Grandes Lignes 5e ed/ FLEX A+B - Hoofdstuk 5 - L'école, toute une vie? oefentoetsen & antwoorden

La filière RigolerLe contrôleAu lieu deLe bâtiment Télécharger Parfois Déjeuner La moyenneMauvais L’espaceAméliorer S’ennuyer L’arbre La rentréeLe téléchargementNote Sévère L’avenir PrécieuxLa cantine  L’ambiance dans mon école est grave. Les élèves y vont pour papoter/bavarder. Toelichting : papoter en bavarder mag allebei, het betekent beide « kletsen ». Peux-tu me parler un peu plus de l’évaluation ?Tu peux me donner un exemple ?Elle est comment, ta cour de récré ? Notre école organise plein d’activités extrascolaires. Est-ce que tu pourrais m’expliquer le jeu vidéo ? Tip: De phrases-clés worden aangevuld met woorden uit le vocabulaire, je schrijft die woorden op de plek waar de puntjes in de zinnen staan.Bij F zet je “buitenschoolse activiteiten” in het meervoud, let dus op de extra “s” die achter “activité” en “extrascolaire” komt.   Gebruik de woorden en zinnen uit vocabulaire A en B. Bijvoorbeeld:  J’aime bien mon école. Je suis en seconde. Pendant la récré, je vais déjeuner avec mes amis. L’ambiance dans mon école est super.  De woordvolgorde in het Frans is: tijds-/plaatsbepaling – onderwerp – gezegde– lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – tijds-/plaatsbepalingJe zet bij de ontkenning “ne” voor de persoonsvorm en “pas” erachter: « Je ne mange pas une pizza. »Elke zin is hier correct als je “ne” voor de persoonsvorm zet, en “pas” (of andere ontkenningen zoals “plus/jamais”) achter je persoonsvorm zet. “Mange” is het werkwoord en dus de persoonsvorm in deze zin. Je vertaalt “wat” als “quel(le)(s)” als het woordje “wat” wordt gevolgd door een vorm van être, en een zelfstandig naamwoord. Voorbeeld: “Quelle est ta filière?” “Wat is jouw profiel?”. Je voorbeeld is correct als je na “quel(le)(s)” een vorm van être (suis, es, est, sommes, êtes, sont) en een zelfstandig naamwoord hebt. “Quel(le)(s)” past zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Bij mannelijk “quel”, mannelijk meervoud “quels”, vrouwelijk “quelle”, vrouwelijk meervoud “quelles”. Het woordje “wie” is als onderwerp “qui”, en als lijdend voorwerp ook “qui” gevolgd door inversie, of “qui est-ce que”.  Quelle est ta matière préférée ?Toelichting: het antwoord is: mijn lievelingsvak is Frans. De vraag wordt dus “wat is jouw lievelingsvak”.  De regel is dat als je “wat” + être/zijn + zelfstandig naamwoord hebt, je “quel(le)” gebruikt. Je ziet aan “ma” dat het vrouwelijk is, dus de vorm wordt “quelle”. “ma” wordt “ta”, omdat dat in de vertaling van “mijn” naar “jouw” gaat. Qui est ton prof de français ? Toelichting: het antwoord is: mijn leraar Frans is meneer Leclerc. De vraag die je moet stellen is dus: wie is je leraar Frans? Wie is “qui”, en dan maak je de zin af. Qu’est-ce qui t’intéresse ? Toelichting: het antwoord is: wat me interesseert, is sport. De vraag die je dus moet stellen is: “wat interesseert je?”. “Wat” is dus het onderwerp. De regel is dat als “wat” het onderwerp is, je “qu’est-ce qui” gebruikt. Que vas-tu faire ? of : Qu’est-ce que tu vas faire ? Toelichting: het antwoord is: ik ga sporten. De vraag die je dus moet stellen is: “wat ga je doen?”. “Je” is het onderwerp, en “wat” het lijdend voorwerp. Als “wat” het lijdend voorwerp is, dan gebruik je “qu’est-ce que” of “que + inversie”. Inversie is dat je je onderwerp (tu) en je persoonsvorm (vas) omdraait, daar komt dan een streepje tussen (vas-tu).  Saurais Toelichting: de stam van savoir in de conditionnel wordt: “saur”, de uitgang van “je” is “ais”. Croyait Toelichting: de stam van croire in de imparfait is “croy”, de uitgang van “elle” is “ait”. Choisissez Toelichting: de stam van choisir wordt in de présent meervoud “choisiss”, en de uitgang van “vous” is “ez”. Deviendras Toelichting: de stam van devenir in de futur simple is “deviendr”, en de uitgang van “tu” is “as”.Reviennent Toelichting: revenir vervoeg je hetzelfde als devenir. De vorm in de présent wordt “reviennent”Avons cru Toelichting: het voltooid deelwoord van croire wordt “cru”. Het hulpwerkwoord is met avoir (je hebt gedacht, niet je bent gedacht). Het is de nous-vorm: avons cru. Aujourd’hui, notre prof ne va pas donner un cours. Of : Notre prof ne va pas donner un cours aujourd’hui. Toelichting: de ontkenning komt voor en achter de persoonsvorm (va), en de tijdsbepaling “aujourd’hui” komt voor- of achter in de zin. Malheureusement, la mère ne va plus donner une tablette aux enfants. Toelichting: de ontkenning komt voor en achter de persoonsvorm (va), en het bijwoord slaat op de hele zin, dus komt aan het begin. Je vais vous donner le tableau. Toelichting: het meewerkend voorwerp komt voor het hele werkwoord (infinitief donner) Hier, les parents ont posé des questions aux enfants. Toelichting: de tijdsbepaling eerst (hier), vervolgens het onderwerp (les parents), de werkwoorden (ont posé), het lijdend voorwerp (des questions) en het meewerkend voorwerp (aux enfants). On n’a pas vu de tablettes nouvelles dans les écoles. Toelichting: het onderwerp eerst (on), vervolgens de ontkenning (n’ pas) voor en na de persoonsvorm (a), hierna de rest van de werkwoorden (vu), het lijdend voorwerp (de tablettes nouvelles), en de plaatsbepaling (dans les écoles). Le prof ne va pas encore montrer les notes aux élèvesToelichting: het onderwerp eerst (le prof), vervolgens de ontkenning (ne pas encore) voor en na de persoonsvorm (va), hierna de rest van de werkwoorden (montrer), het lijdend voorwerp (les notes) en het meewerkend voorwerp (aux élèves). A Toelichting: in de laatste zin van alinea 1 staat dat Astérix en Obélix in het enige gallische dorp wonen dat de Romeinen niet hebben veroverd. Na de open plek in de alinea staat "grâce à” dat betekent “dankzij”. Omdat de reden wordt verklaard, is het antwoord A met “expliquer” dat “leg uit” betekent.  Ze herkennen zich in de (grappige) verhalen/avonturen/ Astérix en Obélix zijn net als (miljoenen) Fransen/de Fransen.Toelichting: in het laatste deel van alinea 3 staat dat de Fransen van de strips houden omdat (parce qu’), en daarachter staan de redenen. Tip: Let op signaalwoorden! Als er om een reden wordt gevraagd, zoek dan naar woorden zoals omdat (parce que), want (car), etc.  Er zijn 300 miljoen / vele miljoenen / heel veel exemplaren verkochtDe stripverhalen zijn vertaald in (meer dan) 100 talen / (heel) veel talen