Nectar 5e ed/FLEX deel A
- Hoofdstuk 8 - Bloed
oefentoetsen & antwoorden
FLEX
Klas 4|Vmbo-gt
Deze oefentoets behandelt onder meer de volgende onderwerpen: bloed, bloedvaten, hart, bloedsomloop, bloeddruk, stof uitwisseling, lymfevatenstelsel, uitscheidingsstelsel, afvalstoffen, doping en drugs
Exameneenheden:BI/K/4 Cellen staan aan de basis BI/K/9 Het lichaam in stand houden BI/K/11 Reageren op prikkels
Toets Biologie
Nectar 5e ed/FLEX deel A
Online maken
Toets afdrukken
De drie bestanddelen van bloed zijn rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.De kransslagader.Er zijn twee functies, namelijk 1. ervoor zorgen dat lymfe terugstroomt naar het bloed en 2. ervoor zorgen dat ziekteverwekkers bestreden worden.De functie van het uitscheidingsstelsel is het verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam.Er zijn een hoop kenmerken die je mag noemen:Als je steeds meer of vaker gaat gebruiken om hetzelfde effect te bereiken.Je vaker gebruikt dan je met jezelf afspreekt.Steeds minder aandacht hebt voor je school, studie, familie en vrienden.Een groot deel van je tijd bezig bent met het gebruiken van de drugs en het herstellen daarvan.Niet in staat bent zelf te stoppen met het gebruik.Regelmatig in je eentje drugs gebruikt. In rode bloedcellen zit de stof hemoglobine, wat ervoor zorgt dat zuurstof kan hechten aan de rode bloedcellen. Hierdoor kan zuurstof met de bloedsomloop mee vervoerd worden door het lichaam.Wanneer er een wondje ontstaat, veranderd fibrinogeen in fibrinedraden. Deze draden vormen een netwerk waar rode bloedcellen in gaan hangen. Tot slot drogen ze op tot een korstje, wat bloedstolling wordt genoemd. WaterAlcoholParacetamolZoutenVitaminenGlucoseLongenxLeverxxNierenxxxHuidxxToelichting per orgaan:De longen verwijderen de afvalstoffen die ontstaan uit verbranding, namelijk water en koolstofdioxide. Bij water hoort dan een “x”De lever is verantwoordelijk voor het opruimen van schadelijke stoffen en medicijnen, zoals alcohol en paracetamol. De nieren filteren het bloed. Hieruit haalt de nier onder andere zouten, vitaminen en water. De huid verwijdert water en zout, wat je vooral merkt tijdens zweten. Bij glucose worden er geen kruisjes gezet, omdat in de regel glucose niet verwijderd wordt uit je lichaam, maar gebruikt of opgeslagen in de vorm van glycogeen. AdrenalineToelichting: In dit geval is het adrenaline, en niet glucagon. Adrenaline komt namelijk vrij zodat er zeer snel glycogeen omgezet kan worden in glucose. Omdat het hier gaat om een levensbedreigende situatie, moet er snel glucose worden vrijgemaakt, dus zal adrenaline gevormd worden. Het is van belang dat er sneller adem wordt gehaald en dat het hart sneller klopt, omdat er dan meer bloed met zuurstof naar de spieren vervoerd kan worden.Hierdoor kan er meer verbranding plaatsvinden van glucose en komt er meer energie vrij. In totaal gaat er 19,5 L van de 24 L bloed naar de spieren.Optie 1 Procent rekenen: 19,5 / 24 *100 = 81,25 %Optie 2 Verhoudingstabel: 24 L19,5 L100%xKruislings vermenigvuldigen: x = 19,5 * 100 / 24 = 81,25 %Afronden op één decimaal geeft 81,3%Toelichting: Bij het eindexamen zul je vaak een rekenvraag krijgen met procenten en afronden. Deze is bedoeld om hier mee te oefenen. De bovenste holle aderToelichting: Dit bloedvat is aangesloten op de rechterharthelft, namelijk op de rechterboezem. Hier komt al het bloed terug uit het lichaam. De ader die hier bij hoort is de holle ader, en omdat deze ‘van boven’ komt en niet ‘van beneden’, is het de bovenste holle ader. Het is voor het hart nodig dat de linkerkamer gespierder is dan de rechterkamer, omdat het bloed uit de linkerkamer door heel het hart gepompt moet worden.Deze afstand is groter, dus moet het hart meer kracht leveren.Toelichting: Het verschil met de linker- en rechterharthelft zit hem in eerste instantie in waar het bloed naartoe wordt gepompt. Rechts hoort bij de kleine bloedsomloop naar de longen en links de grote bloedsomloop door de rest van het lichaam. Omdat de afstand een stuk groter is, moet er ook harder gepompt worden om het bloed helemaal rond te krijgen, vandaar dat de hartspier links dikker is dan rechts. De bloeddruk neemt toe.Door ophoping van cholesterol wordt het bloedvat nauwer.Dit zorgt ervoor dat de bloeddruk verhoogt, omdat het hart nog steeds evenveel bloed rond pompt.Toelichting: Als eerste moet je bedenken wat het gevolg is van een ophoping van cholesterol. Uit het boek heb je geleerd dat dit leidt tot een vernauwing van de bloedvaten. Tot slot moet je dit in verband brengen met de bloeddruk. Het hart pompt altijd even krachtig en evenveel bloed door het lichaam, maar omdat het bloedvat vernauwd is, maar er nog steeds evenveel bloed doorheen moet, wordt de druk hoger. CToelichting:Onjuist - De bloeddruk is niet het hoogst in de haarvaten, maar in de slagaders. Deze zitten het dichtste bij het hart.Onjuist - De hartslag is het beste te voelen in de slagaders. De bloeddruk in de