Nectar 5e ed/FLEX - Hoofdstuk 1 - Onderzoeken en ontdekken oefentoetsen & antwoorden

a) Het ademhalingsstelsel b) Het bloedvatenstelsel c) Het verteringsstelsel d) Het ademhalingsstelsel   De juiste volgorde is: organisme - orgaanstelsel - orgaan  - cel - cytoplasma   1 = D = Longen 2 = C = Dunne darm 3 = E = Dikke darm 4 = B = Hart 5 = A = Maag   a) cytoplasma b) schematische c) celkernd) dwarsdoorsnede 1 = Oculair 2 = Tubus 3 = Revolver 4 = Preparaatklemmen 5 = Grote schroef 6 = Lamp 7 = Voet   Op de kaart staan vragen over kenmerken waar je met 'ja' of 'nee' op moet antwoorden. Vervolgens volg je de pijlen door goed naar de plaatjes te kijken en kom je uit op de naam.     a) Waar: een conclusie bevat alleen maar informatie die uit je onderzoek is gekomen. Dus geen nieuwe informatie. b) Niet waar: taartpuntdiagram is een ander woord voor een cirkeldiagram. c) Waar: In een lijndiagram kun je het groeiverloop van de boom goed weergevend) Niet waar: Op de horizontale as staat wat er vaststaat en op de verticale as zet je wat je meet.   De juiste volgorde is: 3. Onderzoeksvraag 1. Hypothese 5. Werkwijze 2. Resultaten 4. Conclusie   Dit zijn meerdere cellen. Op de afbeelding zijn meerdere van dezelfde cellen te zien en de celmembraan van elke cel. Deze cellen hebben dezelfde vorm en dezelfde taak. Je kunt als je heel goed kijkt in elke cel de celkern zien.  Toelichting: Een orgaan bestaat uit meerdere soorten verschillende cellen, dus het is geen orgaan.   Pak een schoon objectglas bij de randen beet Plaats een druppel water op het objectglas Met een pincet leg je de cellen in de druppel water Neem een preparaatglas en zet deze tegen de druppel aan Laat het preparaatglas met een prepareernaald rustig naar beneden komen op de waterdruppel en de cellen Veeg eventueel water wat onder het preparaatglas vandaan komt weg met een doekje Het preparaat is klaar.   Determineren is het op naam brengen van een organisme.  Door een zoekkaart (of determinatietabel*) te gebruiken kun je de naam van een organisme achterhalen. Je kijkt daarbij naar de kenmerken van een organisme, waardoor je diersoorten van elkaar kunt onderscheiden.   Als je veel resultaten hebt. Als je bijvoorbeeld 50 verschillende resultaten hebt, wordt een cirkeldiagram heel onoverzichtelijk. Als je resultaten hebt waar een verband tussenzit. Als je resultaten een frequentie zijn van hoe vaak iets is gebeurd (turf). Mogelijk antwoord 1: Doordat ieder onderzoek op dezelfde manier wordt gestructureerd zijn onderzoeken betrouwbaarder  Mogelijk antwoord 2: Iemand anders moet een onderzoek makkelijk nogmaals kunnen uitvoeren.   a) De lever bevindt zich onder het middenrif.b) De slokdarm loopt dwars door het middenrif heen en zit er dus zowel onder als boven. Dit is een schematische tekening. Dit kun je zien aan het feit dat de tekening zwart wit is en geen details bevat.  Toelichting: Een natuurgetrouwe tekening is precies hetzelfde als de werkelijkheid en is getekend in kleur. Ook zul je dan meer details zien.   Dit experiment geeft een verband aan tussen temperatuur en de groei van het plantje in centimeters. Je kunt daarom het beste een lijndiagram gebruiken. Op de horizontale as komt de temperatuur te staan, en op de verticale as de groei die ze heeft gemeten. Check je werkplan aan de hand van deze punten: Beschrijf een proefopstelling: Wanneer ga je je onderzoek doen? Hoe lang duurt je onderzoek? Je doet je proef meerdere keren, zodat het resultaat betrouwbaar is. Voor je daadwerkelijk het onderzoek doet maak je een lijst met benodigdheden. Voorbeeld Kies de groenten uit die je wil gebruiken in het experimentTwee weken lang zet je iedere middag de groenten in een apart bakje neer voor het konijn en ga je kijken welke groente het konijn als eerste eetJe schrijft iedere dag op welke groente het konijn als eerste eetAan het einde van de twee weken tel je welke groente het konijn het meeste als eerst heeft gegeten.Voordat je het onderzoek gaat beginnen, maak je een lijst met benodigdheden.Tip: Bij een werkplan hoort ook altijd een lijst met benodigdheden. Vergeet deze niet, ook al wordt hier niet specifiek naar gevraagd op de toets.     Voorbeelden van passende onderzoeksvragen zijn: Overleven motten en kevers alleen in de zomer? Welke insecten kunnen overleven in de winter? Tip: Er kunnen meerdere onderzoeksvragen passend zijn. Belangrijk is dat een onderzoeksvraag over een onderwerp gaat, maar dat je wel genoeg informatie in een onderzoeksvraag verwerkt.