiden een achtergestelde positie houden. Overeenkomst met Locke (Ik weet dat…) Locke gaat uit van een sociaal contract tussen de vorst en zijn onderdanen. De vorst heeft als taak de natuurrechten (leven, vrijheid en bezit) van zijn onderdanen te beschermen. Doet hij dat niet, heeft het volk recht om tegen hem in opstand te komen en een nieuwe vorst aan te stellen. (Ik lees dat…) Spinoza heeft het over een vrij mens die volgens de regels van de rede leeft en daardoor voor zijn eigen welzijn zorgt. In het boek Tractatum Politica stelt hij dat die vrijheid in een republiek het beste tot zijn recht komt en de mens in zijn natuurlijke staat laat leven. (En dus…) Dat betekent dat zowel Locke als Spinoza uitgaan van het natuurlijk recht / recht op vrijheid, leven en bezit, ook al legt Spinoza de nadruk meer op vrijheid.Verschil met Locke (Ik weet dat…) Locke gaat in zijn sociaal contract uit van een vorst die regeert en de onderdanen die weinig invloed hebben, behalve als de vorst zijn taak niet uitvoert. (Ik lees dat…) Spinoza vindt de republiek de beste staatsvorm, omdat het volk daar invloed heeft via een parlement of stemrecht. (En dus…) Spinoza vindt dus dat het volk meer invloed op het bestuur moet hebben om de eigen vrijheid te kunnen garanderen dan Locke van mening is.Tip 1: Je ziet de structuur van de vraag terug: je moet een overeenkomst en verschil noemen. Geef dat duidelijk in je antwoord aan, zoals hier dikgedrukt.Tip 2: Je ziet schuingedrukt tussen haakjes vaste zinnetjes (formuleringen) die je kunt gebruiken bij vragen met een stukje tekst als informatie of bron. Stap 1 is opschrijven wat je al weet / geleerd hebt (over Locke en het sociaal contract). Stap 2 is duidelijk verwijzen naar de informatie of bron. Stap 3 is de conclusie. Je laat daarbij een stukje van de vraag in je antwoord terugkomen. (Tijdsaanduiding → 1777 → Tijdvak Pruiken en Revoluties → KA verlicht denken toegepast op alle maatschappelijke terreinen → voorbeelden bij verlicht denken opvoeding en onderwijs / godsdienstige tolerantie / enz.)Tijd waarin het ontstond: Deze bron stamt uit 1777, het tijdvak van pruiken en revoluties en het kenmerkend aspect dat erbij past is dat van verlicht denken. Daarbij spelen opvoeding en onderwijs een belangrijke rol, en is men in godsdienstig opzicht tolerant.Bron: Deze kenmerken van verlicht denken zie je terug in de bron / oprichtingsakte om door middel van kunst en wetenschap deugd aan te kweken. Daarnaast vermijden de leden zaken die onder meer op godsdienstig vlak mensen zouden kunnen kwetsen. Conclusie: Felix Meritis is dus kenmerkend voor de tijd waarin het ontstond. Tip: Het gaat er dom of deze oprichtingsakte past bij het gangbare beeld van de 18e eeuw.Om dat te bepalen, kun je op een kladblaadje een vuistregel gebruiken. Deze is aan het begin van het antwoord tussen haakjes uitgewerkt: (1 Ga op zoek naar een tijdsaanduiding → 2 Bepaal bij welk tijdvak de bron hoort → 3 Bepaal bij welk kenmerkend aspect de bron hoort → 4 Bepaal welke begrippen / voorbeelden daarbij horen).Vervolgens zie je in het antwoord drie dikgedrukte zinnetjes: dat zijn de onderdelen waaruit het antwoord bestaat. Eerst geef je een omschrijving van de tijd waarover de bron gaat (hiervoor gebruik je die vuistregel), vervolgens geef je aan wat er in de bron staat en tenslotte geef je de conclusie. (Ik weet …) De Franse Revolutie bestond uit verschillende fases: 1789 - 1791 gematigde fase met een constitutionele monarchie / 1792 - 1794 radicale fase met de periode van Terreur / 1795 - 1798 weer gematigde fase met bestuur van rijke burgerij / 1799 staatsgreep door Napoleon.(Ik zie …) Op deze prent beeldt Gillray een familie van revolutionairen uit die hun tegenstanders (letterlijk) verminken en opeten en van hun bezittingen beroven. (En dus…) De prent gaat over de radicale fase van de Franse Revolutie en Gillray beeldt de opstandelingen als weerzinwekkend af en dus is hij tegen deze groep.Tip: Je ziet weet de vaste zinnetjes (Ik weet…), (Ik zie) en (En dus…) Abolitionisten streefden naar de afschaffing van de handel in slaven. Een van de manieren waarop zij daarvoor hun argumenten verzamelden, was door bewijzen te verzamelen van de onmenselijke behandeling die slaven ten deel viel. Deze bewijzen verzamelden zij door met zeelieden, kapiteins van slavenschepen te spreken. Deze bron is daarvan een voorbeeld.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.