10 voor Biologie - Hoofdstuk 4 - Evolutie oefentoetsen & antwoorden

Een soort is een groep organismen met dezelfde kenmerken die zich in de vrije natuur onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.  Dit is een boek, uitgebracht door Carolus Linnaeus in 1735, waarin een systematische indeling van het plantenrijk te vinden was.  De variatie binnen een soortDe vele nakomelingenDe harde concurrentie in de natuurDe overerving van gunstige eigenschappen Een groep dieren van hetzelfde soort in een bepaald gebied. Versteende resten en afdrukken van uitgestorven organismen die gevonden worden in oude gesteentelagen.  KenozoïcumMesozoïcumPaleozoïcumPrecambrium Leertip: Door zelf een tijdlijn te maken en alle belangrijke gebeurtenissen er in te zetten, zorgt voor een goed overzicht en maakt het makkelijker om begrippen te leren en te onthouden.  Werktuigen werden gemaakt van ruwe stenen. Hiermee kon men snijden, villen en/of raspen.  de ‘Beagle’. ‘On the origin of species’ (‘Over het ontstaan van soorten’).Darwin besefte dat zijn ideeën omstreden waren. Hij bracht ze niet meteen in de openbaarheid, anders zouden veel wetenschappers hem zeker niet meer steunen. Vooral zijn gedachten over het ontstaan van de mens volgens het evolutieproces waren voor veel mensen onacceptabel. In die tijd werd de mens gezien als de kroon op de Schepping.neodarwinistische evolutietheorie Hij had een verklaring gevonden voor de oorzaken van variaties binnen een soort.Erfelijkheidsleer Organismen veranderen in de loop van generaties langzaam, omdat zij aangepast raken aan hun leefomgeving. Door de aanpassingen kunnen zij dan beter overleven. Maar een leefomgeving is bijna nooit stabiel, de omstandigheden zullen blijven veranderen en dus blijft het leven ook altijd veranderen.Let op: Je moet de 4 begrippen gebruiken om het woord evolutie uit te leggen. Je uitleg hoeft niet precies woord voor woord hetzelfde zijn als hierboven, maar je moet het wel juist opschrijven (dus geen onwaarheden vertellen).  Het verschil is dat de eerste naam wordt geschreven met een hoofdletter, de tweede met een kleine letterEen overeenkomst is dat beide namen in het Latijns zijn aangeduid. Pinguïns die hun warmte kwijt konden raken via hun zwemvliezen hadden meer kans om te overleven rond de Galápagos-eilanden dan pinguïns zonder die eigenschap. Van de individuen met deze eigenschap bleven meer nakomelingen in leven en planten zich meer individuen voort. Paleontologen zijn biologen die gespecialiseerd zijn in onderzoek naar uitgestorven leven (aan de hand van fossielen).Geologen zijn mensen die zich bezighouden met de bestudering van de opbouw en het ontstaan van de aardkorst. Homo habilis (handige mens) Homo erectus (rechtoplopende mens)Homo neanderthaliensisHomo sapiensSterke toename van het volume van de hersenen. Ook zijn veel werktuigen aangetroffen in de aardlagen waar de fossiele resten van Homo habilis lagen. Toename van lichaamsafmetingen en meer stevigheid van de botten. Ook de schedelinhoud nam toe. De technieken voor het maken van werktuigen werd verder verbeterd. Verstond de techniek om stenen werktuigen te maken. Maakte gebruik van vuur. Het hersenvolume van de Neanderthaler was vergelijkbaar met dat van de moderne mens. Taalontwikkeling grotendeels begonnen. Taal maakt het mogelijk heel nauwkeurig met elkaar te communiceren. Eigenschappen voor een betere afweer tegen ziekten. Fixisme zegt dat soorten niet kunnen veranderen, verdwijnen of nieuw kunnen ontstaan. Levensvormen zijn ooit spontaan ontstaan en vervolgens door een bepaalde levenskracht verder ontwikkeld. Evolutietheorie is de verklaring voor de evolutie van het leven en voor de verscheidenheid aan soorten op Aarde. Het beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variatie, voortplanting en natuurlijke selectie. De bewering is onjuist. De Smilodon populator staat aan het einde van een tak. De stamboom loopt na Smilodon populator niet door naar de huidige katachtigen. A. De Cheeta Bron afbeelding: Examen HAVO 2010 - II Mogelijke antwoorden zijn;Voor vogels (en hun nakomelingen) die door mutatie het vermogen om te vliegen verloren, was dat niet nadelig omdat er geen op de grond levende predators voorkwamen.Binnen de populatie was er genetische variatie: sommige vogels vlogen beter dan andere. Vogels die niet vliegen sparen energie uit, waardoor ze meer nakomelingen grootbrengen. Bron afbeelding: Examen VWO 2012 - II Door gebrek aan licht was er weinig fotosynthese en dus weinig voedsel voor deplantenetende diersoorten waardoor deze dood gingen. Door sterfte van de plantenetende diersoorten ontstond voedselgebrek voor de vleesetende diersoorten De nieuwe varianten van zoogdieren ontstonden door mutatie/aanpassingen en selectie. Door het uitsterven van de dinosauriërs werden ze niet langer gegeten en konden ze de vrijgekomen plekken op aarde bezetten Bron tekst: Examen HAVO 2004 - I Darwin heeft gelijk, omdat alle lijnen van elke vink terug te herleiden is naar de binnenkant van de cirkel.Charles Darwin ................ dezelfde soort.Op plek 3 zie je dat de mangrovevink dezelfde aftakking heeft als de spechtvink. De grote boomvink heeft een aparte aftakking van zowel de mangrovevink als de spechtvink. Hierdoor is uitspraak 1 juist.Op plek 2 zie je dat de vegetarische boomvink zich eerder aftakt van de voorouder dan de Charles’ boomvink. Hierdoor is uitspraak 2 onjuist.Het goede antwoord is dus; B, alleen uitspraak 1. Bron afbeelding: Examen VMBO GT/TL 2015 - I