Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
- Hoofdstuk 7 - Taalverzorging 3
oefentoetsen & antwoorden
LRN-line
Klas 1|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Grammatica
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Spelling
Stam
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Formuleren
Verwijzingen
Signaalwoorden
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Beeldspraak
Taalbewustzijn
Beeldtaal
Toets Nederlands
Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
Een zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis en kan zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormen. Het geeft de handeling aan in de zin. a) Onjuist. Dan is het een persoonlijk voornaamwoord.b) Onjuist. “Jou” is een persoonlijk voornaamwoord. c) Juistd) Onjuist. Het voorzetsel staat nooit los in de zin. Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan wie de bezitter is en staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. (Bijvoorbeeld: Dit is mijn gitaar). Het kan zelfstandig voorkomen, bijvoorbeeld in deze zin: Dit is de mijne. a) plaatsb) tijdc) plaatsd) reden a) Ik heb mijn pen graag in mijn zak.Ik = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Mijn = bez. Vnw. (de pen is mijn bezit)Mijn = bez. Vnw. (de zak is mijn bezit)b) Wij schudden elkaar de handWij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)c) Zij heeft zich erg vergist in hem.Zij = pers.vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.)Hem = pers. Vnw. (Persoonlijke voornaamwoorden noemen (meestal) personen zonder ze bij naam te noemen. Ze staan ook weleens in plaats van een dier of ding in de zin.) a) Job heeft de hond geaaid.Hww: heeft (altijd hww)Zww: geaaid (Voltooid deelwoord = zww)b) De zoon van de buren heeft veel taart gegeten.Hww: heeft (altijd hww)Zww: Gegeten (Voltooid deelwoord = zww)c) Tijdens de hardloopronde heeft Karin een blessure opgelopen.Hww: heeft (altijd hww)Zww: opgelopen (Voltooid deelwoord = zww)d) De buren hebben veel aandacht besteed aan het buffet.Hww: hebben (altijd hww)Zww: besteed (Voltooid deelwoord = zww)e) Hij heeft zich altijd geschaamd voor zijn bril.Hww: heeft (altijd hww)Zww: geschaamd (Voltooid deelwoord = zww)Tip: het belangrijkste werkwoord in de zin is altijd het zelfstandig werkwoord. Je kunt dit controleren met de VIP-methode.V: Het Voltooid deelwoord is het belangrijkste werkwoord,I: Het Infinitief (hele werkwoord) is het op één na belangrijkste werkwoord. Staat er dus geen voltooid deelwoord in de zin, dan is het infinitief het belangrijkste werkwoord. Staan er meerdere infinitieven in een zin, dan is altijd het laatste infinitief het belangrijkst.P: Staat er maar één werkwoord in de zin, de pv, dan is deze het belangrijkste werkwoord. 1. Het is een persoonlijk voornaamwoord als het onderwerp of lijdend voorwerp van een zin is en dus een apart zinsdeel.2. Het is een lidwoord als het voor een zelfstandig naamwoord staat en als het een deel van een zinsdeel is.Voorbeeld: Het / is / al laat. Het = onderwerp dus persoonlijk voornaamwoordWeet / je / het / al? Het = lijdend voorwerp dus persoonlijk voornaamwoordHet kleine meisje / steekt / zomaar / over. Het staat voor een zn dus het = lidwoord We geven hieronder een voorbeeld van een mogelijk antwoord. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. a) Zin: Mijn mooie lapjeskat sprong op de kast toen ze het harde geluid van de bel hoorde.b) Ww: sprong, hoordec) Zn: lapjeskat, kast, geluid, beld) Bn: mooie, hardee) Vz: op, van Meerdere antwoorden mogelijk. Hieronder geven we een voorbeeld van een goed antwoord. Zorg ervoor dat je ‘rekenen op’ figuurlijk gebruikt hebt.‘Ik reken op jou morgen in de wedstrijd tegen Liverpool’ Hele werkwoordStamIk-vormPratenPratPraatHakkenHakkHakRijdenRijdRijdVerbazenVerbazVerbaasDurvenDurvDurfTip: Stam = hele werkwoord - en. Je verandert dus niets aan het woord. Het ziet er vaak gek uit. Ik-vorm = de eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd. Hierdoor kan het woord veranderen. a) Broeden - verven - genieten - zwerven - surfen - rijden - koken - schrijven - lezen - poetsen b) Genoot - zwierf - reed - schreef - lasTip: zet een woord in de verleden tijd om te kijken of deze van klank verandert en dus sterk is. Bij zwakke werkwoorden kun je voor de spelling van het voltooid deelwoord als hulpmiddel ‘T eX FoKSCHiP gebruiken. Als het werkwoord -en eindigt op een van de medeklinkers uit ‘T eX FoKSCHiP, schrijf je aan het eind van het voltooid deelwoord een t. Als het eindigt op een andere letter, schrijf je een d. a) Downloadden (Ik-vorm + den, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip)b) Flirtte (Ik-vorm + te, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en t zit in ‘t Kofschip)c) Subsidieerde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de r zit niet in ‘t Kofschip)d) Kleedde (Ik-vorm + de, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip)e) Koos (Sterk werkwoord, dus verandert van klank.)f) Ontkrachtten (Ik-vorm + ten, want 2e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip)g) Startten (Ik-vorm + ten, want 3e persoon meervoud, verleden tijd en de t zit in ‘t Kofschip.h) Geloofde (Ik-vorm + de, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de v zit niet in ‘t Kofschip. i) Brandde (Ik-vorm + de, want 3e persoon enkelvoud, verleden tijd en de d zit niet in ‘t Kofschip.j) Surfte (Ik-vorm + te, want 2e persoon enkelvoud, verleden tijd en de f zit in ‘t Kofschip. Tip: Bij het bepalen van de eindletter door middel van ‘t Kofschip, kijk je naar de stam van het werkwoord en niet naar de ik-vorm. a) Geroeid (langer maken, je hoort een d dus je schrijft een d)b) Gestemd (m zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)c) Gedoucht (de h zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)d) Getest (de s zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)e) Gebeurd (de r zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)f) Verbaasd (de z zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)g) Beleefd (de v zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)h) Erkend (de n zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)i) Gezonnebaad (de d zit niet in ‘t Kofschip, dus je schrijft een d)j) Gefocust (de s zit in ‘t Kofschip, dus je schrijft een t)Tip: Maak het woord langer of gebruik ‘t Kofschip om te bepalen wat de eindletter moet zijn. Let op: alleen medeklinkers tellen mee bij ‘t Kofschip. Bij roeien in zin 1 maak je het woord dus langer en dan hoor je duidelijk dat het met een d geschreven moet worden. Verhuizen -en wordt verhuiz. Je kijkt naar de letter z. Deze zit niet in ’t kofschip dus je schrijft verhuis+de, verhuisde.Als je kijkt naar de ik-vorm van verhuizen à ik verhuis, dan is de laatste letter een s. Deze zit wel in ’t kofschip dus je zou dan verhuis+te, verhuiste schrijven, maar dit is onjuist. a) Beland Tegenwoordige tijd > stam Geen ‘dt’ want als je ‘lopen’ invult hoor je geen ‘t’. Loop jij ook altijd op de bank na het avondeten…?b) wordtTegenwoordige tijd > stam + t (hij-vorm)c) berekend Voltooid deelwoord > werkwoord -en > bereken > ‘n’ zit niet in ‘T eX FoKSCHaaP, dus je schrijft een ‘d’ aan het eind.d) schaadtTegenwoordige tijd > stam + t (het-vorm)e) gebeurt Tegenwoordige tijd > stam + t Als een schrijver niet steeds dezelfde woorden wil gebruiken, vervangt hij ze door verwijswoorden. Op deze manier voorkomt hij herhaling van dezelfde woorden en zorgt hij voor afwisseling in de tekst. Beeldspraak is een vorm van taalgebruik waarin met een ‘beeld’ op een figuurlijke manier omschreven wordt wat iemand letterlijk bedoelt. Beeldspraak kan de tekst zo krachtiger, mooier, opvallender, leuker en unieker maken. In de zin “Uw hoest verdwijnt als sneeuw voor de zon” wilt de schrijver duidelijk maken dat ze hoest snel zal verdwijnen. De beeldspraak is “als sneeuw voor de zon”, waarbij het beeld van smeltende sneeuw door de warme zon gebruikt wordt om het verdwijnen duidelijk te maken. a) Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.b) Ik heb online gezocht naar een nieuwe broek, maar ik heb geen jeans gevonden. c) Piet heeft een nieuwe fiets nodig, omdat zijn oude kapot is gegaan.d) Jan zit in de kamer terwijl Lisa buiten speelt. a) ditb) diec) die Tip: met “dit” verwijs je naar een het-woord. Met “die” verwijs je naar meervoud of een de-woord. A, C en F Het verwijswoord is ze, maar het is niet duidelijk waar dit woord precies naar verwijst. Gezien de betekenis van de zin, zou het logisch zijn dat het verwijst naar de leden van de dansschool en dat zij een optreden geven aan de koning en koningin. Hier kan het echter ook verwijzen naar de koning en koningin, wat zorgt voor een grappige situatie: zij zouden dan een optreden geven aan de leden van de dansschool. a) Chris is een jongetje dat graag voetbalt.b) Hij pakt daarvoor het liefst de bal die hij van zijn opa heeft gekregen.c) Die rolt namelijk het beste door het gras, wat hij erg fijn vindt.d) Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!e) Hij speelt intussen in het Nederlands jeugdelftal, wat zijn ouders erg bijzonder vinden. a) Zo doof als een kwartelb) Zo fris als een hoentjec) Zo blind als een mold) Zo bang als een wezele) Zo sterk als een beer a) Dit is beeldtaal (universeel). Ook mensen die een andere taal spreken dan jij begrijpen wat er staat. b) Dat je je handen moet wassen en dat het een invalide plek is.c) Op Schiphol. Daar komen dagelijks miljoenen reizigers die geen Nederlands kunnen spreken, maar wel beeldtaal begrijpen. In de fabriek is beeldtaal ook belangrijk omdat je op die manier snel informatie kan overbrengen, maar minder belangrijk dan op Schiphol.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.