Nectar 5e ed/FLEX deel A
- Hoofdstuk 7 - Ademen en eten
oefentoetsen & antwoorden
FLEX
Klas 4|Vmbo-gt
Deze oefentoets behandelt onder meer de volgende onderwerpen: Van cel tot organisme, verbranding, insuline en glucagon, suikerziekte, ademhalingsstelsel, voedingsstoffen, verteringsstelsel, eten en ademen in het dierenrijk
Exameneenheden:BI/K/4 Cellen staan aan de basis BI/K/6 Planten en dieren en hun samenhang BI/K/9 Het lichaam in stand houden BI/K/11 Reageren op prikkels
Toets Biologie
Nectar 5e ed/FLEX deel A
Online maken
Toets afdrukken
glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water. Toelichting: Glucose moet afgebroken worden om energie te krijgen. Zuurstof helpt hierbij. Uit de verbranding ontstaan vervolgens twee afvalstoffen, namelijk koolstofdioxide en water. In de longblaasjes. Toelichting: De longblaasjes bevinden zich aan het eind van de luchtpijptakjes. In de longblaasjes vindt de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaats met de bloedvaatjes die om de longblaasjes heen zitten. Deze uitwisseling heet gaswisseling. Energierijke stoffen, bouwstoffen en beschermende stoffen. Toelichting:Energierijke stoffen heb je nodig om te bewegen en om warm te blijven. Bouwstoffen heb je nodig voor groei en onderhoud van je lichaam. Beschermende stoffen heb je nodig voor het goed laten verlopen van allerlei processen in je lichaam. Enzymen. Toelichting:Enzymen zitten in verteringssappen en knippen voedingsstoffen in kleinere stukjes, zodat ze opgenomen kunnen worden door de darmen. Voor elke voedingsstof zijn er aparte enzymen. Kieuwen. Toelichting: Vissen hebben geen longen, maar kieuwen. In de kieuwen zitten kieuwplaatjes, die weer bestaan uit kieuwlamellen. In de kieuwlamellen liggen veel bloedvaatjes met heel dunne wanden, wat ervoor zorgt dat er gaswisseling plaats kan vinden. Koolhydraten worden afgebroken in orgaan 1, 3 en 4. Eiwitten worden afgebroken in organen 2, 3 en 4.Vetten worden afgebroken in orgaan 2.Tip: Om erachter te komen waar de verschillende voedingsstoffen afgebroken worden, moet je eerst bedenken welke organen met de verschillende nummers worden weergegeven. Hieruit volgt dat 1 = mondholte, 2 = twaalfvingerige darm, 3 = maag, 4 = dunne darm en 5 = dikke darm. De volgende stap is de afbraak van de verschillende voedingsstoffen te koppelen aan de juiste organen.Orgaan 5, de dikke darm.Tip: Ook hier moet je eerst bedenken welke organen horen bij de verschillende nummers (zie uitwerking antwoord a). In de dikke darm wordt veel water uit de voedselbrij gehaald, totdat er een dikke massa overblijft. Het is belangrijk dat er zoveel bloedvaten om de longblaasjes heen zitten, omdat er dan meer uitwisseling plaats kan vinden van zuurstof uit de lucht en koolstofdioxide.Tip: Denk eerst na over wat de functie is van longblaasjes en wat dit te maken heeft met bloedvaten.Toelichting: In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats. Dit is het proces waarbij zuurstof uit de lucht opgenomen wordt in het bloed en koolstofdioxide uit het bloed wordt gehaald. De volgende stap is het bedenken waarom het belangrijk is dat er veel bloedvaatjes om de longblaasjes heen zitten, namelijk hoe meer bloedvaatjes, hoe meer zuurstof uit de lucht gehaald kan worden, dus hoe meer gaswisseling er plaats kan vinden. Planteneters hebben een lang spijsverteringskanaal, omdat er in de celwanden van plantencellen het moeilijk verteerbare cellulose zit.Toelichting: Voordat je antwoord geeft op de vraag, is het eerst belangrijk om na te denken over wat het verband is tussen het soort voedsel dat een dier eet en de lengte van het spijsverteringsstelsel. In plantaardig voedsel zit cellulose, wat een moeilijk verteerbare stof is wat in de celwand van plantencellen zit. Planteneters kunnen dit afbreken, omdat in hun darmen bacteriën leven die cellulose verteren. Om er zeker van te zijn dat cellulose goed wordt afgebroken, is het nodig om een lang spijsverteringsstelsel te hebben. Op die manier is er meer tijd voor afbraak. Als de spieren en de lever niet of niet goed meer reageren op insuline, dan kan er geen glucose worden opgeslagen en blijft er te veel glucose in het bloed. Dit leidt er uiteindelijk toe dat de glucose door de nieren uit het bloed wordt gehaald en je het uitplast.Toelichting: Bij het geven van antwoord op deze vraag is het eerst belangrijk om te weten wat insuline doet. Insuline zorgt ervoor dat glucose uit het bloed wordt gehaald door de lever en de spieren zodat het opgeslagen kan worden. Glucose wordt dan omgezet in glycogeen. Uit de vraag wordt duidelijk dat insuline niet goed meer zijn werk kan doen. Dit zorgt er dan dus voor dat glucose niet omgezet kan worden in glycogeen en in het bloed blijft. Uit het boek heb je vervolgens geleerd dat je de glucose uitplast.C, alleen Sam heeft gelijk.Toelichting: Per stelling moet je bepalen of ze kloppen. Als eerste die van Younes. Van het eten van suiker krijg je energie, want hier zit glucose in. Het klopt alleen niet dat je minder andere