Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: vraag en aanbod en marktvormen.
Toets Economie
Cumulus
Online maken
Toets afdrukken
a) De collectieve vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid van alle consumenten. De individuele vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid van één consument.Let op: zorg voor een volledig antwoord! Een antwoord als: de een gaat om alle consumenten en de ander om één consument is niet volledig. b) De betalingsbereidheid is de prijs die de consument maximaal bereid is te betalen voor een product of dienst. De leveringsbereidheid is de prijs die de producent minimaal wil ontvangen voor een product of dienst.Let op: de onderstreepte woorden zijn essentieel voor een goed antwoord.c) Als de vraag stijgt, dan stijgt ook de prijs, hierdoor neemt de winst per product toe en stijgt ook het aanbod. Er is een nieuw evenwicht tot stand gekomen met meer vraag en een bijbehorend aanbod. a) De bedoeling van deze wet is voldoende concurrentie te garanderen. b) De Autoriteit Consument en Markt.c) Bij de marktvorm oligopolie is de kans op kartelvorming het grootst, omdat binnen deze marktvorm een klein aantal grote bedrijven opereren. Het is makkelijk om met een relatief klein aantal concurrenten prijsafspraken te makend) Zonder prijsconcurrentie kunnen uitgevers ook minder winstgevende boek uitgeven en daarmee wordt een brede beschikbaarheid en een divers aanbod bevorderd. Gebeurtenis A (zie grafiek)Als alle overige omstandigheden, die de vraag naar het product bepalen, hetzelfde blijven en de prijs van arbeid stijgt, zal bij iedere prijs het aanbod stijgen. Hierdoor schuift de aanbodlijn naar rechts en vindt er alleen een verschuiving langs de vraaglijn plaats van punt A naar punt B.Bij het nieuwe evenwicht is de prijs lager en de hoeveelheid hoger ten opzichte van de beginsituatie.Gebeurtenis B (zie grafiek)Als het inkomen van de consument stijgt zal bij iedere prijs de vraag stijgen. Hierdoor verschuift de vraaglijn naar rechts. Er vindt een verschuiving plaats langs de aanbodlijn van punt A naar punt B. Als de kwaliteit van de machines, waarmee het product gemaakt wordt, toeneemt, zal bij iedere prijs het aanbod stijgen. Hierdoor verschuift de aanbodlijn naar rechts en vindt er een verschuiving langs de vraaglijn plaats van punt B naar punt C. Bij het nieuwe evenwicht is de prijs (ongeveer) hetzelfde gebleven en is de hoeveelheid hoger ten opzichte van de beginsituatie. Gebeurtenis C (zie grafiek) Als de prijs van een concurrerend artikel stijgt zal bij iedere prijs de vraag stijgen.De aanbodlijn verschuift niet, dus vindt er verschuiving plaats van langs de vraaglijn van punt A naar punt B. Bij het nieuwe evenwicht zijn de prijs en de hoeveelheid hoger ten opzichte van de beginsituatie. Gebeurtenis D (zie grafiek)Als het aantal producenten afneemt zal bij iedere prijs het aanbod dalen. Hierdoor zal de aanbodlijn naar links verschuiven.De vraaglijn verschuift niet, dus vindt er een verschuiving plaats langs de vraaglijn van punt A naar punt B. Bij het nieuwe evenwicht is de prijs hogere en de hoeveelheid lager ten opzichte van de beginsituatie. a) 1) Productdifferentiatie: oligopolisten concurreren met de andere drie P’s van de marketing mix (product promotie, plaats). Ze proberen hun producten te onderscheiden van de concurrent, door productkenmerken zoals het merk, de verpakking, kwaliteit en service.2) Innovatie: oligopolisten concurreren door nieuwe producten te ontwikkelen.Let op: samenwerken door een kartel te beginnen is fout, omdat het verboden is en dus niet voor de hand ligt om als strategie in te zetten. b) Binnen de marktvorm volkomen concurrentie komt nooit een prijzenoorlog voor, omdat de de prijs tot stand komt door vraag en aanbod en voor iedere individuele producent een gegeven is. a) Veel vragers en aanbieders: de vragers en aanbieders hebben geen invloed op de prijs.Homogene goederen: consumenten ervaren geen verschil