Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Internationale handel en wisselkoersen
Toets Economie
Cumulus
Online maken
Toets afdrukken
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door.1) Scholing. Hierdoor wordt de kennis en ervaring van het personeel groter.2) Specialisatie. Als een bedrijf zich richt op het maken of verkopen van één specifiek product zal de productie per persoon toenemen.3) Betere machines. Betere machines maken meer producten met dezelfde inzet van personeel.4) Arbeidsvreugde. Door plezier in je werk, ben je gemotiveerd om meer te doen en neemt de productiviteit toe a) De interne waarde van de munt wordt bepaald door de koopkracht van de munt, door inflatie daalt de koopkracht. De externe waarde van de munt, de (zwevende) wisselkoers, wordt bepaald door de vraag naar en het aanbod van de munt.b) Appreciatie is het stijgen van de koers van een munt door vraag naar en aanbod van deze munt. Depreciatie is het dalen van de koers van een munt door vraag naar en aanbod van deze munt.c) Een voordeel van zwevende wisselkoersen is ze automatisch tekorten of overschotten op de handelsbalans corrigeert.Bij een tekort op de handelsbalans zal de vraag naar een munt kleiner zijn dan het aanbod. Dit heeft als gevolg dat de koers van de munt ten opzichte van andere munten daalt. De munt wordt dus goedkoper voor het buitenland (buitenlandse munten worden duurder), waardoor de export toeneemt en de import afneemt.Bij een overschot op de handelsbalans zal de vraag naar een munt groter zijn dan het aanbod. Dit heeft als gevolg dat de koers van de munt ten opzichte van andere munten stijgt. De munt wordt dus duurder voor het buitenland (buitenlandse munten worden goedkoper), waardoor de export afneemt en de import toeneemt.Een nadeel van zwevende wisselkoersen is dat de koersen van valuta elk moment een andere waarde kunnen hebben. De koers zal immers altijd vrij stijgen of dalen. Dit geeft een onzekerheid aan de internationale handel omdat niet bekend is wat mensen moeten betalen. a) De loonkosten per product in januari zijn € 10 (€ 2.500 / 250 stuks). In februari zijn de loonkosten per persoon € 2.625 (€ 2.500 x 1,05) en de arbeidsproductiviteit 255 stuks (250 x 1,02). Dus zijn de loonkosten per product in februari afgerond € 10,294 (€ 2.625 / 255 stuks). De procentuele toename van de loonkosten zijn: (10,294 – 10) / 10 x 100% = 2,9% (afgerond). Tip: een andere (snellere) manier is gebruik maken van indexcijfers. De loonkosten zijn gestegen met 5% (indexcijfer 105) en de arbeidsproductiviteit met 2% (indexcijfer 102). (Indexcijfer loonkosten / indexcijfer productie x 100%) - 100% is dan het antwoord op de vraag. Dus 105 / 103 x 100% = 102,9 (afgerond); 102,9 – 100 = 2,9%.Let op: 5% - 3% = 2% is fout!b) Ondanks de hoge loonkosten, heeft Nederland een goede concurrentiepositie door een hoge arbeidsproductiviteit. Als de loonkosten per persoon meer stijgen dan de arbeidsproductiviteit, stijgen de loonkosten per product. Stijgt de arbeidsproductiviteit meer dan de loonkosten per persoon, dalen de loonkosten per product. a) Voorbeelden van een juist antwoord: Onze exportproducten worden omgerekend in vreemde valuta duurder, waardoor we er minder van verkopen.De importproducten worden omgerekend in de euro goedkoper, waardoor we er meer van invoeren.b) Appreciatie. Bij een overschot op de betalingsbalans is er veel vraag naar de munt (door de hoge export) en weinig aanbod van de munt (door de lage import) waardoor de wisselkoers van de munt stijgt. a) De euro is gedaald. Eerst kon je voor een euro 0,70 pond krijgen, later kreeg je voor een euro 0,60 pond.b) De procentuele verandering van de euro in pond is (0,60 – 0,70) / 0,70 x 100% = 14,3%.c) Om de procentuele verandering van de pond in euro uit te rekenen moet je eerst uitrekenen hoeveel euro een pond waard is. Dit doe je op