Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: overheidsbegroting, sociale zekerheid, inkomstenbelasting en ongelijkheid.
Toets Economie
Cumulus
Online maken
Toets afdrukken
a) Het verschil tussen sociale verzekeringen en voorzieningen is dat over sociale verzekeringen premies worden betaald en sociale voorzieningen worden betaald met belastingen.b) Het verschil tussen de twee sociale verzekeringen is dat de een bedoelt is voor iedereen (het hele volk) en de ander is bedoeld voor mensen in loondienst.c) sociale voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die geen ander inkomen of uitkering hebben, bijvoorbeeld de bijstand. a) Accijns is een vorm van indirecte belasting en wordt onder andere geheven op alcohol, tabak en benzine.b) Het verschil tussen directe en indirecte belastingen is dat directe belastingen direct worden betaald aan de overheid, zoals loonbelasting en vennootschapsbelasting en indirecte belastingen worden via een onderneming aan de overheid betaald, zoals BTW en accijns.c) De soorten verzekeringen waaruit de overheid premies ontvangt zijnvolksverzekeringen, zoals de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Nabestaandenwet enwerknemersverzekeringen zoals de ziektewet, arbeidsongeschiktheidswet en werkloosheidswet. Grijze druk: aantal 65 jarigen / aantal 20 – 65 jarigen x 100%.Dus: 2,7 / 9 x 100% = 30%.Groene druk: aantal 0 - 20 jarigen / aantal 20 – 65 jarigen x 100%.Dus: 2,25 / 9 x 100% = 25%. a) Het belastbare vermogen is bezittingen – schulden – heffingsvrij vermogen. Dus: € 92.000 - € 25.000 - € 50.000 = € 17.000b) Het fictieve rendement is 1,90% van € 17.000 = € 323c) Te betalen vermogensbelasting is 31% van € 323 = € 100Opmerking: de belasting mag in het voordeel van de belastingplichtige worden afgerond (dus altijd naar beneden op hele euro’s). a) 5 + 11 + 16 = 32. Toelichting: het gaat om het inkomen van de eerste drie groepen in procenten van het totaal. Het totale percentage van de eerste drie groepen is 20% + 20% + 20% = 60%. Het totale inkomen van de eerste drie groepen is 5% + 11% + 16% = 32%. Zo komt je aan coördinaat 60%, 32%, waarbij 32% punt P is.b) nee, de het hoogste inkomen is 9 keer (45 / 5) het laagste inkomen.c) Voorbeelden van een juist antwoord:De inkomensverdeling wordt gelijker. Mensen met een hoger inkomen wonen in duurdere woningen en hebben daarom een hogere hypotheek en hypotheekrente aftrek, waardoor zij er in verhouding tot mensen met lagere inkomens op achteruit gaan.De inkomensverdeling wordt gelijker. Mensen met lagere inkomens wonen vaker in huurwoningen dan mensen met hogere inkomens. Zij hebben dus geen nadeel van hypotheekrenteaftrek en zullen er in verhouding tot mensen met hogere inkomens op vooruit gaan. a) Bij een hoge overheidsschuld moet de overheid steeds meer rente betalen. Er blijft dan een kleiner deel van de ontvangsten over voor de overheidsbestedingen.b) Bij evenwicht op de begroting geldt: overheidsinkomsten – overheidsuitgaven = nul, maar in de uitgaven zit ook een deel van de aflossingen. De staatsschuld zal dus dalen.c) Overheidsschuld begin van het jaar + overheidstekort – aflossing = overheidsschuld eind van het jaar. De overheidsschuld stijgt met 3 miljard en het overheidstekort is 4 miljard. Dan heeft de overheid € 1 miljard afgelost.Tip: de overheidsschuld aan het begin en het eind van het jaar zijn niet gegeven. Stel in