aders is zo laag, dat je hier amper hartslag kunt voelen.Juist - De stroomsnelheid is hier het hoogste, want het bloed in de slagaders komt direct uit het hart en is hier dus het dichtste bij.Onjuist - In de aders zitten geen spieren, die zitten in de slagaders. In aders zitten wel kleppen die ervoor zorgen dat bloed niet terugstroomt. Daarnaast zal door je te bewegen het bloed uit aders terug worden geduwd naar het hart door de spieren. A = weefselvloeistof, B = bloedplasma, C = lymfeToelichting: De rode bloedcellen zijn alleen aanwezig in vloeistof B. Rode bloedcellen kunnen het bloedvat niet uit, dus moet B wel bloedplasma zijn. De verschillen daarna zitten hem in glucose en zuurstof. Vloeistof A heeft van beiden meer dan vloeistof C. Glucose en zuurstof wordt door cellen in het weefsel opgenomen, zodat dit gebruikt kan worden. Dat betekent dit steeds minder wordt, zeker als het als lymfe in het lymfevatenstelsel opgevangen wordt. Daarom is vloeistof A het weefselvloeistof en vloeistof C het lymfe, want in C zit minder glucose en zuurstof dan in A. I, II en III kunnen verklaringen zijn voor het ontstaan van oedeem.Toelichting: Als eerste moet je vaststellen wat oedeem is, namelijk een vochtophoping in de weefsels. Er zit veel weefselvloeistof wat niet makkelijk weg kan. Vervolgens kijk je per stelling of deze kunnen kloppen.Dat kan - Als de lymfevaten geblokkeerd zijn, kan er ook geen weefselvloeistof als lymfe het lymfevatenstelsel ingaan om afgevoerd te worden.Dat kan - Als je voor een hele lange tijd zit of ligt, dan zal door zwaartekracht ook veel vocht in je benen blijven zitten. Daarnaast kunnen je aderen niet goed het weefselvloeistof terug opnemen. Je aderen in je benen hebben namelijk beweging nodig, anders kan het bloed niet goed stromen, en dan kan er ook niet goed weefselvloeistof terug opgenomen worden.Dat kan - Een vernauwing van de aders betekent dat er minder stoffen terug opgenomen kunnen worden in het bloed, zoals weefselvloeistof.Dat kan niet - Als je veel water drinkt, dan zal het overtollige water zich niet ophopen in de benen, maar zal dat door de nieren worden uitgescheiden. Je plast het uit. Nummer 2, het niermergTip: Zoek eerst uit welke nieronderdelen worden aangeduid met de getallen 1 t/m 3 en wat de functies zijn.Toelichting: In de tekst wordt uitgelegd dat ADH bepaalt in welke mate water terug opgenomen wordt in het bloed. In het boek wordt uitgelegd dat in het niermerg overtollig water opgevangen wordt. Wat betreft de andere twee, in de nierschors wordt het bloed gefilterd en in de nierbekken wordt al het urine verzameld. Het belang van twee groepen proefpersonen is dat je een testgroep hebt en een controle groep.Hierdoor kun je de resultaten vergelijken met elkaar en kun je zien of het geteste ook daadwerkelijk het effect veroorzaakt.Toelichting: Door een groep wel ADH te geven en een andere groep niet, kun je kijken wat het effect is van ADH. Als er een verschil wordt waargenomen, dan kun je zeggen dat ADH hier de oorzaak van is. Als er hetzelfde waargenomen wordt, dan heeft ADH hier niet zijn werking, of doet het helemaal niks. ADH heeft zijn werking bij het terug opnemen van water naar het bloed.Toelichting: Mensen die ADH toegediend kregen, produceren een sterk donkergele urine. Dit wijst erop dat ADH ervoor zorgt dat er weinig water uitgeplast wordt. Mensen die geen ADH toegediend kregen plasten namelijk wel water uit. PoortaderToelichting: Alle stoffen die uit de het spijsverteringsstelsel wordt opgenomen, gaat via de poortader naar de lever. Het is belangrijk dat alle stoffen uit de darmen eerst naar de lever gaat, omdat de lever ervoor zorgt dat schadelijke stoffen afgebroken worden.Hierna kunnen stoffen veiliger het lichaam door.Toelichting: Een belangrijke taak van de lever is het onschadelijk maken van giftige stoffen. Door via de poortader alle binnengekomen stoffen eerst langs de lever te laten gaan, is de kans kleiner dat schadelijke stoffen het lichaam doorgaan. Het gebruik van verboden methoden of bloeddoping. In de bergen is minder zuurstof aanwezig dan op zeeniveau.Weinig zuurstof stimuleert de nieren tot de productie van EPO.EPO beïnvloedt het rode beenmerg tot de productie van rode bloedcellen.Dus trainen in de bergen zorgt voor meer productie van rode bloedcellen, waardoor je meer zuurstof kunt vervoeren door je lichaam.Tip: Kijk eerst naar wat je ziet in het schema. Wat betekenen alle pijlen en het plusje en minnetje? Zie de legenda.Toelichting: In de vraag staat dat er in de bergen minder zuurstof aanwezig is dan op zeeniveau. Dit vormt de basis van het antwoord. Uit het schema kun je een aantal dingen zien, namelijk weinig zuurstof stimuleert de nieren en veel zuurstof remt de nieren. Vanaf hier zul je het schema met de pijlen mee moeten volgen. Weinig zuurstof → Nieren gaan EPO produceren → rode beenmerg gaat rode bloedcellen produceren → meer zuurstof in je bloed
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.