Nectar 5e ed/FLEX - Hoofdstuk 2 - Bewegen oefentoetsen & antwoorden

Je opperarmbeen is een voorbeeld van pijpbeenderen. Dit soort botten bevatten een holle ruimte met hierin geel beenmerg.Bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg.Botten bestaan uit botweefsel. De botcellen liggen in ringen om de bloedvaten heen. a) Lijmstof en kalk b) Lijmstof vind je voornamelijk in het skelet van een baby. Lijmstof is buigzaam.   Dit proces noemen we verbening.   A: schedel B: borstbeen C: heiligbeen D: dijbeen E: knieschijf F: middenvoetsbeentjes   a) Je wervelkolom vangt schokken op, op twee verschillende manieren. De eerste manier is de speciale vorm van de wervelkolom, dit noemen we de dubbele s-vorm De tweede manier is kraakbeenschijven tussen de wervels hierdoor kan de wervelkolom een beetje veren.  b) Je wervelkolom bestaat uit wervels. Het stevige gedeelte van de wervel noemen we wervellichaam en in het wervelgat loopt het ruggenmerg.   Dit is de spaakbeen. Het andere bot in de onderarm is de ellepijp. Tip: gebruik het volgende ezelsbruggetje. De ellepijp vind je aan de kant van je pink.   Dit is de binnenste en buitenste meniscus. De functie hiervan is het beschermen en verbinden van de gewichtsknobbels met de platte bovenkant van het scheenbeen. Tip: Niet te verwarren met kraakbeen. De meniscus is ook kraakbeen, maar deze vind je bovenop het scheenbeen en niet in de gewichtskom.   Beweging 1: Je armen strekken Beweging 2: Je armen buigen   a) Niet waar: je gebruikt dan je willekeurige spieren om je benen te bewegen. Je benen staan namelijk onder invloed van je wil b) Niet waar: willekeurige spieren worden snel moe, zoals bijvoorbeeld je benen. Onwillekeurige spieren, zoals het hart, worden niet moe. C: Waar: deze spieren staat niet onder invloed van je wil en zijn daarom onwillekeurig D: Waar: een antagonist is een spier die een tegenovergestelde beweging maakt   Bij spierpijn ontstaan er teveel afvalstoffen. Het is normaal dat afvalstoffen ontstaan tijdens het sporten. Door een cooling-down na het sporten kunnen deze stoffen makkelijker de spier uit. Als je dit niet doet blijven de afvalstoffen in de spier en dit doet pijn.   B: Alleen Monica heeft gelijk. Rob heeft geen gelijk, omdat zoogdieren allemaal dezelfde botten hebben. Hun bouwplan is hetzelfde, maar hun skelet is iets verschillend omdat ze een andere leefwijze hebben. Monica heeft gelijk dat een vis geen ledematen heeft en daardoor gestroomlijnd en makkelijk in water kan voortbewegen.   a) Bescherming geven b) Vorm geven c) Stevigheid geven d) Beweging mogelijk maken    Gewricht 1: Kogelgewricht Voorbeeld: In de heup of in de schouder Gewricht 2: Scharniergewricht Voorbeeld: Je elleboog, je knieschijf Gewricht 3: Rolgewricht Voorbeeld: tussen de spaakbeen en ellepijp Gewricht 4: Zadelgewricht Voorbeeld: In je duim Gewricht 5: Eivormig gewricht Voorbeeld: Tussen je vingers   Dit is het rolgewricht. Hierdoor kun je je arm draaien. De ellepijp en spaakbeen rollen over elkaar heen.   A: Naadverbinding B: Kraakbeenverbinding C: Vergroeiing D: Gewricht De spieren van je vingers zitten met pezen vast aan de botten van je vingers. Als je je spieren gebruikt om iets op te pakken dan bewegen de botten van de vingers mee.    Omschrijving Blessure De gewrichtsbanden en gewrichtskapsels rekken te ver uit Verstuiking Spiervezels en bloedvaatjes in een spier gaan stuk Spierkneuzing Een zenuw komt bekneld te zitten Hernia Een scheurtje in de vliezen rond de spierbundels Spierscheuring   Als een bot gebroken is dan moeten de botten aan elkaar gezet worden zodat het kan genezen. Gips zorgt ervoor dat de botten bij elkaar blijven en weer aan elkaar kunnen groeien. Bij het sleutelbeen kan er echter geen gips worden gezet vanwege de locatie in het torso. Om de botten toch zo veel mogelijk opdezelfde plaats te houden, gebruikt de dokter een mitella zodat de arm en schouder niet teveel bewegen.     Een slang heeft heel veel ribben waar spieren aan vast zitten. Zijn wervelkolom is dus erg beweeglijk. Een slang zet zich daarmee af tegen de ondergrond en daardoor kronkelen ze over de grond heen.   Wij mensen zijn zoolgangers, wij lopen dus voor namelijk op onze voetzool Dit kun je beschrijven als volgt: topgangers lopen alleen op de top van hun voeten, teengangers alleen op hun tenen en zoolganger alleen op hun zool. Daarom vallen mensen onder zoolgangers. Dat heeft als voordeel dat wij steviger op onze voeten staan en minder snel om kunnen vallen. Als er geen kraakbeen tussen de ribben en het borstbeen zou zitten, zou de ribbenkast niet kunnen bewegen. Dan zou je niet kunnen ademen. Alleen met (willekeurige) skeletspieren kun je bewuste bewegingen maken. Alle andere spieren (zoals de spieren in je maag of andere organen) werken alleen onbewust. Ze heeft een goede zithouding. Ze zit met een rechte rug, en haar armen en benen en romp maken een rechte hoek. De vis heeft geen ledematen. Het lichaam van de vis is daardoor gestroomlijnd waardoor de vis gemakkelijk door het water 'glijdt'. De wervelkolom maakt bij het voortbewegen een golfbeweging van links naar rechts. Met de staartvin zet de vis zich dan af tegen het water. Draagkracht is de kracht die de vogel omhoog duwt tijdens het vliegen. Door de vorm van de vleugel van een vogel wordt hij omhoog geduwd.  Door de vleugel naar beneden te slaan wordt draagkracht dus gecreeerd.