dat geval de staatsschuld op bijvoorbeeld € 100 miljard.Overheidsschuld begin van het jaar + overheidstekort – aflossing = overheidsschuld eind van het jaar.Dus: € 100 miljard + € 4 miljard - ? = € 103 miljard.? = € 1 miljard.d) Het overheidstekort mag maximaal 3% van het BBP zijn. De overheidstekort is € 4 / 160 miljard x 100% = 2,5%. Dus ja, Nederland voldeed aan de norm.e) Een hoger overheidstekort betekent een groeiende overheidsschuld. Daardoor kan het zijn dat de overheid haar belastingen moet verhogen, wat leidt tot hogere arbeidskosten en dus hogere verkoopprijzen.Let op: uit het antwoord moet blijken dat de concurrentiepositie wordt aangetast. Hogere verkoopprijzen gaat ten koste van de concurrentiepositie. a) Bruto inkomen = € 80.000Fiscale bijtelling: eigenwoningforfait 0,45% van € 200.000 = € 900 +Aftrekpost: hypotheek rente = € 6.500 -Belastbaar inkomen = € 74.400
b) Belasting eerste schijf 37,07% van € 69.398 = € 25.725Belasting tweede schijf 49,5% van (€ 74.400 - € 69.398) = € 2.475 +Totale belasting = € 28.200Opmerking: de belasting mag in het voordeel van de belastingplichtige worden afgerond (dus altijd naar beneden op hele euro’s).
c) Totale belasting = € 28.200Algemene heffingskorting = € 2.587 Arbeidskorting = € 1.720 +Totale heffingskorting = € 4.307 -Te betalen belasting = € 23.893 d) Het marginale tarief is de hoogste belastingschijf waarover dhr. de Wit belasting moet betalen. Dus 49,5%.e) De gemiddelde belastingdruk is € 23.893 / € 80.000 x 100% = 29,866%.f) Het marginale tarief is het tarief dat een belastingplichtige betaalt over de top van zijn inkomen vanaf € 69.398. Het gemiddelde tarief is de te betalen belasting uitgedrukt in procenten van het bruto inkomen. Dit is altijd minder als een belastingplichtige in twee belastingschijven zit in plaats van een schijf. Het gemiddelde belastingtarief is een gewogen gemiddelde van de twee belastingtarieven. Ook al zou de belastingplichtige in één schijf zitten heeft hij/zij nog altijd te maken met heffingskortingen en aftrekposten die het te betalen belastingbedrag verminderen.g) Een nivellerend effect. De extra korting werkt naar verhouding sterker door op lage inkomens dan op hoge inkomens, waardoor de relatieve verschillen tussen inkomens kleiner worden. Met andere woorden: € 100 extra korting is voor iemand met weinig geld in verhouding meer dan voor iemand met veel geld.Let op: zorg ervoor dat in jouw antwoord duidelijk wordt, dat iemand met weinig inkomen er in verhouding, relatief of in procenten meer voordeel van heeft dan iemand met een hoog inkomen. Dus een antwoord als: “een armer iemand gaat er meer op vooruit dan een rijker iemand” is fout! Zet eerst de inkomens in de goede volgorde van laag naar hoog.BevolkingsgroepPrimair inkomen(gemiddelde inkomen in deze bevolkingsgroep)Secundair inkomen(gemiddelde inkomen in deze bevolkingsgroep)CEBAD€ 8.600€ 21.500€ 55.900€ 94.600€ 249.400€ 18.500€ 29.600€ 48.100€ 85.100€ 188.700Druk vervolgens alles uit in procenten van het totaal en maak de percentages cumulatiefniet-cumulatiefcumulatief PrimairSecundair PrimairSecundair BevolkingInkomenInkomenBevolkingInkomenInkomenC20%2%5%20%2%5%E20%5%8%40%7%13%B20%13%13%60%20%26%A20%22%23%80%42%49%D20%58%51%100%100%100% 100%100%100% b) Teken tenslotte beide Lorenzcurves naar aanleiding van de cumulatieve percentages
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.