brandstoffen moet eten. Je hebt namelijk ook vetten nodig, niet alleen als brandstof, maar ook omdat vetten gebruikt worden in cellen. Als tweede die van Sam. In cola zit veel suiker, en in het boek heb je geleerd dat een te veel aan suiker omgezet kan worden in een zuur, wat er voor zorgt dat het tandglazuur beschadigd raakt. Sam heeft dus als enige gelijk. Er stroomt geen lucht meer in de ingeklapte long bij het inademen, omdat de long vast moet zitten aan de borstkas voor lucht om in de long te stromen. De long beweegt mee op de beweging van de ribben of het middenrif.Toelichting: Bij het oplossen van deze vraag is het eerst belangrijk om te bedenken op welke manieren we ademhalen en wat er dan gebeurt. Bij zowel de borst- als buikademhaling zorgen spieren ervoor dat de borstholte groter wordt. Omdat de long vastzit aan de borstkas, beweegt deze mee. Dit zorgt ervoor dat er lucht de long in kan stromen. Als de long ingeklapt is, dan kan de long dus niet meer meebewegen met de borstkas, en stroomt er dus geen lucht in de long. Voorbeelden van goede antwoorden: nicotine, teer, koolstofmonoxide. Het vak met groente en fruit.Toelichting: Als eerste moet je weten welke vakken uit de schijf van vijf er allemaal bestaan. Dan kijk je waar de verschillende voedingsmiddelen uit de tabel in de schijf van vijf passen. Tot slot blijft er één vak over, en dat is dan het goede antwoord. Enzym P is werkzaam in de maag, omdat deze het beste werkt bij een lage pH. De maag heeft een zuur milieu.Toelichting: De vraag hier is om er achter te komen welke van de enzymen het beste werken in de maag. Als naar de grafieken gekeken wordt, is te zien dat Enzym P het beste werkt bij een pH van 2, een hele zure omgeving, en enzym Q het beste werkt bij een pH van 6, een neutralere omgeving. Volgende stap is bedenken hoe de zuurgraad te koppelen is aan de maag. De maag is zuur vanwege de aanmaak van maagsappen. Conclusie hieruit is dat enzym P het beste in de maag werkt.Enzymen gaan minder goed werken als ze van vorm veranderen, omdat ze dan niet meer goed kunnen binden aan de stoffen die ze moeten afbreken.Toelichting: Enzymen werken volgens het sleutel-slot-principe, wat betekent dat elke stof door een ander enzym afgebroken wordt, omdat alleen die aan elkaar kunnen binden. Als het zo is dat een enzym van vorm verandert, dan verander je ook ‘het slot’, waardoor ‘de sleutel’ niet meer past. De dunne darmToelichting: Er zijn meerdere delen van de darmen, namelijk de twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm en endeldarm. Uit het verhaaltje voor de vraag wordt duidelijk dat de opname van voedingsstoffen niet meer goed verloopt bij een coeliakie-patiënt. Opname van voedingsstoffen vindt voornamelijk plaats in de dunne darm, dus de dunne darm is het goede antwoord.Uit de afbeelding is te zien dat de darmvlokken beschadigd zijn.Daardoor is het oppervlak van de dunnedarmwand kleiner.Dus kan de patiënt minder goed voedingsstoffen opnemen.Een coeliakie-patiënt kan minder goed voedingsstoffen opnemen, omdat het oppervlak van de dunnedarmwand klein is, doordat de darmvlokken beschadigd zijn geraakt.Toelichting: Bij het bedenken van een antwoord is het goed om eerst te kijken wat er anders is aan de dunnedarmwand bij een coeliakie-patiënt en bij een gezonde patiënt. Hier zie je dat de darmvlokken bij coeliakie ontbreken. Uit het boek heb je geleerd dat de darmvlokken (en ook darmplooien) ervoor zorgen dat het oppervlakte van de dunnedarmwand vergroot wordt. Dit heeft tot gevolg dat er veel voedingsstoffen tegelijkertijd opgenomen kunnen worden. Bij coeliakie zijn de darmvlokken afwezig, dus een minder groot oppervlak, dus minder opname van voedingsstoffen tegelijkertijd.Peristaltische bewegingToelichting: De peristaltische beweging wordt veroorzaakt door lengtespieren en kringspieren. Als zij zich samentrekken, dan wordt de voedselbrij door de darmen geduwd. Dit dier heeft knipkiezen.Dus waarschijnlijk at het dier vlees.Tip: Kijk naar de vorm van de tanden en denk na wat dit betekent voor het type voedsel wat het gegeten heeft.Toelichting: Uit de vraag wordt duidelijk dat het gaat om het voedsel van het dier. Elk dier eet met de mond en tanden, dus zul je eerst daar naar moeten kijken. Deze zien er scherp uit en zijn daarom waarschijnlijk knipkiezen. Knipkiezen komen voor bij vleeseters. De axolotl krijgt zuurstof binnen via kieuwen, omdat het dier onder water leeft.Kieuwen zijn daarbij nodig, omdat deze zuurstof uit het water kunnen halen.Toelichting: Bij het bedenken van een antwoord moet je eerst de verschillen weten tussen de verschillende ademhalingsorganen. Longen heb je nodig als je op het land leeft, kieuwen worden gebruikt onder water en tracheeën zijn organen die gebruikt worden door insecten. De axolotl is een salamander, die zuurstof uit het water haalt door middel van kieuwen. Deze kieuwen zijn te zien in de afbeelding als de roze-kleurige ‘haartjes’ aan de zijkant van de kop.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.