Talent MAX deel A+B - Hoofdstuk 2 - In vorm oefentoetsen & antwoorden

Juist, een mening is wat een persoon ergens van vindt, maar iemand anders kan hetzelfde vinden als jij.  a) Mening (‘Ik vind’... geeft een mening aan)b) Mening (dit hoeft niet iedereen te vinden)c) Feit (kun je controleren door het op te zoeken) a)Tegenstelling: toch, maarOpsomming: ook, daarnaast, zoalsTijdsvolgorde:  voordat, tijdensb)Stap 1: is het woord belangrijk? JaStap 2: Kan je de betekenis uit de context halen? Ja, aan de hand van ‘zodat je eigen bank de wisselkoers bepaalt’. Hieruit is het duidelijk dat ‘conversie’ iets met omzetten te maken heeft, en dus ‘omzetting’ betekent. Stap 3: Deze stap is niet meer nodig. In deze volgorde:Gegevens van de afzenderPlaats, datumNaam en adres van de geadresseerdeAanhefInhoud (inleiding, kern en slot)AfsluitingHandtekening A,C,D,E a) Rijksmuseum, afdeling ‘Gouden Eeuw” Ter attentie van mevrouw PullikerMuseumstraat 1,1071XX Amsterdamb) Geachte mevrouw Pullikerc) Met vriendelijke groet, of Hoogachtend,(Jouw volledige naam) a) het afweersysteem van het lichaam tegen ziektesb) rampzaligc) verdedigen, proberen te bereikend) dat is nog een beetje te begrijpene) de kleinigheid, een onbelangrijk detailf) de kinderen van iemand Synoniemen zijn woorden die bijna hetzelfde betekenen. Signaalwoorden en leestekens kunnen een synoniem in de tekst aangeven.  a) auto, voertuigb) huisc) identiekd) momente) boos, driftigf) blijg) pratenh) godsdienst a) Een werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp in de zin doet. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.b)Met de onderwerpsproef: je verandert de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud of andersom, het onderwerp moet dan mee veranderen.Stel de vraag: wie/wat + gezegde?c)  Met de vraag: wie/wat + gezegde + o? Bijvoorbeeld: Lisa geeft dit weekend een feestje.Wie of wat geeft Lisa?Antwoord: een feestje = lijdend voorwerp. a) wg = at op. Tip: dit is een splitsbaar werkwoordb) wg = doe dicht. Tip: dit is een splitsbaar werkwoordc) wg = zou open durven te maken. Tip: dit is in de vorm te + infinitief. d) wg = wordt mishandelde) wg = zijn aan het chillen. Tip: dit is in de vorm aan het + infinitief.  Zin:PVWWGONDLVKim gaf Pieter een boek in het park.gaf (verandert in geeft als je de tijd verandert.)gaf Kim(wie gaf?)Een boek(wat gaf Kim?)Heb jij pap gebeld?Heb (Ww vooraan de vraagzin)Heb gebeldJij (Wie ?)Pap  (Wie heb jij gebeld?)Na het eten hebben wij onze gasten een heerlijke wijn geserveerd.Hebben (verandert in geeft als je de tijd verandert.) Hebben geserveerdWij (wie hebben geobserveerd?)Een heerlijke wijn (Wat hebben wij geserveerd?)Op de A2 heeft een enorm ongeluk plaatsgevonden.Heeft (verandert in geeft als je de tijd verandert.)Heeft plaatsgevondenEen enorm ongeluk (wat heeft plaatsgevonden?)- a) Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welke stof of materiaal iets is gemaakt. b) Onjuist. Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord of los in de zin maar nooit direct achter het zelfstandig naamwoord. c) Onjuist. Het voorzetsel staat nooit los in de zin. Mia liep met haar rode lakschoentjes door de kamer. Ze is vandaag al twee jaar geworden. Van haar ouders kreeg ze een nieuw prentenboek en veel houten speelgoed. Ook haar lieve opa en oma kwamen op bezoek. Zij gaven haar een mooie, roze loopfiets. in - op  - buiten - tegen - via - zonder - vanwege -na We geven hieronder een voorbeeld van een mogelijk antwoord. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. a) Zin: Mijn mooie lapjeskat sprong op de hoge kast toen ze het harde geluid van de bel hoorde.b) Ww: sprong, hoordec) Zn: lapjeskat, kast, geluid, beld) Bn: mooie, hoge, hardee) Vz: op, van a) afwijkenb) zwijgenc) neigingd) twijfelene) begeleidenf) fonteing) terreinh) verwijten a) genieten, zwerven, rijden, schrijven, lezen b) Genoot - zwierf - reed - schreef - lasTip: zet een woord in de verleden tijd om te kijken of deze van klank verandert en dus sterk is.  a) Bureaus (enkelvoud dat eindigt op een lange klinker die je met meer letters schrijft)b) Stoelen c) Fotografen (langere woorden op -aaf en -oof houden de ‘f’ in het meervoud)d) Extra’s (je plakt –’s achter het woord als deze eindigt op: -a, -o, -u, -i of -y)e) Lobby’s (je plakt –’s achter het woord als deze eindigt op: -a, -o, -u, -i of -y)f) Eiereng) Kratten (soms moet je het woord een beetje aanpassen)h) Comités (enkelvoud dat eindigt op é)