a) Om te bepalen welk verwijswoord je moet gebruiken, moet je eerst het antecedent zoeken. b) Verwijswoorden wat en dat: Gebruik het verwijswoord wat als je verwijst naar een overtreffende trap (het leukste, het duurste, het grappigste): ‘Dat ik topman werd van AkzoNobel, is het beste wat me ooit is overkomen’, zei Hans.Gebruik het verwijswoord wat als je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige): Deze president kan waarschijnlijk niets wat hij beloofd heeft, realiseren.Gebruik het verwijswoord wat als je verwijst naar een hele zin of een deel van een zin: Veel mensen investeren in bitcoins, wat de banken ernstige zorgen baart.Tip: Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord: De regeringspartijen wilden het voorstel dat de oppositie deed, niet overnemen. En in deze gevallen kun je natuurlijk ook met dat verwijzen: Veel mensen investeren in bitcoins en dat baart de banken ernstige zorgen. Of: In de zomervakantie heeft de directeur per fiets de Mont Ventoux beklommen en dat is een knappe prestatie.c) Het getal (enkelvoud / meervoud) van de persoonsvorm moet gelijk zijn (congrueren) aan het getal van het onderwerp. d) Een bijzin bevat een persoonsvorm en een onderwerp. Van een bijzin kan een beknopte bijzin worden afgeleid. Dat is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm. e) Een foutieve beknopte bijzin kun je op twee manieren verbeteren:Manier 1: Maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp (ow bz) erin.Manier 2: Zet in de hoofdzin een onderwerp dat overeenkomt met het ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin. Je moet dan vaak wel een werkwoord toevoegen.f) Zo verbind je hoofdzinnen:Twee hoofdzinnen kun je samenvoegen met en, of, maar, want of dus. Plaats in het algemeen een komma voor de nevenschikkende voegwoorden maar, want en dus. Begin een nieuwe hoofdzin bij voorkeur niet met En, Maar of Want: Zaalhockey is een populaire sport en het aantal jeugdige beoefenaars neemt de laatste jaren alleen maar toe.Als je geen verbindingswoord gebruikt, kun je twee hoofdzinnen het best van elkaar scheiden door een punt te zetten en de volgende zin met een hoofdletter te beginnen.Wanneer de zinnen sterk samenhangen, kun je een puntkomma (;) gebruiken: Amsterdam trekt het hele jaar door veel toeristen; vooral de musea en de grachten vormen belangrijke attracties.Als de tweede zin een toelichting vormt bij de eerste, is ook een dubbele punt (:) mogelijk. Zo’n dubbele punt kun je vervangen door een komma plus want (… zomervakantie, want…): Veel Nederlanders mijden Amsterdam in de zomervakantie: zij vinden het daar dan veel te druk met al die internationale toeristen. g) Vijf aanwijzingen voor zinsbouw: Varieer in zinsopbouw; niet steeds: onderwerp – persoonsvorm – andere zinsdelen.Varieer in zinslengte en wissel enkelvoudige en samengestelde zinnen af.Zet woorden en zinsdelen die bij elkaar horen, zo dicht mogelijk bij elkaar.Gebruik zo veel mogelijk actieve zinnen: de bedrijvende vorm.Zorg voor duidelijke verbanden binnen de zinnen en tussen de zinnen (en de alinea’s) door middel van voegwoorden, verwijswoorden en signaalwoorden. a) Een tautologie komt ook als stijlfiguur voor en is in dat geval correct: enkel en alleen, altijd en eeuwigb) Het muziekkorps is onzijdig. Naar onzijdige woorden wordt verwezen met zijn en het. c) Bijvoorbeeld: De dief ontkende dat hij het niet gedaan had. De woorden ontkennen en niet geven beide een ontkenning aan. Hier staat dus eigenlijk dat de dief toegaf dat hij het wel gedaan had. d) Bijvoorbeeld: Al fietsend werd de kikker geplet. Het onderwerp van de bijzin moet gelijk zijn aan het onderwerp van de hoofdzin. In deze zin zou de kikker dus aan het fietsen zijn, terwijl hij geplet werd. e) Bijvoorbeeld: Na een lange toezegging kreeg het gezin toestemming om te mogen blijven. In ‘toestemming geven’ zit het begrip ‘mogen’ al inbegrepen. a) Contaminatie: combinatie van heb je je afgevraagd en heb je jezelf de vraag gesteld. b) Dubbele ontkenning: voorkomen en geen heeft beide een ontkennend karakter. c) Onjuiste herhaling van het woord naar d) Tautologie: zoals en bijvoorbeeld betekenen hetzelfde. a) zijn: er wordt hier verwezen naar automerk, een onzijdig woord, dus je verwijst met zijnb) haar: er wordt hier verwezen naar regering, een vrouwelijk woord, dus je verwijst met haar. c) haar: er wordt hier verwezen naar commissie, een vrouwelijk woord, dus je verwijst met haar. a) hen: hen gebruik je als het zinsdeel lijdend voorwerp is.b) hun: hun gebruik je als het zinsdeel meewerkend voorwerp is. Let op: als het voorzetsel erbij staat, gebruik je hen: Hij schonk voor hen een kopje koffie in.c) hen: na een voorzetsel gebruik je hen a) wat: na een overtreffende trap gebruik je wat. b) wat: bij verwijzingen naar zinnen of grote delen van zinnen, gebruik je watc) dat: in dit geval wordt er niet verwezen naar de overtreffende trap (beste), maar naar het woord idee a) van wie: bij verwijzingen naar personen gebruik je voorzetsel + wieb) waarvan: bij verwijzingen naar dieren gebruik je waar + voorzetselc) over wie: bij verwijzingen naar personen gebruik je voorzetsel + wie a) De man maakte een reis door Europa met zijn zoon en de vriendin van zijn zoon. Het is niet duidelijk van wie de vriendin is: dit zou zowel de vriendin van de man kunnen zijn, als de vriendin van de zoon. b) De docenten hebben aan de scholieren medegedeeld dat de scholieren vandaag vrij zijn. Het is niet duidelijk wie er vrij is: de docenten of de scholieren. c) … moeten zij dat zelf weten. Het woord hun mag nooit als onderwerp gebruikt worden. d) ... dat veel sterke argumenten bevatte,... Er wordt hier verwezen naar voorstel, een onzijdig woord, dus verwijs je met dat. a) Foutief beknopte bijzin: het weggevallen onderwerp van de bijzin is niet gelijk aan het onderwerp van de hoofdzin de kloof. De kloof heeft namelijk niet onderhandeld. Verbeter deze zin door een onderwerp aan de bijzin toe te voegen, bijvoorbeeld Nadat ze nog eens een avond stevig onderhandeld hadden, … b) Foutieve samentrekking: de maand mei is onderwerp in de eerste zin en in de tweede zin is ik het onderwerp. Aangezien de onderwerpen niet gelijk zijn, mag je deze zin niet samentrekken. c) Tautologie: waarschijnlijk en vermoedelijk hebben dezelfde betekenis. Je kunt dus 1 van de woorden weglaten. Tip: Bij een opdracht waarbij alle fouten door elkaar staan, kun je als volgt te werk gaan. Ga allereerst op zoek naar een van de volgende punten: ontkennende werkwoorden (dubbele ontkenning) bijvoeglijke naamwoorden (pleonasme of tautologie)uitdrukkingen (contaminatie)voorzetsels en werkwoorden met een vast voorzetsels (onjuiste herhaling)de woorden dat en als -of woorden die gelijk staan aan dat en als- (dat/als-constructie)Als je de fout niet kunt vinden, ontleed de zin vervolgens. Ga op zoek naar onderwerp en persoonsvorm en let op het getal van deze zinsdelen (incongruentie). of - bij samengestelde zinnen - de onderwerpen en persoonsvormen van beide delen van de zin (foutieve samentrekking, foutief beknopte bijzin). Hierna kun je naar het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kijken (verwijswoorden hun/hen of foutieve samentrekkingen)Heb je de fout nog niet gevonden, dan heb je zeer waarschijnlijk te maken met een losstaand zinsgedeelte of zinnen die ten onrechte zijn samengevoegd. Let hiervoor op het plaatsen van punten, komma’s of juist het ontbreken hiervan. a) De jeugd in Amsterdam en Den Haag heeft een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken.Correctb) Ellen en Deborah hadden een onvoldoende, omdat de leraar hun niet wilde helpen. Onjuist verwijswoord: hun staat hier op de grammaticale plek van het lijdend voorwerp en moet dus hen zijn.…, omdat de leraar hen niet wilde helpen.. c) De media heeft de affaire van het Nederlands elftal en de stripteasedanseres enorm opgeblazen. Incongruentie: het onderwerp van de zin, de media, is meervoud (enkelvoud is medium - denk aan museum/musea). De persoonsvorm heeft staat in het enkelvoud.De media hebben de affaire…d) Dit kopieerapparaat is stuk, dus iemand moet hem komen repareren. Onjuist verwijswoord: er wordt verwezen naar kopieerapparaat, een onzijdig woord, dus moet hem veranderd worden in het.…, dus moet iemand het komen repareren.e) Ik ben al jaren leraar en is een heel leuk beroep. Foutieve samentrekking: het onderwerp dat is weggevallen bij de samenstrekking, is niet hetzelfde onderwerp als dat van het eerste gedeelte van de zin ik. … en dat is een heel leuk beroep.f) Je moet een probleem natuurlijk eerst erkennen, voordat je kunt beginnen met het oplossen ervan.Correctg) Als vanavond de vrienden van je ouders komen, moet je hen vragen of ze in de vakantie op je hond willen passen. Foutief verwijswoord: hen staat hier op de grammaticale plek van het meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor, dus moet het hun zijn.…, moet je hun vragen… (of: …, moet je aan hen vragen…)h) Ik ben blij en verheugd je hier gezond aan te treffen. Tautologie: bij en verheugd heeft dezelfde betekenisIk ben blij…. / Ik ben verheugd…Tip: bereid je voor op de toets Formuleren door natuurlijk de regels goed te leren, maar ook door veel te oefenen en veel voorbeelden te zien. Daarnaast helpt het om de grammaticaregels goed te kennen. a) Woordkeus: herhaling van de jongen. Zinsopbouw: geen variatie in zinsopbouw, weinig afwisseling tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen, geen verbanden tussen zinnen aangegeven. De jongen was verliefd op het populairste meisje van de klas, maar hij was ook erg verlegen. Als deze jongeman naar school fietste, nam hij altijd een omweg, zodat hij geen klasgenoten tegen zou komen. b) Woordvolgorde: begrippen die bij elkaar horen, moeten naast elkaar geplaatst worden: niet iedereen durfde van die hoge rots af te springen. c) Woordkeuze: kies voor de Nederlandse variant van woorden: frontpagina = voorpagina, shoppingmall = winkelcentrum, in the picture = in de aandacht. Een betere Nederlandse zin zou zijn Op de voorpagina kreeg het nieuwe winkelcentrum veel aandacht.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.