a) De formule voor het berekenen van de kostprijs per product is:
Kostprijs per product= (vaste kosten + variabele kosten) : aantal productenb) Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.c) Als de aangeboden producten en prijzen goed met elkaar vergeleken kunnen worden.d) Je eigen afzet in procenten van de totale afzet op de markt.e) Omzet= afzet x verkoopprijsBrutowinst= omzet- inkoopwaardeNettoresultaat = brutowinst - bedrijfskostenf) Stap 1: Welke marktvormen zijn er?monopolie: één aanbiedervolkomen concurrentie: veel vragers en aanbieders, homogeen productmonopolistische concurrentie: veel aanbieders, heterogeen productoligopolie: weinig aanbieders, homogeen/ heterogeen productStap 2: In welke markt past de spelcomputer?Het is moeilijk om toe te treden op de markt van de spelcomputers. Het vereist veel kennis. Er zijn dus niet veel aanbieders, maar wel een paar.Stap 3: Geef antwoord op de vraag:De uitspraak is onjuist. Bij een markt van monopolistische concurrentie zijn veel aanbieders en er zijn niet veel aanbieders van spelcomputers. De markt van spelcomputers is een oligopolie. Het vereist heel veel kennis en geld om een spelcomputer te ontwikkelen, dus het is moeilijk toetreden tot de markt.g) De vier productiefactoren zijn en hun beloning zijn:Kapitaal: winstArbeid: loonNatuur: pachtOndernemerschap: winstEzelsbruggetje: Met de eerste letters van de productiefactoren kun je het woord kano maken.h) Jaarlijkse afschrijving = (nieuwe aanschafprijs - restwaarde) : gebruiksjaren.i) Voor het berekenen van de consumentenprijs doorloop je de volgende stappen:Stap 1:Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag Stap 2: Consumentenprijs = verkoopprijs + btw a) Stap 1: leg de begrippen in de vraag uit:Vaste kosten zijn kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren, zoals huur van je pand.Variabele kosten zijn kosten die wel veranderen als je meer of minder gaat produceren, zoals grondstoffen.Stap 2: Geef antwoord op de vraag:De vaste kosten per product blijven dus want die veranderen niet meteen mee met de productie en de variabele kosten zullen stijgen, want deze stijgen met de productie mee.b) Er zijn verschillende manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen:Technologische ontwikkelingen: door automatisering worden werknemers vervangen door machines die veel sneller werken dan mensen. Het aantal producten neemt toe en het aantal werknemers neemt af, dus de arbeidsproductiviteit stijgt.Arbeidsverdeling: Het werk zo verdelen dat iedereen doet waar hij goed in is (specialisatie). Hierdoor zal er meer geproduceerd worden en neemt de arbeidsproductiviteit toe.Scholing: Als werknemers de juiste scholing krijgen, kunnen zij ook beter presteren. De productie neemt toe en de arbeidsproductiviteit ook.Prestatiebeloning: Hoe meer je produceert, hoe meer je betaald krijgt. Dit zal werknemers stimuleren om harder te werken. De productie neemt toe en de arbeidsproductiviteit ook.c) De evenwichtsprijs is de prijs waar vraag en aanbod een product aan elkaar gelijk zijn.d) Manieren om je marktaandeel te vergroten:Fuseren met een ander bedrijfEen ander bedrijf overnemene) De stijgende lijn is de aanbodlijn, want als de prijs toeneemt, dan stijgt het aanbod.Bij een hoge prijs willen meer producenten het verkopen, want dan maken ze veel winst.De dalende lijn is de vraaglijn, want als de prijs toeneemt, dan daalt de vraag.Als een product duurder wordt willen minder consumenten het hebben.f) Stap 1: Leg het begrip in de vraag uit:Maatschappelijk verantwoord ondernemen is dat bedrijven zoveel mogelijk rekening houden met de gevolgen van hun productie voor mens en dier.Stap 2: Geef antwoord op de vraag: (voorbeelden)Ook tweedehands boeken verkopen, zodat deze niet worden weggegooid.Led verlichting gebruiken in de winkel, zodat de winkel minder stroom verbruikt.Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aannemen, zodat zij ook een kans krijgen.Afval scheiden in de winkel.g) Stap 1: Leg het begrip in de vraag uit:productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.Stap 2: Geef antwoord op de vraag: Deze uitspraak is onjuist, want als de productiecapaciteit al volledig is bezet, kan een bedrijf niet meer produceren bij een toenemende vraag.Een bedrijf kan zijn productiecapaciteit vergroten door bijvoorbeeld meer personeel in dienst te nemen of meer machines aan te schaffen.h) De toegevoegde waarde is het verschil tussen de inkoopwaarde en de verkoopwaarde. Deze bestaat uit: de kosten van de grondstof graan voor het maken van het meel. De arbeidskosten van de werknemers in de fabriek, zoals loon. Ook andere bedrijfskosten, zoals huur van het pand, afschrijving, en kosten van de machines. Maar de toegevoegde waarde bestaat ook uit winst, wat onder de productiefactor ondernemerschap valt. Want als alleen je kosten doorberekend zijn in de verkoopprijs, dan maak je geen winst als bedrijf. a) Stap 1: Noteer de formule voor het berekenen van de brutowinst per product:Brutowinst per product = verkoopprijs - inkoopprijsStap 2: Bereken de brutowinst per product:
€58 - €31= €27 brutowinst per autobandb) Stap 1: Noteer de formules voor omzet, brutowinst en nettoresultaat;Omzet= afzet x verkoopprijsBrutowinst= omzet - inkoopwaardeNettoresultaat= brutowinst - bedrijfskostenStap 2: Bereken de omzet:20.000 x €58= €1.160.000Stap 3: Bereken de brutowinst:Totale inkoopwaarde is 20.000 x €31= €620.000€1.160.000 - 620.000= €540.000 brutowinstStap 4: Bereken het nettoresultaat
€540.000 - €460.000= €80.000 nettowinst a) Lees in de grafiek af wat de vraag is bij een prijs van €400
Je kijkt naar de vraaglijn (paars) en dan zie je dat de vraag 20 is bij €400.b) Stap 1: Om een overschot te bepalen, kijk je naar de gevraagde hoeveelheid en de aangeboden hoeveelheid:Bij een prijs van €400 is de vraag 20 en het aanbod 60Stap 2: bereken het verschil:
60 -20= 40 fietsen worden wel aangeboden, maar niet gevraagd. Dus er is een aanbodoverschot van 40.c) Stap 1: Lees in de grafiek af wat de evenwichtsprijs en -hoeveelheid zijn:De vraag- en de aanbodlijn snijden elkaar bij een prijs van €300 en een hoeveelheid van 40 fietsen.Bij deze prijs is de vraag en het aanbod aan elkaar gelijk en worden dus alle fietsen verkocht.Stap 2: Noteer de formule van de omzetomzet= afzet x prijsStap 3: Reken de omzet uit.
40 x €300 = €1200 a) Stap1: Leg eerst het begrip in de vraag uit;Kartelvorming: onderlinge (prijs)afspraken tussen bedrijven die de concurrentie beperken.Stap 2: geef antwoord op de vraag:Door prijsafspraken wordt de concurrentie beperkt en dat is nadelig voor de consument en uiteindelijk de economische groei. Consumenten betalen veel meer dan noodzakelijk is.b) Om een winkelcentrum aantrekkelijk te maken, heeft het een supermarkt nodig. Dit trekt veel klanten, waardoor ook andere winkeliers hier willen vestigen. Heel vaak is het afzetgebied niet groot genoeg voor twee supermarkten. Om te zorgen dat een winkelcentrum een succes wordt, is het dus belangrijk om te garanderen dat de supermarkt niet weggeconcurreerd wordt door een tweede supermarkt. Stap 1: Bereken de arbeidsproductiviteit per maand na aanschaf van de machine:2112 : 24 = 88 tafels per persoon per maandStap 2: Bereken hoeveel werknemers ze nodig hebben bij een productie van 1760 tafels:1760 : 88 = 20 werknemersStap 3: Bereken hoeveel werknemers ze moeten ontslaan: Ze hebben nu 24 werknemers. 24 - 20= 4 moeten ze er ontslaan. a) Stap 1: De formule voor het berekenen van de kostprijs:kostprijs per product = (vaste kosten + variabele kosten) : aantal productenStap 2: Bereken de kostprijs:
(220.000 + 108.000) : 50.000 = €6,56b) Stap 1: Bereken hoeveel de variabele kosten van één taart zijn:totale variabele kosten : aantal taarten108.000 : 50.000 = €2,16 variabele kosten per taartStap 2: Bereken de totale variabele kosten:Er worden 45.000 taarten gemaakt45.000 x €2,16 = €97.200 totale variabele kostenc) De nieuwe kostprijs is: (vaste kosten + variabele kosten: aantal producten ( 220.000 + 97200) : 45.000 = €7,05d) De vaste kosten moeten nu verdeeld worden over 45.000 taarten in plaats van 50.000 taarten, dus stijgt de kostprijs. Stap 1: Noteer de formule voor het berekenen van de consumentenprijs:Verkoopprijs + inkoopprijs + brutowinstopslag Inkoopprijs = verkoopprijs + btwStap 2: Reken terug van consumentenprijs naar verkoopprijs:€5,45 = 109%5,45 : 109 x 100 = €5 is de verkoopprijsStap 3: Reken terug van verkoopprijs naar inkoopprijs
€5 = 150%
5 : 150 x 100= €3,33 inkoopprijs
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.