Nova Nask2 MAX 2021 deel A - Hoofdstuk 2 - Water oefentoetsen & antwoorden

$\rm Concentratie = \frac{massa \ opgeloste \ stof}{Volume \ oplossing}$.Water waarin veel kalk is opgelost. Olie of vetWaterEen emulgator.Een oplossing waarin zuur is opgelost, met een pH tussen 0 en 7.Neutraliseren. Gebruik de formule: $\rm Concentratie = \frac{massa \ opgeloste \ stof}{Volume \ oplossing}$.Massa opgeloste stof = massa oploskoffie = 2,3 gramVolume oplossing = 0,15 LDat geeft: $\rm Concentratie = \frac{massa \ opgeloste \ stof}{Volume \ oplossing} = \frac{2,3}{0,15}=15,33 \ g\L$. Gebruik de formule: $\rm Concentratie = \frac{massa \ opgeloste \ stof}{Volume \ oplossing}$.Massa opgeloste stof = massa 2 suikerklontjes = 8 gramVolume oplossing = 0,15 LDat geeft: $\rm Concentratie = \frac{massa \ opgeloste \ stof}{Volume \ oplossing} = \frac{8}{0,15}=53,33 \ g\L$. Zeepmoleculen hebben een langgerekte vorm. Ze bestaan uit twee delen: een kop en een lange staart. De kop van zeepmoleculen lost goed op in water.De staart lost juist goed op in vet.Zeep kan dus aan de ene kant water aan zich binden, en aan de andere kant vet. Dat zorgt ervoor dat water en vet kunnen mengen. Tip: bedenk wat een emulgator doet: die zorgt ervoor dat water en vettige of olieachtige stoffen een mengsel kunnen vormen. Je kunt met shampoo vuil verwijderen, maar ook het vet dat je hoofdhuid afgeeft (de talg). Dan zorgt de zeep in de shampoo ervoor dat het vet kan oplossen. Dat kan alleen doordat de zeep als emulgator werkt, want water en vet mengen namelijk niet zonder emulgator. Het vet was anders niet opgelost en dan zou je haar vettig blijven. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Let op dat er toepassingen worden gevraagd, dus niet enkel stoffen die zuur zijn. Voorbeelden van toepassingen zijn:schoonmaakmiddelgeur- en smaakstofontkalkingsmiddelOok basische oplossingen hebben veel verschillende toepassingen. Voorbeelden zijn: ontvettingsmiddelgootsteenontstopperzeepachtige stoffen. Water dat zich onder de grond bevindt, in de bodem of in gesteenten.  Basisch betekent: een pH tussen 7 en 14. Hoe hoger, hoe meer basisch.Dus het water uit Zuid-Holland is het meest basisch. Het drinkwater in Limburg is (net) basisch, door de pH van 7.2.In basische oplossingen wordt fenolftaleïne paars. In Noord-Holland is de concentratie 8,9 g/L. Dat betekent: in 1 L zit 8,9 g.In 0,2 L zit dan: 0,2 x 8,9 = 1,78 g magnesium. Leidingwater bevat een concentratie van 50 mg/L. Dus per 1 L leidingwater zit er 50 mg magnesium in.We moeten 420 mg magnesium krijgen. Dus er is 420 : 50 = 8,4 L leidingwater nodig. Je moet 8,4 L drinken.Tip: je kunt dit ook met een verhoudingstabel berekenen:aantal L water1?mg magnesium50420Nu kun je het vraagteken als volgt berekenen: $? = \frac{420 \times 1}{50} = \frac{420}{50} = 8,4$.Kalkzeep. Bedenk eerst wat hard water is: dat is water met veel opgeloste kalk.Hoe harder water is (hogere hardheid), hoe meer kalk er is opgelost.De zeep reageert met de kalk.Dus hoe meer kalk er in het water zit, hoe meer zeep daarmee reageert. Dan heb je dus meer zeep nodig om te wassen. Je begint met water. Dat heeft een neutrale pH van 7.Na oplossen van ijzeroxide zal de pH ongeveer 2 stijgen (zie tekst). Dat geeft een pH van 9.Dus de oplossing is basisch. De pH zal veranderen van ongeveer 7 (neutraal) naar 9 (basisch). Dus zoek een indicator die tussen die pH van kleur verandert.De beste indicator daarvoor is broomthymolblauw, want broomthymolblauw zal met 7 geel zijn. Na afloop zal de pH rond de 9 zitten en heeft broomthymolblauw de oplossing blauw gekleurd. Eventueel kan nitrofenol ook, maar dat zal bij een pH van 7 al een beetje verkleurd zijn van kleurloos naar geel. Daarmee kun je het dus minder goed zien.  Schoonmaakazijn heeft de hoogste concentratie azijnzuur (zie tekst). Schoonmaakazijn is dus de zuurste soort azijn en heeft de laagste pH. Juiste antwoord: i.Klaas gebruikt een sterker (zuurder) middel. Daarin lost de kalk beter op, dus het gaat sneller.Tevens kan hij meer kalkaanslag verwijderen, omdat er meer zuur in zijn 10 mL schoonmaakazijn zit. (De concentratie azijnzuur is hoger, dus in dezelfde hoeveelheid oplossing zit meer azijnzuur). Dit noem je een erlenmeyer. (Nummer I is een buret; daar kun je ook een spuitje voor gebruiken).Je voegt natronloog toe: dat is basisch.De pH is dus hoger geworden. Je moet berekenen hoeveel werkzame stof er heeft gereageerd. We weten dat er 25 mL oplossing in de erlenmeyer zat. Noteer de gegevens in een verhoudingstabel.hoeveelheid natronlooghoeveelheid werkzame stofgegeven1 mL0,135 ggevraagd15,4Nu kun je uitrekenen hoeveel werkzame stof er heeft gereageerd. De verhouding tussen natronloog en werkzame stof is 1 : 0,135.Dus 15,4 x 0,135  = 2,079 gram werkzame stof heeft gereageerd. Inderdaad ongeveer 2,08 gram. Het antwoord van de vorige opgave vertelt ons hoeveel werkzame stof er in 25,0 mL van het tablet zit. Een heel tablet wordt opgelost in 200 mL. Dus dat is 200 : 25 = 8x zo veel oplossing.Er zit in een heel tablet dus 8x zo veel werkzame stof als in de oplossing die Paul heeft gebruikt bij de titratie. Dat geeft: 8 x 2,079 = 16,6 gram.