de volgende manier:Begin januari 1999 was een pond (1 / 0,70) = 1,43 euro.Begin april 2000 was een pond (1 / 0,60) = 1,67 euro.De procentuele verandering van de dollar in euro is (1,67 – 1,43) / 1,43 = 16,8%. a) Voorbeelden van een juist antwoord:Een depreciatie of verlaging van de wisselkoers maakt eigen goederen goedkoper voor het buitenland. De export kan zodoende toenemen en hierdoor kan het tekort op de handelsbalans afnemen.Door depreciatie zal het buitenland duurder worden, waardoor de import wordt afgeremd. Hierdoor kan het tekort op de handelsbalans afnemen.b) Een Japanse exporteur zal nadeel ondervinden van een depreciatie van de dollar. De dollar wordt door depreciatie goedkoper en de Japanse Yen duurder, waardoor goederen uit Japan duurder worden. De Japanse exporteur zal dan minder goederen exporteren uit Japan. a) De koers van de dollar in peso was (4,70 – 0,20) = 4,50. Dus de officiële koers van de peso in dollars is 1 / 4,50 = 0,22 dollar.b) De peso koers die de handelaren hanteren is 1 / 4,70 = 0,21 dollar. De koersdaling van de koers van de autohandelaren ten opzichte van de officiële koers is (0,21 – 0,22) / 0,22 x 100% = 4,5%c) Door een koersdaling van de peso worden de goederen in Argentinië goedkoper en de goederen uit andere landen duurder. De internationale concurrentiepositie van Argentinië verbeterd, waardoor de export toeneemt / import afneemt.d) Door een koersdaling van de peso worden geïmporteerde grondstoffen / goederen relatief duur. Als deze hogere importprijzen worden doorberekend in de consumentenprijzen ontstaat er geïmporteerde inflatie. a) Hier is sprake van een non-tarifaire maatregel. Een verbod op de invoer van hormoonvlees leidt niet tot een kunstmatige stijging van de oorspronkelijke importprijs (zoals bij een tarifaire maatregel).b) Door het verbod op hormoonvlees uit de V.S. zal er zal in de EU meer vlees worden gevraagd door de Europese consument. Het aanbod van vlees zal op korte termijn zal in de E.U. niet kunnen snel kunnen toenemen. Door de toegenomen vraag zal de prijs van vlees in de E.U. stijgen.c) De Europese producent zal voordeel hebben van het verbod op invoer van hormoonvlees uit de V.S. Door een prijsstijging van vlees (bij nagenoeg gelijkblijvende kosten) zal de winst van de Europese producent toenemen. a) Met 40 arbeidskrachten worden 860.000 producten per jaar geproduceerd. Dat is een gemiddelde arbeidsproductiviteit van 21.500 (860.000 / 40) producten.b) De totale loonkosten bedragen € 1.210.000,- (40 × 25.000 x 1,21). Verdeeld over 860.000 producten is € 1,40697 (€ 1.210.000,- / 860.000) per product.c) Loonkosten in 2021 per product zijn € 1,40697 × 1,015 = € 1,42808. Productie per persoon (arbeidsproductiviteit) in 2021: 21.500 × 1,034 = 22.231. Loonkosten per persoon in 2021: 22.231 × € 1,42808 = € 31.747,68Tip: andere berekening.Loonkosten per persoon = loonkosten per product × arbeidsproductiviteitLoonkosten per persoon = 1,015 × 1,034 = 1,04951In euro’s = € 25000 x 1,21 (sociale lasten) × 1,04951 = € 31.747,68 a) Invoerrechten. De oorspronkelijke invoerprijs wordt hoger. De invoer daalt daardoor.b) Een overdreven kwaliteitseis. Als het buitenland niet aan deze eis kan voldoen, mag het product niet ingevoerd worden.c) Als de vraag naar Amerikaanse eieren afneemt, dan neemt de vraag naar de dollar op de valutamarkt ook af. Hierdoor zal de dollar in koers dalen. Dit betekent (als spiegelbeeld) dat de euro in koers stijgt.d) Voorbeelden van een juist antwoord: Het beschermen van de eigen bedrijvigheid tegen concurrentie van het buitenland om de werkgelegenheid te beschermen. Het beschermen van strategische sectoren (zoals telecom). Het beschermen van industrie die nog in de kinderschoenen staat (infant industry).Let op: een antwoord als “het belemmeren van de invoer” is fout!
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.