tussen goederen.Transparante markt: vragers en aanbieders zijn op de hoogte van prijzen en verhandelde hoeveelheden.Vrije toe- en uittreding: iedereen kan de markt betreden, er zijn geen toetredingsbarrières.b) Feitelijk monopolie: als één bedrijf alle concurrenten uit de markt heeft gewerkt met behulp van een technische voorsprong of een patent of octrooi.c) Voordeel: door op grote schaal te produceren kan een monopolist goedkoper produceren en lagere prijzen vragen. Nadelen: door gebrek aan concurrentie hoger prijzen, minder keuze en minder innovatie.d) Voorbeelden van een juist antwoord:Lage prijzen hanteren. Een eventuele concurrent heeft in het begin veel aanloopkosten en zal deze kosten de eerste jaren terug moeten verdienen. Daarom zal deze eventuele concurrent moeilijk een prijs concurrentie kunnen aangaan met een bedrijf die deze aanloopkosten al heeft terugverdient.Patent (octrooi) aanvragen op een technische uitvinding. Zolang de uitvinding nieuw, inventief en industrieel toepasbaar is krijgt het bedrijf een tijdelijk monopolie. a) Een markt van volkomen concurrentie; vraag en aanbod bepalen de prijs zonder dat een van de aanbieders er individueel invloed op heeft.b) Spinazie is een bederfelijk landbouwproduct. Het aanbod is de spinazie die op dat moment rijp was voor de oogst. Het vervroegen of vertragen van het aanbod is niet mogelijk. De aanbodlijn van een dergelijk product heeft altijd een verticaal verloop.c) Om de evenwichtsprijs te berekenen stellen wij het aanbod gelijk aan de vraag.Dus: Qa = Qv 50 = -0,5 P + 1000,5 P = 100 – 500,5 P = 50P = 50 / 0,5P = 100 (cent) d) Omzet = prijs x hoeveelheid € 1,- x 50.000 = € 50.000,-Storting in veilingfonds € 0,01 x 50.000 = € 500,- -Netto opbrengst (eerste week van mei 2022): € 49.500,-e) Eerst berekenen we de nieuwe evenwichtsprijsDus: Qa = Qv 80 = -0,75 P + 920,75 P = 92 – 800,75 P = 10P = 12 / 0,75P = 16 (cent) De evenwichtsprijs is lager dan de minimumprijs, dus moet gerekend worden met € 0,20Bij p = 20 cent is: Qa = 80Bij p = 20 cent is Qv = 70 (-0,5 x 20 + 80)Het verschil is = 80 - 70 = 10 (x 1.000 kg).Dit moet door de veiling worden opgekocht en doorgedraaid.f) Verkoop aan detailhandel € 0,20 x 70.000= € 14.000,-Ontvangst uit opkoopregeling € 0,20 x 10.000 = € 2.000,- -Totale (bruto) ontvangst = € 16.000,-Storting in veilingfonds € 0,01 x 80.000 = € 800,- -Netto opbrengst (laatste week van augustus) = € 15.200,-g) Als de minimumprijs wordt verhoogd, dan moet het veilingfonds vaker/eerder opkopen (1) én bovendien tegen een hogere prijs (2). a) Het negatieve teken in de vraagfunctie geeft aan dat er een negatief verband is tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid. Hoe hoger de prijs, hoe minder er wordt verkocht en hoe lager de prijs, hoe meer er wordt verkocht.b) Als alle andere factoren dan de prijs van het product constant worden verondersteld. Bijvoorbeeld: het aantal consumenten, de behoefte en het inkomen van de consumenten en de prijzen van andere producten.c) Bij het bereken van de evenwichtsprijs moet Qa gelijk worden gesteld aan QvDus: Qa = Qv (mag ook andersom)P - 25 = - P + 175P + P = 175 + 252 P = 200P = 200 / 2P = 100 eurocentBij het berekenen van de evenwichtshoeveelheid moet de evenwichtsprijs worden ingevuld in de vraagvergelijking of de aanbodvergelijking. Mag ook allebei, maar de uitkomst is hetzelfde.De vraagvergelijking: Qv = - P + 175 Qv = - 100 + 175 Qv = 75 (x 1 miljoen liter)De aanbodvergelijking: Qa = P – 25 Qa = 100 – 25 Qa = 75 (x 1 miljoen liter) d) Bij het berekenen van de maximale betalingsbereidheid is de Qv in de vraagfunctie 0.Dus: 0 = - P + 175 P = 175Bij het berekenen van de minimale leveringsbereidheid is de Qa in de aanbodfunctie 0Dus: 0 = P – 25 - P = - 25 P = 25 (aan beide kanten het “– teken” weghalen)Bij het berekenen de maximale vraag is de P in de vraagfunctie 0. Qv = 0 + 175 Qv = 175 ( x 1 miljoen liter)e) zie grafiek
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.